Recensie

Recensie Boeken

Hoe vertaal je in godsnaam een boek met alleen de klinker ‘e’? (●●●●●)

Georges Perec Beperking bevrijdt, was Perecs literaire overtuiging, dus op zijn boek zónder de letter ‘e’ volgde een werk met enkel die klinker. Vijftig jaar na verschijnen is het vertaald – een virtuoos huzarenstuk.

Foto Lucio Beltrami / Getty Images

‘J’erre près des berges de l’Elster. Elles sentent le genêt et les evergreens. Des gens blêmes, sevrés de mer, pêchent des brèmes et des espèces de flets.

Is uw Frans wat roestig geworden? Dan volgt hier de Nederlandse vertaling: ‘Elsters bermen werden m’n zwerfstreek. De brem en de evergreens beheersten de ether. Bleke mensen, geen enkele met zeebenen, hengelden er zeelt en sneep weg.’

Is dit beter? Duidelijk is in ieder geval dat we hier met een heel bijzondere tekst te maken hebben, zowel in het Franse origineel als in de Nederlandse vertaling. Het gaat om een fragment uit Les revenentes van Georges Perec, uit 1972, en de recente vertaling van Guido van de Wiel, De wedergekeerden.

Het eerste boek dat ik van Perec las, was Les choses (De dingen), zijn debuutroman uit 1965, over twee jonge mensen, ‘psychosociologen’, die marktonderzoek doen naar het consumptieve gedrag van hun tijdgenoten en en passant van zichzelf. Dingen verzamelen, objecten aanschaffen – dat is wat het gros van de mensen dan al bezighoudt. Perec (1936-1982) kreeg de Prix Renaudot voor het boek, dat vooral als een sociologische analyse van het toenmalige Frankrijk werd gezien. Niets wees er nog op dat Perec een van de origineelste schrijvers van Frankrijk zou worden.

Autobiografische laag

Zijn oeuvre werd volstrekt uniek. Het heeft een sociologische, opsommende, romaneske of ludieke inslag en enkele van zijn titels, zoals W ou le souvenir d’enfance (W of de jeugdherinnering, 1975) en La vie mode d’emploi (Het leven een gebruiksaanwijzing, 1978) gelden als moderne klassiekers. Bij Perec zit onder ieder boek een verborgen autobiografische laag, die hij steeds op een andere manier vormgeeft. Zijn ouders emigreren vanuit Polen naar Parijs, waar Perec in 1936 wordt geboren. Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog sneuvelt zijn vader, die zich als vrijwilliger bij het leger had gemeld. Zijn Joodse moeder wordt opgepakt en verdwijnt naar Auschwitz. Hun zoon brengt de oorlog door bij zijn oom en tante in de Vercors. Die verdwijning, die wond, die leegte, is de bron van Perecs schrijverschap, die op alle mogelijke manieren cirkelt rond de verbeelding van het gemis.

Zo verscheen in 1969 La Disparition (’t Manco), een tekst waarin de letter e ontbreekt. Perec is dan lid geworden van de OuLiPo, Ouvroir de Littérature Potentielle, een groep schrijvers en wiskundigen die zichzelf bij het schrijven een bepaalde vormdwang oplegt, onder het motto ‘beperking bevrijdt’. De wedergekeerden, dat drie jaar na La Disparition verschijnt, kent een specifieke, tegenovergestelde regel: de auteur mag alleen de klinker e gebruiken, de andere klinkers gaan in de ban. Het levert een taalkundig bijzonder en inhoudelijk bizar boek op. Perec vormt veel dialogen, uitroepen, werkt met hoofdletters en vraagtekens. Zijn klinker e neemt de plaats in van ‘ei’ (Sène voor Seine, ‘nège’ voor ‘neige’), van de ‘ai’ (‘Je l’hême’ voor ‘je l’aime’, ‘frencèze’ voor ‘française’) of van de ‘i’ (‘extermeener’ voor ‘exterminer’). Hij kiest eigennamen met veel ‘e’s (René de Merelbeke, Thérèse, Mehmet, mémé Berthe) en ook zijn werkwoordsvormen zijn gekozen volgens de vormdwang die hij zichzelf oplegde. Wie de tekst enigszins wil begrijpen doet er goed aan hem hardop te lezen, iets wat ook geldt voor de Nederlandse vertaling.

We hebben hier dus te maken met een lipogrammatische exercitie, een uitdagend taalspel en een complexe taalkundige puzzel. Het ‘avontuur van het schrijven’ gaat vóór het ‘schrijven van het avontuur’.

Lees ook: Ingebouwde vergeefsheid; Magistraal boek van Georges Perec over almacht, onvermogen en vergetelheid

Perverse orgie

Maar gaat het boek ook ergens over? Er is sprake van seks en (letterlijke en overdrachtelijke) edelstenen, van Berbers die een vrouw ontvoeren en van juwelen die geroofd worden van een filmster, Bérengère de Brémen-Brévent. Vooral pakt Perec tientallen pagina’s uit met een seksuele, perverse orgie in een kerk in Exeter. Je waant je even in het werk van Marquis de Sade of Catherine Millet.

In de Nederlandse vertaling, zonder meer een huzarenstukje van Guido van de Wiel, lees je dan bijvoorbeeld paginalang alinea’s als: ‘Kenneth keerde Bebel met het Letselteken, ketste hem ’n z’n reet en bereed hem, Herbert leek net een keffertje en bleek bezeg Peters testekels te bewerken met z’n speeksel, terwel Dédé Benedek hem behendeg penetreerde en Celse evenwel speeksel-lepelend één werd met Stephen Brewster, welke zech ferm tegen etter Ernest preste en z’n vleeszwengel heen en weer bleef trekken’. Perec leeft zich uit, naar binnen gekeerd, absurdistisch en vrolijk exuberant. En ja, het zijn ‘bedenkeleke feesten en enerverende excessen’, zoals hij ook ergens schrijft.

Dat Guido van de Wiel jarenlang aan de vertaling van dit lipogrammatische, wiskundig-cerebrale boek werkte verdient lof. Hij laat zijn vertaling voorafgaan door een verhelderende inleiding en de dolende lezer kan ook terecht bij twee online te raadplegen achtergronddocumenten.

Als lezer ben je onder de indruk van de virtuoze taalkundige spelkwaliteiten van de Franse auteur én van het grondige vertaalwerk. Maar raken doet het je niet.