Revolusi! Deze week begint in het Eye Filmmuseum in Amsterdam een filmserie over de onafhankelijkheidsstrijd in Indonesië, aansluitend op de gelijknamige expositie in het Rijksmuseum. Die opende in januari met veel misbaar toen mede-conservator Bonnie Triyana in deze krant bepleitte de term ‘Bersiap’ te cancelen als zijnde racistisch. Bersiap, letterlijk ‘wees paraat’, verwijst naar de golf geweld tegen Nederlanders en Indische Nederlanders na de Japanse capitulatie, die zo’n zesduizend levens eiste.
Zo was er in 2020 ook gedoe rond speelfilm De Oost van Jim Taihuttu, over de bloedige campagne van kolonel Raymond Westerling om Celebes te ‘pacificeren’. Maar bij het onderzoek naar de politieke en militaire strijd in 1945-1949 hielden de snel opgewonden veteranen-lobby’s zich afgelopen maand gedeisd. Dat Nederland zich collectief schuldig had gemaakt aan ‘systematisch extreem geweld’ – zeg maar oorlogsmisdaden – was te grondig gedocumenteerd. Premier Rutte maakte excuses voor „wegkijken, afschuiven en een misplaatst superioriteitsgevoel” van toen. Een ‘nationale zelfreiniging’ met als charme dat als iedereen schuldig is, niemand schuldig is.
De dekolonisatie van Indonesië is in Nederland al driekwart eeuw een open wond, constateert Leo van Hee van het Eye Filmmuseum, die Revolusi! samenstelde. Omdat we de strijd verloren en aan de verkeerde kant van de geschiedenis stonden. Hoewel lastig te vergelijken, wijst hij erop dat het trauma van de verloren Vietnamoorlog in de VS al direct tot talloze verwerkingsfilms leidde; Saigon viel in 1975, Apocalypse Now volgde in 1979. Hier bleef het tot in de jaren negentig stil; pas toen waren er de bioscoopfilms Oeroeg (1993) en De Gordel van Smaragd (1997).
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/05/data70485627-4f7d09.jpg)
Strijdfilms
Dat is in Indonesië heel anders: daar is de onafhankelijkheidsstrijd de nationale stichtingsmythe. Al in 1950 werd de eerste perjuangan-film (strijdfilm) opgenomen: triomfantelijke films over nationaal ontwaken en heldenmoed, worstelen en bovenkomen. Perjuangan-films gaan doorgaans over een groep brave moslimjongens die gehard raakt door oorlogsmisdaden van, en gevechten tegen de Nederlandse onderdrukker, afgebeeld als kille, brute en bloeddorstige drinkebroers.
Filmhistoricus Arnoud Arps, die promoveert op de perjuangan-films van de afgelopen tien jaar, onderscheidt drie golven in het genre, waarvan de derde rond 2009 aanving. Het betreft nu vrij gelikte blockbusters die heel soms milde kritiek bevatten op het revolutionair geweld van pemuda’s – vrijheidsstrijders – of begrip voor Nederlandse boeven. Zo blijkt in de succesvolle Merdeka-trilogie de oorlogsmisdadiger kolonel Raymer, gebaseerd op Raymond Westerling, getraumatiseerd door Jappenkamp en Bersiap: zijn vrouw werd de keel doorgesneden.
Van dat soort nuances is geen sprake van het in het Eye vertoonde Kadet 1947, een volgens Hollywoodrecept gemaakte perjuangan-film uit 2021 vol zonsondergang, aanzwellend koperwerk en martiaal tromgeroffel. Top Gun op Java, met een groep jonge honden die discipline leert en piloot wordt. Uiteraard brandt er een dorp – vaste prik in dit soort films – en lopen wrede Nederlanders met bosjes in hinderlagen wanneer de jonge piloten op onderdelenjacht gaan om hun houtje-touwtjevliegtuigen gevechtsklaar te maken voor een surprise-bombardement.
Veel perjuangan vertoont Revolusi! helaas niet: als Nederlander is het best verfrissend landgenoten als SS’ers aan het werk te zien. Wel is er de nogal statische arthousefilm Soegija (2012), die de jaren veertig toont door de ogen van de alom gerespecteerde katholieke bisschop Albertus Soegijapranata, een interessante afwijking van het gebruikelijke moslimperspectief. Filmisch boeiender is After the Curfew uit 1954, een emotioneel veteranendrama naar Amerikaans model over een oud-strijder die te idealistisch en naïef is om in het burgerleven te aarden. Hij vermoedt terecht dat zijn toenmalige commandant, inmiddels zakenman, hem opdracht gaf om ‘spionnen’ te executeren zodat hij hun sieraden kon stelen.
Koloniaal avontuur
En de Nederlandse kant? Revolusi! draait Nederlandse propaganda van eertijds, alsmede films over verdrongen trauma’s. Zo is er de korte horrorfilm Hantu (2021), waar een bejaarde Indo-Europese dame de Bersiap herbeleeft.
Qua bioscoopfilm zijn er drie titels: Jim Taihuttu’s De Oost (2020), Hans Hylkema’s Oeroeg (1993) en Fons Rademakers Max Havelaar (1976). Films waar een Hollandse held met frisse moed een koloniaal avontuur aanvangt om ten slotte gedesillusioneerd af te haken. Koloniaal ambtenaar Max Havelaar neemt het anno 1855 op voor ‘de inlanders’ die gekneveld worden door de regent (inheemse vorst) van Lebak. Johan ten Berghe keert in 1947 als luitenant naar de ouderlijke theeplantage terug in de hoop zijn verloren koloniale wereld en zijn vriendschap met de Indonesiër Oeroeg te herstellen. Johan de Vries wil als zoon van een NSB’er in De Oost zijn vaderlandsliefde bewijzen, maar dreigt onder kolonel Raymond Westerling een oorlogsmisdadiger te worden.
Drie helden van goede wil leren dat Indonesië niet zit te wachten op een witte redder en dat ze radertjes zijn in een systeem van uitbuiting en onderdrukking in een land waar ze niet thuishoren. Zo ontdekt Johan ten Berghe de kloof van ras en status die altijd gaapte in zijn gekoesterde vriendschap met Oeroeg.
Vergeleken met Vietnam een late en magere verwerking inderdaad, maar Nederland beschikt ook niet over een Hollywood: tot diep in de jaren zestig werden er nauwelijks speelfilms gemaakt. Zo’n film in Indonesië maken is bovendien duur en lastig. Jim Taihuttu had bij De Oost te kampen met bureaucratische chicanes, argwanende militaire waarnemers op de filmset en weggespoelde decors, Hans Hylkema bij Oeroeg met noodweer, collectieve diarree en weinig gedisciplineerde figuranten.
Al zal de cultuur van verdringing en collectief zwijgen zeker een rol hebben gespeeld. In 1993 viel de belangstelling voor het verdienstelijke Oeroeg met 190.000 bezoekers nogal tegen. En waren er protesten van veteranen die vielen over een scène waarin een Indonesische guerrillastrijder met onder andere een accu wordt doodgemarteld. Een scène die ook in De Oost opduikt en teruggrijpt op het opzienbarende tv-interview van veteraan Joop Hueting over oorlogsmisdaden uit 1969.
Of met De Oost en alle recente publiciteit over onze vergeten oorlog in Indonesië meer films over het koloniale verleden volgen? In 2020 kondigde productiehuis NL Films een nieuwe versie van Max Havelaar aan, met Shariff Korver als regisseur. Paul Verhoeven bezint zich al tijden op een speelfilm – of tv-serie – naar Couperus’ De Stille Kracht, over Nederlandse kolonialen die weinig vat hebben op hun tropische onderdanen.
Of die doorgaan is de vraag. Het blijven lastige en dure films die veel gedoe en weinig recette beloven. Zo deed oorlogsepos De Slag om de Schelde het recentelijk een stuk beter dan De Oost. De Tweede Wereldoorlog biedt alle ruimte aan Nederlands heldendom en slachtofferschap, de dekolonisatie niet – anders dan in Indonesië. Je bekijkt de films met een zeker onbehagen. En op onbehagen kan een publieksfilm niet draaien. Ook als het koloniale verleden in Nederland niet langer wordt verdrongen, is het geen aantrekkelijk onderwerp voor speelfilms.