Jarenlang stond Arend Jan Heerma van Voss op Koninginnedag vroeg op om naar de vrijmarkt te gaan. In de straten van zijn buurt in Amsterdam-Zuid zocht hij naar het mooiste speelgoed voor zijn twee zoons. „Als ik wakker werd, stond er een leger aan Star Wars-poppetjes voor ons op de keukentafel,” herinnert Daan zich, de oudste zoon. Zijn vader lag dan alweer in bed.
De herinnering typeert de zondag overleden journalist, vertellen zijn kinderen en vrienden. Een hardwerkende man die desondanks de tijd nam zich te verplaatsen in de belevingswereld van zijn kinderen. Uit een eerder huwelijk had hij twee dochters. Het verbaal en fysiek uiten van de liefde voor zijn kinderen was lastiger. Hij was een man van indirecte communicatie. „Nadat we uit huis waren, aten we nog iedere zondagavond bij mijn ouders,” vertelt Daan. „Hij zei dan niet: ‘Wat fijn dat jullie er zijn.’ Maar als we weggingen: ‘Wat jammer dat jullie alweer gaan.’”
Arend Jan Heerma van Voss is bij geboorte in mei 1942 de jongste nazaat van een bekende Brabantse familie. Zijn overgrootvader is een succesvolle suikerbaron. De kleine Heerma van Voss is in de oorlogsjaren onafscheidelijk van zijn vier jaar oudere zus Dokie. Tot ze in september 1945 wordt doodgereden door een grenswacht op een motor, voor het ouderlijke huis in Roosendaal. Zijn ouders onthouden hem aanvankelijk de gruwelijke werkelijkheid. Dokie is bij een vriendinnetje, dan ligt ze zogenaamd in het ziekenhuis waarna uiteindelijk de bittere waarheid boven tafel komt.
Heerma van Voss houdt er een levenslange drang naar waarheidsvinding aan over. Het gezin verlaat niet lang na het drama Roosendaal en strijkt neer in een villawijk in Bentveld, nabij Haarlem. Over het grote verlies wordt niet meer gesproken. De abrupte Brabantse ontworteling en de dood van zijn zus tekenen zijn leven. „Ik ben het jongste kind geweest, enig kind én het oudste kind, na de geboorte van mijn zusje,” zegt hij in 2006 in een radio-interview. „De periode als enig kind was het ergste.”
Filosoferen tot het ochtendgloren
‘AJ’, zoals sommigen hem noemen, wil ergens bij horen. Als 17-jarige meldt hij zich als economiestudent aan bij het studentencorps in Amsterdam. „Het was de hel voor mij,” zal hij er later over zeggen. Hij kan fysiek en mentaal niet op tegen de brullende studenten en vertrekt gedesillusioneerd. Pas in zijn vierde jaar, hij studeert inmiddels rechten, vindt hij in Studentenhuis Westermarkt wat hij zoekt. Met zijn huisgenoten Wim Noordhoek, John Jansen van Galen en aanwaaiende vrienden als Bert Vuijsje rookt, drinkt en filosofeert Heerma van Voss regelmatig tot het ochtendgloren over politiek en alles wat verder voorbijkomt. Op de achtergrond klinkt de rock ’n’ rollmuziek van Jerry Lee Lewis of de blues van Elmore James.
Veel van zijn vrienden zijn lid van het eigenhandig opgezette dispuut Baart. Voor die groepsverbintenis past Heerma van Voss, na het echec bij het corps. Hij is, tot zijn grote tevredenheid, het enige ‘buitenlid’. Een treffende titel voor de observator die hij is. „Arend Jan zag scherp en had een bijna detective-achtige interesse voor details, zoals iemands woordkeuze”, zegt vriendin en buurvrouw Leonoor Broeder. „En hij was een briljant acteur,” memoreert Chris Kijne, die met hem samenwerkte bij de VPRO-radio. „Door die combinatie kon hij omroepbestuurders, met wie hij als VPRO-baas uren aan de Hilversumse vergadertafels had doorgebracht, perfect nadoen.”
/s3/tark/NH/201212/07/1656789.jpg)
Voor de buitenwacht was Heerma van Voss, sinds 1985 getrouwd met socioloog Christien Brinkgreve, bovenal journalist. Bij de Haagse Post in de jaren zeventig, waar hij als hoofdredacteur het credo ‘Links en toch leesbaar’ bedacht, als knipoog naar het in zijn ogen linkse maar onleesbare Vrij Nederland. Aansluitend gaf hij jarenlang leiding aan het Maandblad voor geestelijke volksgezondheid voor hij in 1990 bij de VPRO terechtkwam, waar hij behalve voorzitter ook tien jaar hoofdredacteur was van de radiotak. Zijn kracht: de goede mensen en ideeën bij elkaar brengen. Het nemen van moeilijke beslissingen als gevolg van aanhoudende bezuinigingen was daarentegen minder aan hem besteed. Chris Kijne: „Arend Jan gaf problemen graag de ruimte om zichzelf op te lossen.”
Rode draad in al zijn werkzaamheden was zijn fascinatie voor het gedrag en de psyche van mensen. „Hij voelde verwantschap met mensen die zich ook niet helemaal terugvonden in de werkelijkheid,” zegt vriend Adriaan van Dis. Op de werkkamer van Heerma van Voss bij de VPRO hingen twee foto’s, van een zwakzinnige man en een vrouw. Tegen bezoekers die bij binnenkomst bleven hangen aan de portretten zei hij: „Dat zijn mijn ouders.” Door zijn onderkoelde humor verliet menig bezoeker de kamer zonder te weten in de maling te zijn genomen.
De productieve Heerma van Voss had de neiging alles te willen vastleggen en documenteren. Het leidde tot een ongekende stroom ranglijstjes, recensies, artikelen en boeken waarvan die over zijn overleden zus Dokie uit 2012 het meest in het oog springt. „Een retro-reportage,” noemde hij het zelf, waarin hij zijn emoties toont en de spelonken van de psyche verkent. „Een bezigheid die hij ook in de vorm van psychoanalyse jarenlang professioneel onderging,” zegt Van Dis. „Zonder dat er overigens iets veranderde. Hij vond het vooral interessante gesprekken.”
Sketches Koot en Bie
Volgens vrienden beleefde de erudiete jurist kinderlijk plezier aan de talloze, vaak bescheiden, rollen die hij speelde in films, op tv en, zijn hoogtepunt, in sketches van Koot en Bie. „Arend Jan speelde altijd een autoriteit,” vertelt Kees van Kooten. De directeur van een woningcorporatie, een controleur van de stichting Kijk- en luistergeld of een deskundige die een conflict duidde. „Professor Mangelmans,” zegt Van Kooten lachend. „Die namen verzon hij zelf en van zijn tekst stond geen letter op papier. Arend Jan had de gave om exact de goede woorden te kiezen.”
Zo zat Van Kooten eens op een zomerdag met hem op een terras in Amsterdam-Zuid waar vlak voor hen een luxe, open sportwagen stopte, bestuurd door een archetypische rijkaard. Van Kooten: „Arend Jan zag het aan, trok zijn wenkbrauw op en zei slechts: ‘Dakloos’. Dat was hem ten voeten uit.”
Heerma van Voss (79) stierf na een ziekbed. Van Dis bezocht hem kort voor zijn overlijden. „Ik gaf hem nog één keer een kus op zijn voorhoofd. Iets waar hij van gruwelde.” Het was een traditie. „Ik deed het ieder jaar op zijn verjaardag,” zegt Van Dis. „Dit keer was het om hem te bedanken voor bijna vijftig jaar vriendschap.”