Er zijn volop redenen waarom het verhaal van Herman en Jan Heukels interessant is. Allereerst is er het gegeven van twee broers uit een anti-Duits gezin die zich allebei bij de SS meldden. En allebei dienden ze de nazi’s op een bijzondere manier: door het maken van foto’s. Sommige daarvan zijn wereldberoemd. Het is vooral de reportage die Herman maakte op 20 juni 1943 van de razzia in Amsterdam die historicus Machlien Vlasblom ertoe aanzette een biografie te schrijven van de broers.
Bij het bekijken van die foto’s kun je veel gedachten hebben. Een daarvan is: Herman Heukels was een verdomd goede fotograaf, al was hij nog zo fout. Blijkbaar kon hij zich vrij bewegen toen hij vastlegde hoe 5047 Joden uit Amsterdam werden weggevoerd. Voor veel van hen zal het de laatste keer zijn geweest dat ze zijn gefotografeerd. Herman zat de mensen met zijn lens soms dicht op de huid. Zo maakte hij portretten, die tot doel lijken te hebben Joodse stereotyperingen te accentueren. Uniformen zijn er nauwelijks te zien. Wel te zien zijn de medewerkers van de Joodse Raad en de Joodse Ordedienst uit Westerbork die zijn komen helpen. ‘Het lijkt er haast op alsof de Joden zichzelf deporteren’, schrijft Vlasblom.
De foto’s stonden in de eerste grote standaardwerken over de Tweede Wereldoorlog, die van Abel Herzberg, Jacques Presser en Loe de Jong. Ze stonden ook op de omslag van het eerste fotoboek over de Jodenvervolging in Duitsland: Der Gelbe Stern (1960). Die foto’s zijn al reden genoeg voor deze biografie.
Wat extra fascineert: het enige dat de broers gemeen lijken te hebben is dat ze uit een gereformeerd gezin kwamen en ouders hadden die niks van het nationaal-socialisme moesten hebben. Voor de oorlog leidden ze heel verschillende levens. En toch namen ze allebei dezelfde, verkeerde afslag.
Jan, de oudste, is er één van het type twaalf ambachten, dertien ongelukken. Zoals zijn moeder later over hem schreef: ‘Jan probeerde van alles, doch het bleef steeds bij proberen.’ Vanaf 1937 probeert hij het als fotograaf, maar erg succesvol is hij niet. Jan heeft schulden.
Goud- en zilverwerk
Het is duidelijk dat Herman, geboren in 1906 en twee jaar jonger dan zijn broer, voorbestemd is om de zaak van hun vader over te nemen. Die verkoopt in Zwolle eerst horloges en goud- en zilverwerk. Later komen daar brillen bij, en uiteindelijk fotocamera’s. Zakelijk gaat het Herman voor de wind. Niet alleen dankzij de winkel, hij maakt ook naam als fotograaf. In zijn werk komen twee nieuwe disciplines samen, die van de portretfotografie en de volkskunde. Beide zijn in de jaren dertig in opkomst. Het is prettig dat Vlasblom bij het vertellen van haar verhaal in kaders veel context biedt, bijvoorbeeld over de ontwikkeling van de portretfotografie en de kleinbeeldcamera. En dat er, onontbeerlijk natuurlijk, veel foto’s in het boek staan.
Als Duitse soldaten in mei 1940 Zwolle binnenmarcheren, vraagt Herman aan een officier of hij daar foto’s van mag maken. Het mag. Herman ontwikkelt de opnamen en legt ze in de etalage van zijn fotozaak. Dat trekt de aandacht van Duitse soldaten: ze komen de foto’s massaal bekijken en vragen Heukels en zijn medewerkers om hun eigen opnamen te ontwikkelen. Door gesprekken met die soldaten raakt Herman er naar eigen zeggen van overtuigd dat ‘als Duitsland de oorlog zou verliezen ook Nederland niet kan bestaan.’ In juli van het eerste oorlogsjaar meldt hij zich als lid aan bij de NSB.
/s3/static.nrc.nl/images/stripped/0205specweitzner1.jpg)
Herman zet zijn werk als persfotograaf voort, niet alleen voor kranten maar ook voor nationaal-socialistische bladen. Oude klanten en opdrachtgevers laten hem vallen, maar daar staat veel tegenover: Herman groeit uit tot onofficiële fotograaf van de SS. Foto’s die hij maakt van sportende en marcherende mannen in een opleidingskamp in München blijken belangrijke propagandabeelden voor de SS.
Uiteindelijk meldt Herman zichzelf ook aan bij de SS. Hij komt niet verder dan Berlijn, omdat hij wordt ontslagen wegens psychische problemen. Wat er precies aan de hand is, is niet helemaal duidelijk. In ieder geval, schrijft Vlasblom, is hij ‘gewogen en te licht bevonden.’
Foto’s NIOD
Terug in Nederland neemt de collaboratie van Herman steeds ernstiger vormen aan. Hij gaat werken bij het gewestelijk arbeidsbureau, waardoor hij betrokken raakt bij een staking van arbeiders die weigeren in Duitse fabrieken te gaan werken. Herman bedreigt ze met een pistool. In Den Haag en Amsterdam treedt hij op als Verwalter (zaakwaarnemer), waardoor hij zich eigendommen van Joodse ondernemers kan toe-eigenen. Als hij in 1943 in Amsterdam op straat een Joodse bekende uit Zwolle tegenkomt, achtervolgt hij de man waardoor die gearresteerd wordt. Hij zal later overlijden in Auschwitz.
Jan vertrekt in september 1940 naar Berlijn om als fotograaf aan de slag te gaan. Geld verdient hij vooral door kerkelijke huwelijken te fotograferen. In maart 1942 meldt ook hij zich bij de SS. Als Kriegsberichter belandt hij in Wit-Rusland, op de Balkan, Italië, en in september 1944 in Nederland, tijdens de Slag om Arnhem. Informatief en lezenswaardig zijn de passages over het belang van propaganda aan het front. Eenheden zoals die van Jan moesten de vijand ontmoedigen door middel van radio-uitzendingen en pamfletten, de zogeheten Flugblättern, die over de linies geschoten werden. Jan schrijft naar huis dat hij een donkere kamer heeft en in Wit-Rusland op patrouille gaat om de ‘in de bosschen zich bevindenden partisanen te verdrijven’. Dat is niet vreemd, stelt Machlien Vlasblom: ‘bij SS-Kriegsberichter gingen wapen en camera hand in hand’. Zelf schrijft Jan vanuit Mogiljov, Wit-Rusland, vrolijke berichten aan zijn familie, zoals eind 1942: ‘Het leven is hier rustig, geregeld, gezond, veilig. Wij hebben witte kerstdagen’. Over de moordpartijen die de SS in deze regio aanricht vertelt hij niets.
De belangrijkste reden om een verhaal als dat over Jan en Herman Heukels te willen lezen is waarschijnlijk toch dat je wilt begrijpen waarom zij deden wat ze deden. En misschien zoek je ook wel iets van geruststelling: een reden om te denken dat je het zelf in gegeven omstandigheden beter zou hebben gedaan. Bijvoorbeeld omdat de plegers van oorlogsmisdaden maatschappelijke randfiguren waren, of geestelijk minder begaafd. Maar in de biografieën van de gebroeders Heukels is weinig te vinden dat hen voorbestemde om nazi’s te worden. Ze kiezen aan het begin van de oorlog partij, en daarna gaan ze zo ver de verkeerde kant op dat terugkeren geen optie meer is.
Vlasblom had naast de foto’s veel brieven waarmee ze haar verhaal kon vertellen. Maar naar motieven blijft het helaas gissen. Daarom neemt ze iets te vaak haar toevlucht tot vragen, bijvoorbeeld als ze probeert een verklaring te vinden voor Jans besluit om zich bij de SS te melden. ‘Heeft Herman zijn oudere broer ervan weten te overtuigen ook deze stap te zetten ? (…) Is het een impulsieve actie? (…) Was hij zoals wel vaker platzak?’ We weten het niet.
In de brieven die beide broers na de oorlog schrijven, tonen ze wel spijt, vooral over wat ze hun familie hebben aangedaan. Maar in zelfinzicht blinken ze niet uit. In een brief die hij in april 1947 vanuit een interneringskamp verstuurt, probeert Herman het wel, als hij schrijft over het ‘spotten op de Bijbel en het vloeken wat we deden. Hoe ruwer hoe mooier. En spotten met huwelijksbanden en vaderland. Wij waren supermannen. Wat is er nu van overgebleven?’