Reportage

Met Kamagurka en Herr Seele in showbizzland

Reportage | Roadie bij Kama & Herr Seele „Jij lijkt wel die bultenaar uit Parijs, hoe heet hij ook alweer?” ging als rekwisietenassistent op theatertournee met Kamagurka & Herr Seele. Een verhaal over klokkenluiders en boterhammen.
Kamagurka en Herr Seele in het Scheldetheater in Terneuzen.
Kamagurka en Herr Seele in het Scheldetheater in Terneuzen. Foto Wouter Van Vooren

De versoepeling van de lockdown eind januari was een complot, opdat Vlaanderens favoriete zonen, Kamagurka & Herr Seele, met hun theatertournee The Return of The Comeback naar Nederland konden worden uitgezonden. En wel omdat de bevrijdende lach, beter gezegd geestigheid, hét probate geneesmiddel is tegen de bijwerkingen die de bestrijding van het virus met zich meebrachten, misschien tegen het virus zelf. Schreef Erasmus niet aan het einde van de Lof der Zotheid: „De geest zal dan het lichaam opslorpen, omdat hij de sterkste is, en dus de overwinnaar”? Nederland moest eens goed buiten zichzelf raken. In het zuiden was de nood het hoogst, begin februari zou de tournee daarom in Helmond beginnen met snel daaropvolgend Den Bosch (toen Erasmus daar schoolging, heerste de pest) en Venlo. Heilzamer dan carnaval. Ja, ik maakte deel uit van dit spiritueel-medische complot, als roadie ofwel rekwisietenassistent. Voor het eerst in mijn leven.

„De maaltijd van de humorist mag niet te zwaar zijn”, schreef Herr Seele (62) me in de aanloop naar de première, en dat we misschien maar boterhammen moesten meenemen. Bij een humorist ben je net als bij een politicus voortdurend op je hoede: zou het geen flauwekul zijn? Voor de zekerheid sloeg ik potten pindakaas in. Toen de heren vlak voor de tournee tijdens een lunch in het viersterrenhotel Thermae Palace in Oostende, woonplaats van Herr Seele, door het Eindhovens Dagblad werden geïnterviewd, bleek Kamagurka (eeuwig jong) zijn eigen boterhammen te hebben meegenomen om ze stiekem onder de tafel op te eten. „Eigen boterham eerst”, excuus „Eerst onze boterhammen”, waren kennelijk écht de leuzen van het VA (Vlaams Absurdisme). Het nieuwste handboek: En nu is het aan onze boterhammen. Alles in het belang van een waarlijk gezond volk. De Nederlanders mochten nu meeprofiteren.

Lees veel meer over Kamagurka en Herr Seele in NRC

‘Wat wij doen is anti-standup, wij liggen desnoods’

In cultureel centrum de Cacaofabriek in Helmond maak ik kennis met Vincent, onze vriendelijke technieker (Vlaams voor ‘technicus’). Herr Seele arriveert olijk lachend in zijn legendarische camionette (bestelwagen) volgespoten met vrolijke graffiti. Hij is steevast oneigentijds stijlvol gekleed, overjas en hoed, daaronder een vintage pak met gele das en Cowboy Henk-schoenen. We beginnen direct met uitladen. In de laad- en losruimte lopen we langs een aantrekkelijke dame, ze werkt bij het aanpalende reclamebureau. „Wij zitten in de showbizz”, zegt Herr Seele en resoluut stappen we het podium op. In de popzaal staan tafeltjes en stoelen, het lijkt een nachtclub. Als Vincent begint met opbouwen gaan Herr Seele en ik wat drinken in het café, Kama is nog onderweg vanuit Brugge. Van koffie en thee stappen we al snel over op bier. „Het maakt me niet uit als mensen niet lachen”, zegt Herr Seele. „Wat wij doen is een vorm van rock-’n-roll, volkskunst, nonsens. Alle remmen los. People need it! Wij vervangen de religie, door het geestige.”

Hij neemt geen pauze. „Als wij dit niet zouden brengen, dan zou er alleen maar ‘lachen, gieren en brullen’ bestaan, en dat zou een enorme verarming zijn. Dit surrealisme móét bestaan, en betaald door de staat, anders krijg je alleen parochiezaalhumor, kennen jullie dat?”

Een snelle slok bier. „Wat wij doen is ook anti-standup, wij liggen desnoods. Het kind van vijf jaar, amoreel, die vorm beoefenen wij. De verwondering.”

We staan op en lopend richting de deur zegt hij: „Eigenlijk haat ik moppen, ik ga voor de waanzin!” Op dat moment komt Kama aangelopen.

Beeld uit de voorstelling ‘The Return of the Comeback’.
Foto Wouter Van Vooren
Tekening van Kamagurka.
Foto Wouter Van Vooren
Beeld uit de voorstelling ‘The Return of the Comeback’.
Foto Wouter Van Vooren
Kamagurka eet tussendoor een boterham.
Foto Wouter Van Vooren

‘Ik ga nog even een tekening maken’

Direct begint Herr Seele me te koeioneren, waarop Kama vraagt: „Zeg, volg jij die orders van hem op?” Ik word eropuit gestuurd om een heel, ongesneden brood te kopen. Eenvoudig, maar omdat het tegen sluitingstijd loopt, is succes niet gegarandeerd en ik wil niet meteen bij mijn eerste opdracht met lege handen terugkomen. Kama zegt: „Ik ga nog even een tekening maken.” En ontspannen neemt hij plaats in het café. Broden kun je jammer genoeg niet uit je mouw schudden, maar gelukkig vind ik in het centrum van Helmond een langgerekt rond ongesneden brood dat lijkt te voldoen aan de beschrijving door Herr Seele van het Vlaamse brood. Ik maak voor de zekerheid een foto en deel hem in de wilde app-groep waaraan ook onder anderen de echtgenotes van beide artiesten hartstochtelijk deelnemen. „Wat is dat?”, schrijft Kama. Het andere brood dat ze hebben, een normaal Nederlands brood, voldoet gelukkig. Die komt te weken in een emmer water achter een schildersezel met paneel waarop het programma van de voorstelling staat met titels als ‘Los trios Panathinaikos’, maar ook ‘Bij de bakker’.

Het podium lijkt een uitgepakte verkleedkist, sommigen spreken van een kringloopwinkel. Een feest voor het oog. In een razend tempo inventariseren Herr Seele en ik de talloze rekwisieten – Herr Seele, immer ecologisch bewust, heeft A4’tjes uit de papiercontainer gevist waarop ik kan noteren – want ik moet weten waar alles ligt, en snel een beetje. Eigenlijk hád ik het al moeten weten. „Pas op, deze is heel fragiel”, zegt hij bloedserieus over mijn favoriete rekwisiet: de buitenbaarmoederlijke zwangerschap. Een klein ventje met bontgekleurde kleding. We lachen niet om het trauma, we lachen dankzij het trauma.

‘Jij bent Quasimodo, Quasimodo van het Louvre’

„Het is van het allerhoogste belang dat alles op zijn plaats ligt”, zegt Herr Seele. Bij het uitladen had hij al gemeld dat ik waarschijnlijk nog niet bekend was met het dwingende van absurdisme. Inmiddels meer dan me lief is, mijn hoofd tolt. „Kama gaat ervan uit dat alles er ligt”, voegt hij eraan toe. Leven: erop vertrouwen dat zaken ergens te vinden zijn: je eigen neus, de revolver in het nachtkastje, het gezond verstand. Zo niet, dan ligt het absurdisme, in feite de extreme verschuiving, op de loer, ook verschuiving van identiteiten. Absurdisme lijkt de weerslag van ontwrichting (pandemie, oorlog, trauma) en misschien ook de voorbereiding daarop, op het ontbreken van enig houvast.

Als ik iets oppak zegt Herr Seele: „Jij lijkt wel die bultenaar uit Parijs, hoe heet hij ook alweer?” „Quasimodo”, antwoord ik, waarop Kama zegt: „Jij bent Quasimodo, Quasimodo van het Louvre.”

De identiteit, een rekwisiet. Tijdens de voorstelling zal ik met een kussen achterop mijn rug onder mijn trui het podium opkomen als er iets rechtgezet of achter het decor geplaatst moet worden. Even ontstaat er paniek bij Herr Seele, want een rekwisiet, de jas van Valentina, lijkt te ontbreken, maar wellicht zal hij in Oostende worden gelokaliseerd door Ines, die de tournee daarvandaan organiseert.

‘Of ze lachen of niet, dat kan ons geen reet schelen’

Het is bijna showtime. De heren verkleden zich en Herr Seele, gestoken in een mintgroen tuxedo suit uit de cowboystaat Kansas, scheert nog snel zijn kale hoofd: „Ik zou niet kunnen optreden met stoppels.” Vervolgens smeert hij zijn hoofd in met een olie om hem te laten glimmen. Tijdens het tandenpoetsen zegt hij trots: „Wij hebben energie omdat wij zo gezond eten.” Al zijn leven lang zweert Herr Seele bij macrobiotiek, Kama put zijn geheime krachten vermoedelijk uit boterhammen, gesmeerd door zijn vrouw uiteraard.

Vlak voordat we ons naar beneden richting de zaal reppen – ik voel de opwinding; is het de geest die begint te stromen? – benadrukt Herr Seele: „Of ze lachen of niet, dat kan ons geen reet schelen.” Dat stelt me enigszins gerust; ook al hoef ik niet veel te doen, ik ben toch nerveus. Op het podium blijkt het brood in de emmer volledig doorweekt. Niet de bedoeling. „Dit had jij kunnen zien, als roadie”, zegt hij bestraffend. Wanhopig repliceer ik: „Het is mijn eerste dag!” „Dat speelt geen rol”, antwoordt hij met uitgestreken gezicht, terwijl hij een stuk karton uit de papiercontainer plukt om de langgerekte spons op te leggen.

Lees ook: de recensie van ‘The return of the comeback’

‘Ook achter het toneel moet je voorovergebogen blijven lopen’

De voorstelling zit vol snelle alogische wendingen, non-communicatie en woordgrappen. Verschuiving, die de geest wendbaarder maakt, begint vaak met taal, het incidentele verschil tussen het Vlaams en het Nederlands verhoogt het absurdisme. Verder travestie, identiteitswisselingen, ‘domme’ moppen en desoriënterende anekdotes, doordesemd met ironie. Alles wordt gebracht met een besmettelijk plezier, eigenlijk zijn het gewoon twee kwajongens die nooit zijn opgehouden iets samen uit te vreten, met elkaar te spelen – als kunst haar speelsheid verliest, dan houdt ze op kunst te zijn – maar zoals bekend is de regisseur, ook bij absurdisme, om goede redenen een dictator, met hier en daar wat broodkruimels genade. „Achter het toneel moet je ook voorovergebogen blijven lopen”, gebiedt hij als ik een deur rechtop heb gezet en zo snel mogelijk verdwijn van het toneel. Maar ik ben immuun, juist backstage voel ik de geneeskrachtige werking van het absurdisme. Niet in het publiek noch op het podium, maar in de tussenruimte, half verstopt achter een gordijn, de duisternis, met uitzicht op alles (tijdens de expliciete balletscène roept Kama me achter het toneel fluisterend toe: „Jij hebt daar wel goed uitzicht, hè”).

Quasimodo begreep de klokken, schreef Victor Hugo, zo probeer ik de rekwisieten te begrijpen. Slechts af en toe verschijn ik omdat het me door mijn meester wordt opgedragen, mijn groteske uiterlijk toont wat zich bergt achter het absurde: het irrationele. Op één moment sluit ik even mijn ogen en zie wat flitsen. Geen scalpel, maar het slachtmes, een van de geliefde rekwisieten tijdens de Never Ending Tours op het wereldtoneel. Where you headed, cowboy?