„Huisvesting”, zeggen de Delftse studenten Frank Schilperoort (23) en Rein Roeleveld (25). „Een van de redenen dat ik nog in mijn studentenhuis woon, is dat als ik ga verhuizen ik twee keer zoveel moet betalen”, zegt Schilperoort. Er worden studio’s gebouwd bij de campus van de TU Delft, vertelt Roeleveld, maar daar heb je geen huisgenoten. „Corona heeft geleerd hoe belangrijk die zijn.”
„Woonruimte”, zeggen vriendinnen Erna Groot (53) uit Afferden (Limburg) en Irma Kreuning (57) uit Heerhugowaard (Noord-Holland). Hun echtgenoten knikken instemmend. De volwassen zoon van Irma huurt in het Amsterdamse Bos en Lommer voor 1.600 euro per maand. „Hij kan geen hypotheek krijgen”, zegt Erwin Kreuning (58). Robert Groot (54) vertelt over appartementen die in hun dorp zijn gebouwd: „Toch weer voor oude mensen.”
„Huizen”, zegt ook de 59-jarige postbode Toon uit Delft. Hij geeft zijn achternaam liever niet. Zijn ene dochter heeft na tijden op een wachtlijst „eindelijk” woonruimte. De jongste huurt particulier. „Ze wordt altijd als zesde uitgenodigd om een huis te bekijken. Nooit als eerste.” Vriend Sjoerd, een 59-jarige docent uit Midden-Delfland, zegt: „Het is slappe hap. Er zouden bij ons al woningen gebouwd zijn. De vergunningen zijn afgegeven, concreet staat er nog niets.”
Vraag op een zonnige zondagmiddag op de Markt in Delft wat mensen de komende vier jaar verwachten van hun gemeente en wat ze willen dat een nieuw college voor elkaar krijgt, en woningbouw komt vaak én snel als antwoord. Over een week zijn de gemeenteraadsverkiezingen.
Die hoge verwachtingen van inwoners over wat hun gemeente kan doen – over woningbouw, maar ook op andere terreinen -– kunnen maar ten dele waargemaakt worden. Door geldgebrek, door landelijke wetgeving en door (verplicht) regionaal samenwerken, heeft de gemeente steeds minder ruimte om zelf plannen te maken of uit te voeren, zo blijkt uit een groot onderzoek van onderzoeksbureau I&O Research en organisatieadviesbureau Berenschot.
Eerste overheid
Lokale bestuurders zien hun gemeenten graag als „eerste overheid”, de overheid die het dichtst bij de burger staat. Op veel terreinen zijn gemeenten steeds vaker uitvoerder van rijksbeleid. Wethouders en raadsleden die al langer meedraaien, waarschuwen de nieuwkomers: temper verwachtingen van kiezers, want gemeenten kúnnen er niet aan voldoen. Het risico is dat inwoners hun vertrouwen ook in de gemeente verliezen.
Neem wonen. Het is voor 44 procent van de kiezers – vooral aan de linkerkant, voor jongeren en voor mensen met een laag inkomen – en voor de helft van de inwoners van de drie grote steden het belangrijkste verkiezingsthema, blijkt uit het onderzoek. Het Rijk wil 100.000 woningen per jaar bouwen en wil daarover prestatieafspraken maken met gemeenten.
Kiezers schatten de invloed van hun gemeentebestuur en -raad hoog in: 46 procent van de ondervraagden die ‘betaalbaar wonen’ het belangrijkste onderwerp vindt en 38 procent van hen die dat niet belangrijk vindt, denkt dat de gemeente hier volledig of grotendeels over gaat.
Maar een gemeente kan beperkt iets doen aan de vraag naar woonruimte: ze kan bepalen waar nieuwe huizen worden gebouwd en aan projectontwikkelaars eisen stellen over het percentage sociale huurwoningen. De projectontwikkelaars beslissen echter of zij iets zien in een bouwproject en voor wie ze bouwen.
Aan de bestaande woningvoorraad kan een gemeente heel weinig veranderen. In Den Haag zegt wethouder Wonen Martijn Balster (PvdA): „De instrumenten die wij hebben, zijn wel uitgeput.” Den Haag heeft inmiddels restricties aan tijdelijke vakantieverhuur (Airbnb), regels tegen het opsplitsen van woningen, een verplichte huisvestingsvergunning en een zelfbewoningsplicht van woningen tot 355.000 euro ingesteld. Aan hoge huur- of koopprijzen kan een gemeente niets doen, dat bepaalt de markt. Balsters wens is dat het Rijk gemeenten de mogelijkheid geeft hoge particuliere huurprijzen aan banden te leggen.
De maatregelen van Den Haag moeten vooral de leefbaarheid in wijken verbeteren. ‘Kleine, dichtbije’ leefbaarheid is waar gemeenten wél helemaal verantwoordelijk voor zijn. Zo’n één op vijf kiezers noemt dat een belangrijk thema, blijkt uit het onderzoek van I&O Research en Berenschot. Kiezers verwachten dat de gemeente de buurt schoonhoudt, het groen onderhoudt en voor voorzieningen zorgt als speeltuinen, wijkcentra en bibliotheken.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/data81996957-d8ca3d.jpg)
Ook over dat laatste onderwerp bestaan hoge verwachtingen, zeggen de onderzoekers. De „grootste kortingsklappen” vallen juist bij voorzieningen. Gemeenten moeten bezuinigen, op andere terreinen kan dat niet eenvoudig omdat daar de landelijke wettelijke eisen gelden.
Betonnen stad
Zeventigers Els en Embert van Tilburg beginnen op de Markt in Delft over leefbaarheid: buurthuizen zijn wegbezuinigd en daarmee „hulp aan de onderkant van de samenleving”. Embert: „De jeugdzorg werd overgekieperd naar de gemeente. Landelijk luisteren ze niet dat er meer geld heen moet.” Misschien moet de onroerendezaakbelasting omhoog, zegt hij. „Ho, ho, ho”, zegt Els. Slechts 7 procent van de kiezers is voor hogere lokale belastingen.
Leefbaarheid gaat ook over groen. Veertigers Bartel Timmermans en Pascale Klein Hegeman uit Rotterdam noemen „vergroenen” het belangrijkste onderwerp waarmee de gemeente zich zou moeten bezighouden. Klein Hegeman: „Al jaren is men bezig New York na te streven.” Timmermans: „Rotterdam blijft een betonnen stad.”
Duurzaamheid is voor één op vijf kiezers het belangrijkste thema, vooral voor linkse jongere kiezers. Op dit onderwerp kan de gemeente ook de hoge verwachtingen niet waarmaken, concluderen I&O Research en Berenschot. Gemeenten kunnen de eigen gebouwen vergroenen, regels maken over bijvoorbeeld de opvang van regenwater of het verplicht klimaatbestendig bouwen. Maar alle klimaatambities zijn vastgelegd door het Rijk in wetten en akkoorden, mét vastgelegde taken voor gemeenten. Zij moeten bijvoorbeeld wijken van het gas af krijgen. De onderzoekers waarschuwen: „Een tegenreactie kan zijn dat dwang of drang wordt toegepast met consequenties voor het lokale kiezersvertrouwen.”
Leefbaarheid gaat ook over veiligheid. Dat is voor seculiere rechts-conservatieve, oudere en middelbaar opgeleide kiezers het belangrijkste thema. Een groot deel van de kiezers (59 procent) denkt dat de gemeente er volledig of grotendeels over gaat. De burgemeester is inderdaad verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde. Die heeft de bevoegdheid bijvoorbeeld drugspanden te sluiten of een risicogebied aan te wijzen waar preventief gefouilleerd wordt of een alcohol- of blowverbod geldt.
Ook daar corresponderen verwachtingen en werkelijkheid niet met elkaar: de burgemeester is afhankelijk van de capaciteit van de Nationale Politie en er is een tekort aan agenten in het hele land. Steeds vaker zetten gemeenten boa’s in voor handhaving. Die vallen wél onder hen.
„Dan maken we gemeentelijke gelden vrij”, zegt Silvia Bruggenkamp, fractievoorzitter van de lokale partij Swollwacht uit Zwolle. „Dit is mijn grote frustratie: de politie is bezig met de opvang van verwarde mensen op straat. Niet met handhaven van de openbare orde en criminaliteit.” Ze zegt: „Meer blauw op straat is een mooie verkiezingsslogan. Maar daar gaan we niet over, dat is gewoon een feit.”