Volgende week wordt er gestemd voor de gemeenteraad. Uit onderzoek van adviesbureau Berenschot en onderzoeksbureau I&O research van deze week blijkt dat kunst en cultuur nauwelijks een rol spelen in de verkiezingen. Gevraagd naar onderwerpen die belangrijk zijn bungelt de verzameling ‘cultuur, muziek en evenementen’ vrijwel onderaan, ruim na groen, de aanpak van zwerfafval en zelfs burgerparticipatie. Slechts vijf procent van de ondervraagden noemde cultuur als één van de drie belangrijke onderwerpen, en één procent als het belangrijkste onderwerp.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data83116704-89f5d5.jpg)
Tegelijkertijd zijn er wel degelijk grote verschillen tussen de bedragen die gemeenten uitgeven aan cultuur. Gemiddeld gaf een Nederlandse gemeente in 2019 per inwoner netto 17 euro uit voor musea, 5 euro voor cultureel erfgoed, en 51 euro voor „cultuurpresentatie, -productie en -participatie” – de subsidie voor podia, gezelschappen, kunstonderwijs, kunstaankoop en dergelijke.
In die laatste categorie van ‘levende kunst’, zitten meer en minder voorspelbare koplopers als Amsterdam (142 euro p/i), Rotterdam (150 euro p/i), Assen (159 euro p/i) en ‘winnaar’ Tiel (167 euro p/i). Daartegenover staan gemeenten die niets op de begroting hebben staan voor kunst en cultuur, zoals Oudewater en Hardinxveld-Giessendam, terwijl ook ‘kunstenaarsdorpen’ Laren en Blaricum ver achterblijven met 10 en 11 euro per inwoner.
Cultuur concurreert met zorg
Die grote verschillen kunnen ontstaan omdat gemeenten niet verplicht zijn om ‘cultuur te bieden’, zoals ze dat wel zijn voor bijvoorbeeld jeugdzorg, wmo en onderwijs. En het geld voor al die (deels verplichte) taken komt uit dezelfde pot, zodat cultuur (zwembaden, bibliotheken, podia, muziekles) rechtstreeks moeten concurreren met jeugdzorg, ouderenzorg en afvaldiensten.
Die pot is het Gemeentefonds, het ‘vrij te besteden’ budget dat gemeenten krijgen van het rijk (wat ongeveer de helft vormt van het totale gemeentebudget). Maar, zoals de Groningse hoogleraar Economie van decentrale overheden Maarten Allers eerder deze week onomwonden tegen NRC zei: gemeenten krijgen te weinig geld van het rijk om hun verplichte taken uit te voeren, zeker na de omvangrijke decentralisatie van 2015 waar onvoldoende dekking tegenover stond. Dus hoewel gemeenten vrij zijn om geld te besteden aan cultuur, staat de daadwerkelijke besteding al jaren onder druk omdat de gemeenten toenemend in geldnood zitten.
„Zwembaden en bibliotheken sneuvelen als eerste”, zegt directeur John Bijl van het Periklesinstituut, dat tot doel heeft gemeentepolitiek te verbeteren. „Dat is moeilijk voor raadsleden, want het zijn voorzieningen die belangrijk zijn voor de leefbaarheid en de aantrekkelijkheid van gemeenten.”
De financiële nood is zo hoog dat gemeenten zelfs de coronasteun voor cultuur voor andere knelpunten gebruiken, schreef de taskforce culturele en creatieve sector woensdag aan de Tweede Kamer. Gemeenten hebben van het rijk coronasteun gekregen om hun cultuursector te helpen. Maar omdat dat geld niet is geoormerkt, kunnen gemeenten het ook aan andere knelpunten uitgeven, en dat gebeurt ook, zegt de taskforce. Zij willen dat staatssecretaris Gunay Uslu er bij gemeente op aandringt dat geld daadwerkelijk aan cultuur te besteden. Dat zou een nieuw gemeentebestuur in het coalitieakkoord kunnen vastleggen, suggereert de taskforce. De vereniging Nederlandse gemeenten heeft voor haar leden een lijst van aanbeveling om de cultuuruitgaven veilig te stellen.
Weeffout
Sommigen gaan verder. Het is „een weeffout in ons nationale beleidssysteem” dat cultuur voor de gemeenten ‘vrij’ beleid is, schrijft Quirijn van den Hoogen van de Rijksuniversiteit Groningen in de deze week verschenen Boekman #130 (publicatie van de Boekmanstichting) over lokaal cultuurbeleid. Het cultuurbeleid van gemeenten en het rijk zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, zegt hij. Anders dan misschien vaak gedacht wordt, geven gemeenten veel meer uit aan cultuur dan het rijk. Tweederde van het publieke budget voor cultuur komt nog steeds van de gemeenten, de rest van het rijk. Dat gemeentegeld gaat (voor zover het niet wegbezuinigd is) vooral naar infrastructuur – de gebouwen en plekken waar inwoners cultuur tot zich nemen zoals bibliotheken, schouwburgen, en concertzalen. Waar het rijk meer verantwoordelijk is voor de productie van cultuur, is voor gemeente de vraag „hoe die cultuur voor de lokale bevolking betekenis kan krijgen”, zegt Van den Hoogen.
Ook de Raad voor Cultuur liet donderdag in een „hartekreet” weten een bloeiende cultuur- en mediasector „nadrukkelijk als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijk, provincies en gemeenten” te zien. „Het weefsel aan culturele voorzieningen in Nederland is op veel plekken dun.”