De gemeente Amsterdam heeft maandag officieel afstand gedaan van Bild mit Häusern (1909) van Wassily Kandinsky (1866-1944). Het schilderij, een topstuk van het Stedelijk Museum, is overgedragen aan een groepje erfgenamen van een joods echtpaar dat in bezit was van het werk, tot in ieder geval het einde van de jaren dertig. Een echtscheiding volgde en de Kandinsky belandde op een veiling aan het Amsterdamse Rokin, op 9 oktober 1940.
Op die veiling ging het werk voor 160 gulden onder de hamer. Voor 176 gulden (tel de veilinghuisopslag erbij op) kreeg de gemeente het in eigendom. Schattingen van de huidige waarde van het schilderij lopen uiteen van 20 tot 60 miljoen euro. Daarmee is deze Kandinsky het meest waardevolle schilderij dat de Nederlandse overheid ooit heeft gerestitueerd.
Op een besloten bijeenkomst in het museum werd de overdracht beslecht. Aanwezig waren, onder anderen, de wethouder voor cultuur Touria Meliani; de directeur van het museum Rein Wolfs, enkele erven van Irma Klein (1902-1983) en twee kinderen van de man die haar kort voor de oorlog verliet voor een andere vrouw, Robert Lewenstein (1905-1974). Aanwezig was ook de Canadees James Palmer, oprichter en directeur van Mondex Corporation. Dat bedrijf heeft zich gespecialiseerd in de restitutie van nazi-roofkunst.
De erven kregen bijna tien jaar geleden van deze Palmer te horen over het bestaan van het schilderij. Hij wees ze op de rechten die ze op het werk konden laten gelden en hij leidde de juridische strijd namens hen tegen de gemeente.
Restitutiecommissie
De overdracht is opvallend omdat de commissie die belast is met de restitutie van nazi-roofkunst in Nederland in 2018 oordeelde dat het schilderij in eigendom mocht blijven van de gemeente Amsterdam. Er was onvoldoende bewijs voor onvrijwillig bezitsverlies, een belangrijk criterium van de Restitutiecommissie. De erven stapten daarop naar de rechter. Die veranderde niets aan de zaak. Beide partijen, erven en gemeente, hadden immers van tevoren verklaard het advies van de commissie als bindend te zullen aanvaarden.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/12/data65045055-69869b.jpg)
Tijdens de overdrachtsbijeenkomst in het Stedelijk sprak de wethouder wellicht daarom niet over een juridische maar „een morele plicht”. Museumdirecteur Wolfs had het over „een afscheid met weemoed” en noemde het schilderij een „belangrijke schakel in onze historisch gegroeide collectie”. James Palmer noemde de overdacht „een nieuw hoofdstuk in de levens van de familie Lewenstein na hun jarenlange zoektocht naar rechtvaardigheid, waardigheid en respect”.
Een uurtje na de overdracht sprak Rob Lewenstein over die zoektocht. Hij, een van de erven die in Amerika woont, zat voor een replica van het schilderij, in een hotel aan de Amsterdamse Herengracht. „Ik ben blij en opgelucht.” Hij had het werk zojuist voor het eerst in het echt gezien en was diep onder de indruk. „Ik ben een enorme kunstliefhebber.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data82474899-65207f.jpg|https://images.nrc.nl/fbGfZfV2C64KMANW8m5JAK45UUo=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data82474899-65207f.jpg|https://images.nrc.nl/mrz5cqd8Wklq20BjgvJGTwQ7FSY=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data82474899-65207f.jpg)
Het restitutieproces had wel te lang geduurd, meende Lewenstein. „Want uitstel van rechtvaardigheid is ontkenning van rechtvaardigheid.” Het schilderij was „gestolen”, dus goed dat het nu terug ging.
Palmer, die naast hem zat, sprak liever van „misappropriated”, verduisterd, maar deelde verder dezelfde versie van gebeurtenissen als de erfgenaam uit Amerika.
Minnares
Vast staat dat Emanuel Lewenstein, grootvader van erfgenaam Rob en bekend van naaimachinefabriek Lewenstein, het schilderij in 1923 kocht voor een onbekend bedrag. Zijn vrouw erfde het en na haar dood in 1937 ging het vermoedelijk naar hun zoon en zijn toenmalige echtgenote. Voor de komst van de Duitsers vertrok de zoon met zijn minnares naar Frankrijk. Vandaar vluchtte hij naar Amerika. De achtergebleven ex, Irma Klein, overleefde de oorlog in Amsterdam.
In haar bindend advies sprak de restitutiecommissie niet alleen over een gebrek aan bewijs voor onvrijwillig bezitsverlies. De commissie woog ook het belang van het schilderij voor het museum en zette dat af tegen het belang voor de erven – die nooit een emotionele band met het schilderij hadden opgebouwd. Irma Klein en haar ex hadden bovendien bij leven nooit pogingen ondernomen het schilderij terug te krijgen.
Met die belangenafweging riep de commissie scherpe kritiek over zich af, vooral uit het buitenland. De Nederlandse regering vroeg de Raad voor Cultuur vervolgens om het gehele restitutiebeleid tegen het licht te houden. Een commissie, geleid door Jacob Kohnstamm, adviseerde om voortaan geen belangenafweging meer toe te laten als argument bij restitutie.
Wat betekende dit voor de Kandinsky in het Stedelijk? De gemeente Amsterdam stelde in reactie op het rapport van de commissie-Kohnstamm dat het de zaak opnieuw wilde voorleggen aan de restitutiecommissie. De erven en hun zaakwaarnemer James Palmer zagen dat niet zitten. Er was al een erfgenaam recent overleden, anderen werden ouder, bovendien was het duidelijk wat de uitkomst zou zijn nu de regering de aanbevelingen van de commissie-Kohnstamm overnam. Het werd tijd te restitueren. De gemeente ging daarop met de erven in overleg.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data65044983-906d54.jpg)
In de zomer van 2021 bleek ook de gemeente van mening dat de restitutiecommissie bij een herbeoordeling zou adviseren tot restitutie.
Onder kenners van het restitutiebeleid leidde dat tot gefronste wenkbrauwen. Zij onderstrepen dat de aanbevelingen van de commissie-Kohnstamm wellicht tot een andere, ruimhartiger restitutiepraktijk zal leiden, maar dat daarin niets verandert voor de Kandinsky in het Stedelijk. Nog altijd zou er immers geen bewijs zijn voor onvrijwillig bezitsverlies – en dat criterium bleef cruciaal, ook voor een nieuwe restitutiecommissie.
De Nederlandse advocaat van de erven, Simon van der Sluijs, is het daar niet mee eens. „Ik ben er honderd procent zeker van dat met het nieuwe beoordelingskader wél zou worden besloten tot restitutie van deze Kandinksy.”
James Palmer, die de zaak aan het rollen bracht en die een percentage ontvangt bij de toekomstige verkoop van de Kandinsky, gaat een stap verder. Hij zegt zich „gezegend” te voelen dat hij „een belangrijke stem heeft gehad” in een verandering in het Nederlandse restitutiebeleid. „En jullie Nederlanders mogen trots zijn dat jullie die verandering hebben bewerkstelligd.” Nederland geeft nu weer het goede voorbeeld aan andere landen, aldus Palmer, „hoe op een eerlijke manier is om te gaan met erfgenamen van kunstwerken van Joodse eigenaren.”
Het aftreden van de voorzitter van de vorige restitutiecommissie, Alfred Hammerstein, voegt hij er aan toe, is „een blijde dag, voor ons, voor mij en voor alle mensen die proberen historisch onrecht te repareren”.