Recensie

Recensie Boeken

De kille ondergang van de Chippewa-gemeenschap

Louise Erdrich In haar nieuwe roman biedt ze een panoramische blik op de dagelijkse strijd om het bestaan van haar personages, die variëren van Indianen tot Mormonen.

Archiefbeeld van leden van de Chippewa stam, de mensen op de foto komen niet voor in het verhaal
Archiefbeeld van leden van de Chippewa stam, de mensen op de foto komen niet voor in het verhaal Foto The National Archives and Records Administration (NARA)

In 1953 wordt er door de Amerikaanse overheid een wet ontworpen waarin de verdragen met bepaalde Amerikaans-Indiaanse stammen eenzijdig worden opgezegd. Dit wetsvoorstel is zogenaamd bedoeld om de indianen te emanciperen, maar Thomas Wazhashk weet wel beter. Hij is stamhoofd van de Chippewa, die in North Dakota in een reservaat wonen. Zodra hij van de wet verneemt, probeert hij zijn stamleden te mobiliseren, want hij begrijpt dat deze wet vooral bedoeld is om hen te verwijderen van het land dat ze sinds mensenheugenis bewonen.

Wazhashk verdient zijn geld als nachtwaker in een fabriek waar synthetische edelstenen worden gemaakt, bedoeld voor horloges en andere instrumenten. Nichtje Patrice, die tot haar chagrijn door iedereen Pixie wordt genoemd, werkt in dezelfde fabriek, en heeft andere zorgen: haar zus Vera is naar Minneapolis vertrokken en vervolgens spoorloos verdwenen.

Je zou Wazhashk en Patrice de hoofdpersonen kunnen noemen van de nieuwe roman van Louise Erdrich, maar daarmee doe je het boek tekort. Erdrich doet meer: ze biedt een panoramische blik op de hele gemeenschap, waarvan Wazhashk de zorgzame aanvoerder is. Daarbij focust ze op de dagelijkse strijd om het bestaan, die ze laat zien via de ogen van verschillende generaties; en via een aantal buitenstaanders, zoals een leraar die ook als bokscoach fungeert en twee Mormoonse jongemannen die de deuren afgaan.

In 2021 kreeg Erdrich (1954) voor deze roman de Pulitzer Prize voor fictie. Niet haar eerste bekroning, wel een van de meest prestigieuze. De titelheld baseerde ze op haar eigen grootvader, zoals ze in haar nawoord uitlegt. Daar geeft ze ook meer informatie over die wet van 1953, en de gevolgen ervan. Erdrich blijft dicht bij de geschiedenis. De senator die Wazhashk uiteindelijk in Washington te spreken krijgt, Arthur V. Watkins, heeft echt bestaan, en de woorden die Erdrich hem laat uitspreken, heeft ze uit verslagen van de hoorzitting gehaald. Soms verwerkt ze te veel informatie in haar proza, zoals bij een terugblik waarin ze van de gelegenheid gebruik maakt om iets te zeggen over de behandeling van Mexicanen en Indianen in het interbellum. Dat gaat ten koste van de spanningsbogen van de roman. Maar ondanks dat overtuigt haar beeld van de stille, kil beredeneerde en geplande ondergang van een gemeenschap die veel ouder is, en meer rechten op de grond zou moeten hebben, dan de mensen die haar willen termineren.

Clichématige gangsters

Minder overtuigend is Erdrich wanneer ze een verzonnen verhaallijn door het geheel vlecht die ermee begint dat Patrice naar Minneapolis trekt om haar zus Vera te zoeken. De gangsters die Patrice in de grote stad tegenkomt zijn nogal clichématig, alsof ze uit een niet al te dure filmproductie zijn weggelopen, het avontuur is ook weer snel voorbij en wat er precies met Vera is gebeurd, daar kom je nooit helemaal achter. Wanneer Vera uiteindelijk zelf haar opwachting in de roman maakt, groeit ze dan ook niet uit tot een volwaardig personage wiens belevenissen je raken – daarvoor weet je te weinig van haar. Je begrijpt dat Erdrich ook de tegenstelling tussen stad en platteland in haar panorama wil verwerken, en haar roman wat spanning en suspense wilde meegeven, maar de kracht van deze roman ligt elders, in het beeld dat Erdrich geeft van de gemeenschap van Chippewa-indianen, met aan het hoofd nachtwaker Wazhashk, die merkt dat hij lichamelijk en geestelijk achteruit gaat maar zich blijft inzetten voor het behoud van zijn stam.

Zijn strijd en de wanhopige maar waardige manier waarop hij die voert geven De nachtwaker een tragische kwaliteit die niet meteen verdwijnt met het dichtslaan van het boek.