In alle twaalf Drentse gemeenten is een lokale partij de grootste geworden, in het Gelderse Druten zit de komende vier jaar geen enkele landelijke partij in de gemeenteraad. Echt voor Barendrecht, dat in 2018 buiten het college werd gehouden behaalde woensdag 20 van de 29 zetels, in het Brabantse Reusel-De Mier-den kreeg Samenwerking meer dan de helft van de stemmen, in het Limburgse Stein verdelen de lokale partijen zestien van de negentien zetels. En het rijtje is aanzienlijk langer: lokale partijen behaalden in het hele land successen.
Dat had niemand hoeven verbazen, de gestage groei van de ‘lokalo’s’ is al sinds de jaren negentig gaande. Vier jaar geleden wonnen zij bijna 29 procent van de stemmen, nu 37 procent. Waarbij moet worden aangetekend dat ook lijstverbindingen van landelijke partijen bij beide percentages zijn meegeteld. Maar zonder die mee te tellen, gaat het ook om procentpunten winst.
Feit blijft dat lokale partijen twee keer zo groot zijn als de grootste landelijke partij, de VVD. Dat hun winst ten koste ging van rechts, links, confessioneel en andere lokale partijen. Dat zij nog steeds in vooral kleinere gemeenten ertoe doen, in twee van de vier grote steden, en inmiddels in de meeste gemeenten aanwezig zijn. Lokale partijen bestuurden al in 267 gemeenten mee. Aan dat beeld zal ten opzichte van vier jaar geleden weinig veranderen.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2022/03/anp-445657648.jpg)
Voorspelbare winst
De winst was ook te voorspellen. Veel lokale partijen zetten zich af tegen landelijke partijen. Ze zijn niet op één hoop te vegen (er zijn er ruim 800), maar zijn wel degelijk een partij-familie: de grootste groep bestaat uit centrum-rechtse en lokalistische partijen (vaak met namen als Gemeentebelangen) of uit protestpartijen (de Leefbaar-stroming), blijkt uit onderzoek van politicoloog Simon Otjes van Universiteit Leiden. In mindere mate gaat het om progressieve partijen of jongerenpartijen, die centrum-links georiënteerd zijn.
Die grootste groep voerde campagne onder het motto dat ze ánders zijn, door te zeggen dat zij als enige écht weten wat er lokaal speelt. Dat zorgt ervoor, zo bleek uit onderzoek van onder anderen bestuurskundige Julien van Ostaaijen van Tilburg University, dat kiezers die weinig vertrouwen hebben in landelijke politici in lokale partijen een alternatief zien. En dat het vertrouwen in de landelijke politiek daalde.
Daar komt bij dat kiezers die om die reden bij de Tweede Kamerverkiezing voor een nieuwe landelijke partij kozen, hun toen gekozen alternatief niet terugzagen in hun gemeente. De BoerBurgerBeweging, JA21, Volt en Bij1 deden in geen of weinig gemeenten mee. Hun kiezers moesten dus wel op zoek naar een alternatief. Dit is overigens geen nieuwe trend: de groei van lokale partijen gaat hand in hand met de landelijke versplintering, blijkt uit het onderzoek van Otjes.
Dat zoeken naar een alternatief gold ook voor de aanhang van de PVV - landelijk de derde partij, maar deelnemer in slechts 30 van de 334 gemeenten - en voor die van Forum voor Democratie – de grote winnaar bij de Provinciale Statenverkiezingen, die meedeed in slechts 50 gemeenten. De SP, Denk en de Partij voor de Dieren deden eveneens maar in enkele tientallen gemeenten mee.
De lage opkomst heeft de lokalo’s wellicht geholpen. Uit het Lokaal Kiezersonderzoek 2018 bleek dat de achterban van lokale partijen over het algemeen wat ouder is, en ouderen gaan vaker naar de stembus. Die achterban heeft ook meer vertrouwen in de lokale politiek, voelt zich sterk verbonden met de eigen wijk, het dorp, de gemeente of streek. Is vaker tegen windmolens en juist voor meer cameratoezicht. Thema’s die – bij gebrek aan één landelijk thema dat de afgelopen weken de boventoon voerde – op lokaal niveau wel speelden.