Recensie

Recensie Boeken

René Magritte vervalste niet alleen zijn eigen werk

Biografie Een nieuwe biografie geeft een verrassend beeld van het leven van schilder René Magritte. Van zijn getroebleerde jeugd in Wallonië, zijn mislukte poging er in Parijs bij te horen, tot de trage doorbraak terug in Brussel. Pas laat in zijn leven gloorde wereldroem.

René Magritte voor een van zijn schilderijen.
René Magritte voor een van zijn schilderijen. Foto Wolleh Lothar/ Sueddeutsche Zeitung

In de schilder van de bolhoed, de appel, witte wolkjes en natuurlijk de pijp, schuilde een naar jongetje. Dat blijkt uit een nieuwe biografie over de Belgische kunstenaar René Magritte. Veel kinderen zijn in hun jeugd wel eens wreed tegen dieren, maar de jonge René ging ver. Een makkelijke jeugd had hij overigens niet, ook dat maakt biograaf Alex Danchev duidelijk.

Magritte: A Life, is de titel van het eind vorig jaar verschenen boek dat Danchev helaas niet zelf heeft kunnen voltooien. Hij overleed onverwacht toen hij wilde beginnen aan het slothoofdstuk over René François Ghislain Magritte (1898-1967), geboren en opgegroeid in de buurt van Charleroi en gestorven in Brussel. Dat hoofdstuk moest de jaren na 1947 behandelen, en gelukkig was Magrittes ontwikkeling toen vrijwel voltooid, al moest de grote internationale roem nog komen. Het slot is nu geschreven door Sarah Whitfield, maar het verschil met de meeslepende en scherpe Danchev is duidelijk. Whitfield knoopt de draden bekwaam samen en ziet terecht af van Danchevs geplande epiloog over de invloed van Magritte op de kunst, reclame en onze kijk op de wereld.

Danchev behandelt niet alleen Magrittes sadisme tegen dieren, maar ook de tragische zelfmoord van zijn moeder toen hij dertien was, zijn ontwikkeling als schilder, zijn mislukte verblijf in Parijs tussen de surrealisten en onthult nieuwe details over zijn werk als kunstvervalser.

Voor René Magritte was de zelfmoord van zijn moeder het aangrijpende einde van haar lijdensweg in een gezin met drie drukke zoons en een ontrouwe echtgenoot met wisselend succes als zakenman. Na haar eerdere zelfmoordpoging sliep René’s jongere broertje Paul als bewaker op de kamer van zijn moeder, maar op een ochtend bleek zij toch verdwenen. Zeventien dagen later werd ze gevonden, kilometers verderop in de rivier. Volgens de verhalen die René hoorde met haar nachtjapon om haar gelaat gewikkeld. Danchev laat in het boek zien hoe Magritte dat motief in zijn schilderijen gebruikte.

René Magritte, L’Empire des lumières (1961).

Foto Sotheby’s

Het schokkendst wat de jonge René heeft gedaan, naast veel kattenkwaad, is een ezel laten verhongeren in een schuurtje achter hun huis in Châtelet. Dorpsgenoten vertelden ook over de katten die hij kwelde en de hondjes waar René voor zorgde en die na een tijdje verdwenen.

Een verband met de wereld van Magrittes schilderijen legt Danchev niet, maar het is vreemd om zoiets te weten van de man die later zo veel unieke schilderijen maakte, die de wereld probeerde te begrijpen en die zo lenig speelde met waarneming, werkelijkheid, objecten en afbeeldingen. Want dat is waar dit boek in de eerste plaats over gaat: de belangrijke schilder Magritte. De man die altijd benadrukte dat hij geen symbolen schilderde maar objecten hun waarde teruggaf. Dit is geen pijp, maar ook weer wel en ook weer niet. Of toch wel. Honderden schilderijen – 1.100 om precies te zijn – maakte hij op die thema’s, meestal realistisch geschilderd, altijd aangenaam vervreemdend en vol briljante en onverwachte vondsten.

Parijs

Danchev vertelt in zijn biografie natuurlijk over Magrittes moeizame omgang met de Parijse surrealisten en hun leider André Breton. Zijn eerste kennismaking in 1924 in Brussel met afbeeldingen van het werk van Giorgio de Chirico was een openbaring – hij noemde de schilder sindsdien zijn ‘enige meester’. Hij wist voortaan dat hij uit Brussel naar Parijs moest gaan om verder te komen.

In 1929 verhuisden de 31-jarige René en zijn vrouw Georgette naar een voorstadje van Parijs. Hij schilderde in de woonkamer, omdat hij zijn leven lang een hekel heeft gehad aan ateliers. Iedere week produceerde hij meerdere schilderijen. Van een galerie kreeg hij maandelijks een klein salaris van vermoedelijk een paar duizend franc. Maar exposities gingen niet door en verkocht werd er haast niets.

Lees ook: Waarom Magritte’s pijp nog steeds geen pijp is

Maar hij was in Parijs waar het gebeurde. Magritte bewonderde de collages van Max Ernst, schaakte met Marcel Duchamp en logeerde samen met Georgette bij Dalí in Spanje. De meeste surrealisten vonden hem provinciaal met zijn Waalse accent, dat hij uit recalcitrantie soms extra aanzette. Om zijn kwaliteiten konden ze niet heen, Bretons boek over het Surrealisme had een werk van hem als cover, maar het klikte niet. En Magritte moest niets hebben van het onderbewuste en toevallige, waar surrealisten dol op waren.

Na een botsing op een bijeenkomst met de dominante Breton, die eiste dat Georgette haar halsketting met katholiek kruisje afdeed, besloot het echtpaar in 1930 terug naar Brussel te gaan. Dat was beter ook, schrijft Danchev, omdat Magritte beter functioneerde als hij zelf het middelpunt was van een groep collega’s en vrienden. De verhuizing kon hij pas betalen na de verkoop van elf schilderijen voor samen 4.500 Franse franc aan een Brusselaar.

Paul McCartney verzamelde Magrittes en kreeg van Linda zijn schildersezel, bril, verf en palet als cadeau

Brussel

In Brussel was hij al een redelijk bekende schilder, maakte portretten, commerciële bloemstillevens en deed reclamewerk voor een paar modemerken. Hij schreef over filosofie en kunst, was lid van de communistische partij, correspondeerde intensief en genoot van avondjes waarop hij met vrienden filmpjes maakte. Hij hield van practical jokes, las boeken en strips en hield van slapstick en films. Hij was fan van cowboy-acteur John Wayne (tot zijn genoegen bleek dat later wederzijds).

Ideeën voor Magrittes schilderijen kwamen regelmatig uit zijn Brusselse kring, zoals van kunsthandelaar Camille Goemans, filosoof Paul Nougé en schrijvers Louis Scutenaire en E.L.T. Mesens. Vaak bedachten ze achteraf ook titels. Magritte verdiende weinig met zijn werk, maar kon zich een bescheiden bestaan veroorloven met een huis in een redelijke Brusselse buurt. Pas eind jaren vijftig na zijn doorbraak in de Verenigde Staten kwam het geld voor grotere auto’s, bontjassen en juwelen voor Georgette. Het echtpaar bleef kinderloos, maar ze waren beiden dol op hondjes (een reeks witte of bruine dwergkeeshondjes, die altijd Loulou of Jackie heetten).

Vervalser

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was het bestaan moeilijk en een tijdje verdiende Magritte bij met het vervalsen van kunst. Dat er bij Magritte thuis een door hem gemaakte Klee met handtekening aan de muur hing, was bekend. Maar dat hij jarenlang structureel vervalste niet. Via een handlanger liet hij ze taxeren door mensen in het Palais des Beaux-Arts, tot iemand daar in 1944 merkte dat de verf nog nat was. Hij schilderde een Titiaan en een Hobbema (Laantje van Middelharnis) en Courbet (L’Origine du monde), maar vervalste vooral De Chirico’s, Picasso’s en Braques. „Een flink aantal daarvan verkocht ik tussen 1942 en 1946”, schreef zijn vriend Marcel Mariën in 1982.

Het zegt ook iets over de waarde die Magritte een origineel schilderij toekende. Van zijn eigen werken maakte hij vaak nieuwe versies. Van L’Empire des lumières – een huis gehuld in duisternis op klaarlichte dag – maakte Magritte tussen 1949 en 1964 zestien ‘varianten’, zoals hij dat noemde. Nummer vijftien (114×146 cm groot) uit 1961 wordt op 2 maart bij Sotheby’s in Londen geveild (verwachte opbrengst minstens 54 miljoen euro, volgens The Art Newspaper). Het schilderij bracht 71,5 miljoen euro op en is daarmee de duurst geveilde Magritte. Het record stond sinds 2018 op 23,8 miljoen euro voor Le principe du plaisir (1937).

Magritte waagde zich in de jaren vijftig aan een ernstiger variant van vervalsen. Hij hielp zijn broer Paul die een grote hoeveelheid biljetten van 100 franc drukte. Vriend Mariën wisselde ze voor echt geld in Vlaamse toeristensteden. Tot ze tegen de lamp liepen. Echt toegegeven heeft Magritte zijn rol nooit, maar het past bij zijn artistieke en revolutionaire gedachtegoed, schrijft Danchev. In 1998 werd het honderdste geboortejaar van de valsemunter geëerd met zijn gezicht op een Belgisch briefje van vijfhonderd.

Zonlicht & koeien

Wie aan een Magritte denkt, ziet een realistische voorstelling die de sleutel is voor een denkproces. Omgekeerd zette Magritte soms zichzelf zo aan het werk: schilder twee objecten die iets elementairs gemeen hebben. Dagen kon hij nadenken over die elementaire verbinding. Het leverde een ei in een kooi op (Les Affinités électives, 1933), een grote wolkenvogel die opstijgt uit de zee (La Grande Famille, 1963), een roos met een dolk als zijtak (Le Coup au Coeur, 1952) of een zeilschip van golven (Le Séducteur, 1950).

René Magritte, La grande famille (1963)
Foto Wikiart
René Magritte, La famine (1948)
Foto Wikiart
René Magritte, Le monde interdit (1949)
Foto Wikiart

Magrittes zijn herkenbaar aan de realistische techniek. Toch heeft hij tweemaal een tijd totaal anders gewerkt. Het verrassendst is het werk dat hij tijdens zijn ‘Periode Renoir’ (1943-1947) schilderde met de kleurige korte kwaststreken van de impressionisten. Een voorbeeld van dit ‘Surrealisme in de volle zon’ is een liggend naakt van Renoir dat hij namaakte, maar met zeemeerminnenstaart en rode koralen. Hij zag deze stijl als de vrolijke redding voor het te duistere Surrealisme dat op een dood spoor was geraakt en schreef een manifest met die strekking. André Breton vond het vulgair en infantiel.

Daarna ging Magritte in 1948 in razend tempo schilderen in een rauwe, stripachtige stijl. Ook deze werken vielen niet in de smaak bij de surrealisten. Bij het publiek evenmin, hoewel jonge Brusselse Cobra-schilders als Pierre Alechinsky er de energie in herkenden waarmee ze zelf werkten. Magritte keerde snel terug op zijn oude spoor.

Beatles

Het is spijtig dat Alex Danchev (1955-2016) zijn epiloog over de invloed en roem van René Magritte niet heeft kunnen schrijven. Niet omdat het geen goed boek is zonder die informatie, maar omdat hij er met zijn kennis een geweldig verhaal van had gemaakt. Hij had kunnen beschrijven hoe Linda McCartney na Georgettes dood op een veiling in Brussel Magrittes schildersezel, palet, verf en een bril kocht. Als cadeautje voor Paul die een fan was en al meerdere schilderijen bezat. Dat Andy Warhol ook een fan was, net als Jasper Johns, Robert Rauschenberg. Dat Jeff Koons zijn werk verzamelt. Danchev had ook kunnen schrijven over hoe vaak Magritte gebruikt is in de commercie en reclamewereld. Hoe de Beatles het logo en de naam van hun platenlabel bij hem haalden. Dat hij zo indirect Apples bedrijfsnaam inspireerde. Daar had Alex Danchev een prachtig essay over populaire cultuur van gemaakt vol onverwachte voorbeelden en nieuwe inzichten.

Aanvulling 4 maart 2022: Het resultaat van de veiling van L’Empire des lumières is toegevoegd.

René Magritte, L’Homme au chapeau melon (1964) Foto akg-images/ Sammlung Simone Withers Swan