IJsselstein, vlakbij Utrecht, verbindt stad met platteland, zeggen inwoners.

Foto Lars van den Brink

Wat heeft IJsselstein nog te zeggen over IJsselstein? Macht van de kiezer wordt in gemeenten steeds kleiner

Lokale politiek Tegen de klippen op probeert het eeuwenoude IJsselstein zelfstandig te blijven. Maar ook dit stadje ontsnapt niet aan de groeiende onmacht van de lokale democratie.

IJsselstein moet IJsselstein blijven. De projectleider vertelt een beetje verbaasd dat een IJsselsteinse burger dat in een digitale enquête heeft geschreven. „Intrigerend”, zegt hij. IJsselstein is een gezellige gemeente, schrijven burgers ook. Er is „verbinding” en je kunt het, in de goede zin des woords, „dorps” noemen. Mensen mantelzorgen voor elkaar, gaan samen „knijperen” – met een knijper afval rapen. In IJsselstein voel je je thuis.

Raadsleden knikken. Dát is IJsselstein.

Het is de dag dat storm Corrie door Nederland raast. In het Utrechtse plaatsje zitten burgers, bestuurders, ambtenaren en projectbegeleiders voor hun webcam voor de ‘Dag van IJsselstein’. Het is het sluitstuk van maandenlange burgerparticipatie, die moet leiden tot een visie op hoe IJsselstein er in 2040 uit moet zien. Vijfhonderd burgers vulden de enquête in. Jongeren konden via ‘swipocratie’, het Tinder van de gemeentelijke toekomstvisies, hun mening geven over stellingen.

Burgers die dat willen – het zijn er 28 – kunnen vandaag een laatste keer meepraten. De meesten komen uit de actieve bovenlaag van de bevolking: ze zijn raadslid geweest, vrijwilliger, actief bij een bewonersvereniging. Een aanzienlijk deel is gepensioneerd, een enkeling is jonger dan veertig. In groepjes praten bewoners en bestuurders over thema’s als duurzaamheid, mobiliteit en het woonbeleid.

Nog veel meer gaat het over iets wat amper expliciet gemaakt wordt maar eigenlijk de kern is van de bijeenkomst. Of ja, van de hele burgerparticipatie.

Identiteit

„Ik voel me al heel lang thuis in IJsselstein,” vertelt een vrouw, „maar het wordt minder.” In de nieuwbouw is meer import, zegt een andere vrouw, „misschien dat daardoor de saamhorigheid achteruit is gegaan” – en hoe wordt dat als er nog meer nieuwbouw komt? De gemeente neemt volgens haar besluiten „waarbij de mens achteraan staat”. Over de plaatsing van ondergrondse vuilcontainers bijvoorbeeld: „moeten we dan drie keer per week honderden meters lopen? Is daar over nágedacht?” Een man valt haar bij: „Veel besluiten van de gemeente zijn maatschappelijk helemaal niet geaccepteerd. Bijvoorbeeld over wonen en energie. Burgers worden als laatste meegenomen.”

En dan komt er ook nog een keuze op de gemeente af die de kern van hun IJsselsteinse identiteit zal raken. Die historische zekerheden op z’n kop kan zetten. Die de eigenlijke reden van deze bijeenkomst is – maar eigenlijk geen moment wordt benoemd.

Democratisch tekort

Langs de oevers van de Hollandse IJssel ligt het stadje IJsselstein. De binnenstad is honderden jaren oud, de nieuwbouwwijken eromheen zijn geliefd onder forenzen. IJsselstein, zeggen inwoners, verenigt het beste van twee werelden. Rijd tien minuten naar het noorden en je zit in de stad Utrecht. Rijd vijf minuten naar het westen en je komt langs boerderijen waar het in de gevel gebeiteld staat dat ‘de mens wikt, God beschikt’.

Al zevenhonderd jaar is IJsselstein een zelfstandige stad. Maar hoe lang nog? Zoals vrijwel elke ‘kleinere gemeente’, van Gorinchem tot Meppel, wordt de IJsselsteinse democratie bedreigd. Er is het gebrek aan kandidaten voor de gemeenteraad, nu politieke partijen steeds verder leeglopen. En hoewel gemeenten steeds meer taken krijgen, hebben ze steeds minder te zeggen. Door Den Haag aangejaagde decentralisaties dwingen gemeenten tot samenwerkingen waar de raad weinig grip op heeft en waarin de ruimte om zélf beleid te maken beperkt is.

Kan het democratisch tekort worden opgelost, of loopt de gemeentepolitiek vast in een veelheid aan taken en gebrek aan zeggenschap? Het is een vraag die boven de gemeenteraadsverkiezingen in maart hangt maar die in het gewoel van de landelijke politiek amper gesteld wordt. Terwijl het raakt aan het hart van het Nederlandse politieke bestel, waarin gemeentepolitiek het dichtst bij de burger placht te staan.

Om dat democratisch tekort te onderzoeken, sprak NRC met burgers, bestuurders en volksvertegenwoordigers in IJsselstein. Een stad die haar eeuwenoude zelfstandigheid koestert. Kan zij zichzelf nog besturen?

Lees ook over lokale verkiezingen Het is hard zoeken naar kandidaten

Ronald Koehorst wil een vrouw hoog op de kandidatenlijst. Want vrouwen, denkt hij, stemmen op vrouwen. Het is oktober 2016, Donald Trump heeft net zijn grab ’em by the pussy-uitspraak gedaan en Koehorst, een kalende vijftiger met ronde bril, besluit een foto van de Amerikaanse president in de lokale krant te zetten. „Volgens Donald Trump hebben vrouwen geen verstand van politiek. De LDIJ denkt daar heel anders over, en geeft jou graag een stem!”, zet hij erbij.

Koehorst leidt de Lokale Democraten IJsselstein, de LDIJ, de grootste partij in de gemeenteraad. Hij staat in de raad bekend als een fel politicus die de touwtjes van zijn partij strak in handen heeft.

Een serieuze reactie op de advertentie blijft uit. Pas enkele maanden voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2018 vindt hij iemand. Koehorst vertelt deze vrouw, Sarah Zandstra, dat de LDIJ de verkiezingen gaat winnen en dat zij als vrouw zéker verkozen wordt. Zandstra heeft een loopbaan achter de rug als directiesecretaresse, klantenservicemedewerker en onderwijsassistent en wil coach worden. Ze heeft tot dan een hekel gehad aan politiek en dat ze puur om haar sekse wordt gekozen, vindt ze seksistisch. Maar ze ziet het aanbod raadslid te worden als een kans om iets te doen bij een partij die wil opkomen voor de inwoners.

Dus stemt ze in met een plek op de lijst. Het resultaat: 698 stemmen, meer dan de meeste lijsttrekkers en meer dan welke LDIJ-kandidaat dan ook, op lijsttrekker Koehorst na. LDIJ werd bij de verkiezingen van 2018 de grootste van de gemeente.

Iets meer dan een jaar later is Zandstra alweer weg uit de partij. Ze is nog wel gemeenteraadslid, als de eenpersoonsfractie Sociale Democraten IJsselstein (SDIJ).

„Fractiediscipline waar niet van mocht worden afgeweken”, verklaart Zandstra de breuk.

„Zetelroof”, zegt Koehorst.

Koehorst eiste loyaliteit, zegt zij.

Koehorst zegt dat Zandstra hem niet als leider accepteerde.

Zandstra, met kort blond haar en altijd gekleed in een kleurige jurk, doet het helemaal in haar eentje. Eén dag had ze een bestuurslid met wie ze de partij wilde leiden, maar die wilde het op zijn manier doen. Ze sprak hem daarop aan en hij vertrok. Daarna werd ze lid van 50Plus, maar die partij deed haar uiteindelijk te veel aan LDIJ denken. Het is zwaar, zegt ze in een vergaderkamertje van het gemeentehuis. „Dan lees je ter voorbereiding op een debat een rapport van honderd pagina’s en denk je: wow. Er komt zoveel op de gemeenteraad af.”

Koehorst heeft bij deze verkiezingen weer hetzelfde probleem als vier jaar geleden: vrouwen vinden voor zijn kandidatenlijst. Het is überhaupt moeilijk om mensen te vinden die de raad in willen. Van de 25 partijleden, zegt Koehorst, zijn er na maanden speuren tien die raadslid willen worden. Bij de PvdA zijn het er nog minder. Van de ruim vijftig PvdA-leden in IJsselstein willen er zo’n drie in de raad.

Het CDA? Afdelingsvoorzitter Arjen Molendijk thuis aan de keukentafel: „Je kan wel zeggen: ik wil er minimaal acht, maar zo is de werkelijkheid niet.” Van de circa zestig CDA-leden zijn er zo’n vier à vijf die raadslid willen worden.

De partijleiders hebben het dan nog niet eens over kwaliteit. Van de ongeveer 34.000 inwoners zijn er in IJsselstein zo’n driehonderd lid van een politieke partij. Slechts circa 0,2 procent van de bevolking is bereid zitting te nemen in de raad. Die telt 23 leden.

IJsselstein is daarin niet uniek. Politieke partijen lopen al decennialang gestaag leeg. In ruim de helft van de middelgrote gemeenten, constateerde NRC vier jaar geleden, worstelen partijen met het vinden van kandidaten.

Heel soms „komt er iemand uit de hemel vallen”, zegt PvdA’er Tiemen van der Worp, die de lijst samenstelt.

Hij begint over Marlieke van Schalkwijk, een vlotte twintiger die in het dagelijks leven gemeentes adviseert. Ze sloot zich als student politicologie aan bij de PvdA, nadat ze alle partijprogramma’s had gelezen. Ze mailde de afdeling of ze eens iets kon doen – en werd direct het afdelingsbestuur in getrokken. Toen dat niets voor haar bleek, kwam ze in een raadscommissie. Een jaar later was ze lijsttrekker. Wat ze ervoor moest doen? Haar hand opsteken.

Meestal lukt het nét om een lijst samen te stellen, zeggen partijleiders. Lukt het niet, dan houdt een partij op te bestaan.

De eeuwenoude binnenstad van IJsselstein is omringd door nieuwbouwwijken, geliefd onder forenzen. Lars van den Brink

Gepensioneerd scheikundeleraar Joop van Well ging na jaren vrijwilligerswerk rond zijn zestigste de raad in. Hij was al een paar jaar lid van de SP, geïnspireerd door toenmalig leider Jan Marijnissen. „Ik dacht: als ik nog tien jaar wat rommel in de politiek, dan heb ik een mooie carrière achter de rug.” Acht jaar zat hij voor de socialisten in de raad, in 2018 vond hij het mooi geweest. Maar een opvolger bleek niet te vinden. De SP’ers van IJsselstein wilden actievoeren, geen raadswerk doen. De afdeling werd opgeheven. Van Well kwam op een ‘onverkiesbare’ plek bij GroenLinks, die alsnog verkiesbaar werd nadat de kandidaten boven hem uit de gemeenteraad vertrokken en plaatsvervangers niet wilden. Ziek, zwak, of gewoon geen zin meer.

Misschien is het de prijs die IJsselstein betaalt voor de snelle groei van de afgelopen decennia. Tienduizenden nieuwe mensen kwamen naar de gemeente. Is IJsselstein voor hen meer dan een geografisch gelukje dat rust en natuur via de snelweg verbindt met de grote steden? Is raadswerk hun een vrije avond waard?

Raadsleden zeggen graag dat hun werk en dat van vele vrijwilligers in de gemeente de betrokkenheid toont van burgers bij deze gemeenschap. De cijfers zeggen iets anders. De „feitelijke inzet” van burgers, concludeerde een onderzoek naar de „sociale kracht” van IJsselstein, is „zeer laag”. Het lijkt er op „dat een relatief kleine groep veel activiteiten voor anderen ontplooit”.

PvdA-fractieleider Paul Nieveen van Dijkum erkent het probleem. De raad is een „inner circle”, zegt hij, „terwijl het niet moeilijk is om ertussen te komen”. Je hoeft alleen je hand maar op te steken.

Het raakt de kwaliteit van het bestuur, concludeerden ook onderzoekers van Berenschot vier jaar geleden: „De ruimte voor het structureel verbeteren van de kwaliteit van het bestuur van IJsselstein is beperkt.” Minder diplomatiek gezegd: er zijn te weinig politiek betrokken burgers om de stad beter te besturen, en de mensen die er wél zijn, zijn niet goed genoeg.

„Het is een leuke club mensen”, zegt raadslid Van Well over de gemeenteraad. „Dus je hebt, lullig gezegd, sociale bevrediging. Je kunt plezier hebben met elkaar.” Eén probleem: „Je bereikt niets”.

Debat? Liever niet

Op een donderdagavond in oktober zitten 21 raadsleden aan de U-vormige tafel in de raadszaal van IJsselstein. Evenveel burgers kijken een paar zalen verderop in het gebouw naar No Time To Die, de nieuwste James Bond. Aan tafel zitten onder anderen een eigenaar van een copyshop, een documentalist en een IT-beheerder. Van de 23 raadsleden en 15 commissieleden werken er tien in het bedrijfsleven en vijf als ambtenaar, zijn er drie student en vijf gepensioneerd. Onder hen zijn ondernemers en een lobbyist, leidinggevenden en coaches. Bouwvakkers, fabrieksarbeiders en loodgieters ontbreken. Vier van de 23 raadsleden zijn vrouw en hoewel een vijfde van de IJsselsteinse bevolking een migratieachtergrond heeft, is de raad zo wit als room.

Op de publieke tribune zitten de gemeentesecretaris en drie fractiemedewerkers, burgers zijn er niet. Als de klok half acht slaat en burgemeester Patrick van Domburg (VVD) de vergadering wil openen, zegt wethouder Peter Bekker (LDIJ) tegen een medewerker: „Geniet van deze voorstelling in dit prachtige theater.”

Ik heb wel eens in een debat de scherpte opgezocht, en dan zat ik na afloop te bellen met iemand die zich aangevallen voelde

Bas van Rooijen VVD-raadslid

In de anderhalf uur durende vergadering zegt vrijwel elk raadslid iets. Maar gedebatteerd wordt er amper. Er zijn standpunten uitgesproken, stemverklaringen, soms is er een vraag gesteld en áls er iets van debat is, wordt met een blik op de klok en de goede verhoudingen de angel er snel uitgehaald.

Discutabele onderwerpen genoeg op de agenda. Zoals de Regionale Energiestrategie (RES), de samenwerking met vijftien andere Utrechtse gemeenten waarmee het klimaatakkoord wordt uitgevoerd. Hierin wordt grofweg besloten welke wijk wanneer van het gas af gaat, waar zonnepanelen komen te liggen en windmolens worden neergezet. Of de participatie van burgers bij de toekomstvisie van de gemeente: ze gaan wel „gehoord” worden, volgens het plan, maar mogen niet „beslissen”.

Maar „er is in IJsselstein geen levendig debat”, zegt VVD-raadslid Bas van Rooijen (22). „Ik heb wel eens in een debat de scherpte opgezocht, en dan zat ik na afloop te bellen met iemand die zich aangevallen voelde. Eigenlijk denk je: wat een onzin. Het mag allemaal wel wat scherper.”

Als je debat wilt zien, zeggen raadsleden, moet je eigenlijk in de commissievergaderingen zijn. Daar vindt het inhoudelijke voorwerk plaats. De commissieleden gaan de diepte in, de raad rondt het daarna af. Vaak als hamerstuk.

Zandstra ziet liever helemaal geen debat. „Ik ben eigenlijk antipolitiek”, zegt ze. „In het debat gaan mensen poken, dan denk ik: waarom? Je kan toch je mening delen met elkaar? Er wordt wel eens gezegd: we zijn geen collega’s. Ik zie dat anders. We hebben een gezamenlijk doel, namelijk het beste voor IJsselstein.”

Haar opvatting, constateert Zandstra tevreden, wint aan terrein. Onder de politici van IJsselstein lijkt geen groter verwijt te bestaan dan dat een raadslid iets „politiek” maakt. Een felle inhoudelijke discussie; de verschillen opzoeken tussen partijen; een motie indienen over een actueel thema; vanuit ideologie tot een pleidooi komen: té politiek. Dus is er in de raadsvergadering van oktober amper debat, geen stemming, slechts de hamerslag van de burgemeester. Terwijl er een existentieel vraagstuk op IJsselstein afkomt: de toekomst als zelfstandige gemeente.

De ochtend na de raadsvergadering leunt D66-leider Jos Pel achterover. Al twaalf jaar zit de bedachtzame zestiger in de gemeenteraad van IJsselstein. Hij is de ‘raadsnestor’, soms zit hij daarom raadsvergaderingen voor.

Lees ook Waarom lopen in Amsterdam zoveel raadsleden weg?

Taak na taak kreeg de gemeente in die jaren doorgeschoven vanuit Den Haag en de provincie. Gemeentes werden verantwoordelijk voor jeugdzorg; voor participatie van mensen met een beperking of een uitkering; voor langdurige zorg voor thuiswonende zieken en ouderen; voor uitvoering van beleid rond werkloosheid en schulden. Gemeenten moeten bovendien een groot deel van de plannen uitvoeren die voor het Klimaatakkoord zijn bedacht.

De decentralisaties moesten de overheid voor burgers dichterbij brengen. Maar tegelijk met de decentralisaties in 2015, van de jeugdzorg en het sociaal domein, werden miljarden bezuinigd, waardoor gemeenten vanaf dag één moeite hadden hun nieuwe taken uit te voeren.

Toch kan je denken: raadslid Pel is in 2022 machtiger dan in 2010. Door de vele nieuwe taken is het oude cliché achterhaald dat de gemeenteraad alleen over stoeptegels en subsidies gaat. Maar Pel, die dit jaar vertrekt, is het raadswerk juist gaan relativeren. „Natuurlijk hebben we invloed en is wat we doen belangrijk. Maar er is zoveel opgelegd vanuit de rijksoverheid en zo weinig ruimte voor wat we met ons geld kunnen doen. Je kunt je mening wel geven, maar voor je gevoel is het in de marge.”

Zijn opvolger als D66-leider, dertiger Joeri Eijzenbach, noemt het de paradox van de moderne gemeente. „Je krijgt als raad meer op je bordje. Maar je bent financieel veel beperkter in wat je kunt.”

„In je eentje de brandweer in stand houden, het sociaal domein runnen en de vuilnis ophalen: dat kan niet”, zegt burgemeester Van Domburg in zijn werkkamer. Dus werken gemeenten samen: in samenwerkingsverbanden en gemeenschappelijke regelingen.

En eigenlijk, zegt Pel, „hebben we als raad geen idee wat daar gebeurt”.

Zo worden de gemeentelijke belastingen geïnd vanuit Tiel. De vuilnisophaal en de groenvoorziening worden vanuit Soest aangestuurd. De vergunningen vanuit de stad Utrecht, net als de brandweer, politie en publieke gezondheid. Recreatiegebieden worden met acht andere gemeenten beheerd. Voor gedecentraliseerde zorgtaken is IJsselstein afhankelijk van vier andere gemeenten. Welzijn en bijstand worden met drie andere gemeenten gedeeld. In totaal werkt IJsselstein op bijna dertig terreinen samen met andere gemeenten. Ongeveer een derde van de begroting van 82 miljoen euro gaat naar samenwerkingen waarin IJsselstein slechts een van de vele deelnemers is.

Op de besteding van steeds meer publiek geld vindt steeds minder democratische controle plaats. Op een totale begroting van 65 miljard euro besteden gemeenten ruim zestien miljard binnen samenwerkingsverbanden, bleek vorig jaar uit onderzoek van De Stentor, Tubantia en De Gelderlander. In 2005 ging het om zo’n acht miljard euro.

„Democratisch gezien wringt daar de schoen”, zegt Rob Paulussen, de onafhankelijke voorzitter van de IJsselsteinse Rekenkamer. Hij onderzoekt de werking van al die samenwerkingsverbanden van wethouders. „Gemeenten besteden miljoenen euro’s via die samenwerkingen, maar grip van de raad is ver te zoeken.”

De gemeenteraad kan de wethouder met een opdracht op pad sturen. De raad kan een zienswijze indienen, waar de andere gemeenten een blik op kunnen werpen. Ze kunnen een raadsrapporteur sturen die bij de gezamenlijke vergaderingen van bestuurders uit alle gemeenten op de tribune mag zitten en achteraf de gemeenteraad kan informeren.

„Democratisch gezien heb je helemaal niks in handen”, zegt Conraad Meijer. Hij zat acht jaar voor het CDA in de IJsselsteinse raad en is nu commissielid voor lokale partij LDIJ. Door de jaren heen zag hij de macht van de gemeenteraad veranderen. „Je kan hooguit zeggen: het is klote.”

Zo kwam voor de zomer fraude aan het licht bij het reinigingsbedrijf dat IJsselstein met vijf andere gemeenten runt. De IJsselsteinse wethouder sprak er stevige woorden over. D66’er Eijzenbach: „Hij is daar een van de bestuurders, maar in hoeverre heb je als raad ook wat te zeggen?”

Sluipenderwijs wordt zo de macht van de gemeente, van haar volksvertegenwoordigers én van de kiezers uitgehold. Stel bijvoorbeeld dat de bevolking van IJsselstein bij de verkiezingen van maart een raad kiest die milieuvervuilende bedrijven harder wil aanpakken - een controle die nu vaak beperkt is. Dan is het maar zeer de vraag óf er vervolgens strengere controles komen. De omgevingsdienst heeft een vastgelegde ‘handhavingssystematiek’, IJsselstein is één van de vele deelnemende gemeenten. De burgers kunnen ervoor stemmen, de raad kan het vinden: maar er verandert weinig.

De raad kan veel willen: de jeugdzorg uitbreiden, een extra brandweerwagen aanschaffen, mensen in de bijstand een tegenprestatie laten leveren of juist niet. Maar IJsselstein gaat er maar beperkt over, in een voor de raad ondoorzichtig samenspel met omringende gemeenten die óók eigen wensen koesteren, en die vooral niet willen dat die van de ander tot een hogere rekening leiden.

Lees ook dit artikel ‘Financiering gemeenten moet fundamenteel anders’

Soms heb je mazzel, zegt burgemeester Van Domburg. Dan vraag je om een ladderwagen voor de brandweer en kríjg je die. „Maar meestal heb je het nakijken.”

De „incongruente lappendeken” van samenwerkingen dreigt een bestuurslaag te vormen tussen de gemeentes en provincies in, stelt de Raad voor Openbaar Bestuur in een recent rapport. Een bestuurslaag waar burgers niet voor kunnen stemmen en waar de mensen die wel verkozen zijn, de gemeenteraadsleden, amper iets over kunnen zeggen. Het leidt tot onderhuidse twijfel bij steeds meer raadsleden: kan IJsselstein zich eigenlijk nog wel als zelfstandige gemeente besturen?

Een noodsignaal van de naastgelegen gemeente Lopik maakt die vraag urgent.

Om het hoofd boven water te kunnen houden zou in Lopik de onroerendezaakbelasting (ozb) met 300 euro per jaar omhoog moeten. En dan nog zou de gemeente te klein zijn voor alle uit Den Haag doorgeschoven taken. Lopik kijkt nu naar de omringende gemeenten: wie wil er fuseren?

Het Lopikse verzoek heeft in IJsselstein een zoektocht naar de toekomst als zelfstandige gemeente op gang gebracht. Op initiatief van D66’er Pel begon de discussie. Eerst moeten burgers de ‘wat’-vraag beantwoorden: wát voor gemeente willen zij zijn? De digitale bijeenkomst eind januari was daar het slot van. Later dit jaar moet de raad de ‘hoe’-vraag beantwoorden: hoe kan dat geregeld worden, als zelfstandige gemeente of in een grotere fusie?

Voor Pel staat de uitkomst al vast. „Vier, vijf jaar. Zolang kan IJsselstein misschien nog zelfstandig blijven. Daarna houdt het op.” Niemand zegt dat al hardop, zegt de VVD-fractieleider Bas van der Horst in de marge van een raadsvergadering, „want we zijn nog niet bij die conclusie. Maar eigenlijk kunnen we onszelf nu al niet meer besturen zoals we zouden willen.”

Conraad Meijer van lokale partij LDIJ denkt dat het wél kan. „Zelfstandigheid kost geld, maar misschien vinden burgers het dat wel waard. Als je een Jaguar wilt, moet je de kosten erbij willen nemen.”

PvdA’er Nieveen van Dijkum: „Partijen gaan hier straks de verkiezingscampagne in met ‘Yeah, IJsselstein 700 jaar onafhankelijk’!” Hij maakt een juichgebaar. „Daar kunnen ze flink stemmen mee winnen, inspelend op de emotionele binding van veel inwoners met het stadje. Rationeel kom je wellicht tot andere inzichten.” Meer partijen vrezen dat de zelfstandigheid van IJsselstein inzet wordt van de verkiezingen. In een commissievergadering spreekt het CDA de vrees uit dat er campagneposters komen met de tekst ‘IJsselstein zelfstandig’.

De raad moet nog beslissen hoor, sust burgemeester Van Domburg. Het is niet alsof de burgers nog iets mogen zeggen terwijl politici het al zeker weten. Wel ziet ook hij welke kant het opgaat. Als IJsselstein geen besluit neemt, zegt hij, „dan komt er over tien of vijftien jaar een moment dat de minister of de provincie zegt: het is mooi geweest, we bepalen dat jullie moeten fuseren”.

Als Nederland in dit tempo gemeentelijke grenzen blijft weggummen, dan is er in 2050 nog één gemeente over

Maarten Allers Gronings hoogleraar

De vraag wat voor stad IJsselstein is, is niet alleen bestuurlijk. Het gaat ook over identiteit: is het een randstedelijke gemeente aan de rand van het Groene Hart, of een groene provinciestad aan de rand van de Randstad? Al jaren worstelt IJsselstein met die „dubbele oriëntatie”, concludeerde het Berenschot-rapport in 2017. De stad „hinkt op twee gedachten”. Het ene college richt zich op de Lopikerwaard; het andere weer nadrukkelijker op de Utrechtse stadsregio. Met wie te fuseren is eigenlijk dezelfde vraag als: wie zijn we?

Opgeslokt worden door het grote Utrecht is het doembeeld, daar is iedereen het over eens. Dus blijven de naastgelegen gemeentes over. Alleen Lopik heeft de wens te fuseren uitgesproken.

Lopik is voor IJsselstein aantrekkelijk wegens de grond. IJsselstein wil tweeduizend huizen bouwen maar weet niet waar. „Als we al met Lopik waren, dan konden we die huizen zó neerzetten”, zegt D66’er Pel. Raadsleden wijzen naar het gebied achter een tuincentrum. Het is al ontsloten, de huizen kunnen er zo gebouwd worden. Maar de grond is van Lopik.

Maar wil Lopik wel met IJsselstein? Vast wel, zegt een IJsselsteinse bestuurder: „Zij denken: IJsselstein lost straks onze financiële problemen op.”

Op een avond in het najaar zegt de Lopikse wethouder Johan van Everdingen (VVD) op een bewonersavond in Benschop, een van de Lopikse kernen: „IJsselstein is heel blij met ons.” De vijftig bewoners moeten hard lachen om de constatering. „Natuurlijk!”, roept een vrouw uit: „IJsselstein wil ons volbouwen.” Als we onderdeel worden van IJsselstein, zegt een man, „dan gaat ons landelijk karakter verloren”. Op een groot vel schrijven bewoners wat zij belangrijk vinden: „de dorpse mentaliteit”, „onze hechte gemeenschap”, „onze identiteit”.

Met Montfoort, verderop langs de IJssel, probeerde IJsselstein al eens samen te werken. Acht jaar geleden voegden de twee gemeenten hun ambtenarij samen, maar nadat was gebleken dat IJsselstein het gat van 2 miljoen euro van Montfoort moest dichten, trok de raad snel de stekker eruit. „Een trauma”, zegt een raadslid.

„Ik zal niet zeggen dat het domme boeren zijn”, zegt D66’er Pel over de Montfoortse gemeentepolitiek, „maar het zijn wel opportunisten die maar wat roepen zonder het geheel te zien”. Op de borrel na een raadsvergadering zegt een bestuurder: „Ze regelen de zaken eerst onder tafel met elkaar en vervolgens wordt het in de raad besloten.”

IJsselstein kan ook met Nieuwegein, de gemeente aan de andere kant van de A2. In dat geval verkiest IJsselstein onverbiddelijk stad boven platteland. En dus is het eigenlijk geen optie. In de raad ziet alleen PvdA’er Paul Nieveen van Dijkum er iets in: „Maar het zou politieke zelfmoord bij de verkiezingen zijn als ik dat hardop zeg. IJsselsteiners hebben niks met Nieuwegein. We denken hier dat iedereen wel met ons wil, maar in de Lopikerwaard staan we bekend als de bonte hond.”

Op zijn werkkamer wijst burgemeester Van Domburg naar een oude landkaart. „Het hart van IJsselstein ligt in de oude IJsselsteinse baronie.” Onder meer het dorpje Benschop, een paar minuten rijden van het stadscentrum van IJsselstein, maakte deel uit van die heerlijkheid binnen het Heilige Rooms Rijk. „In de Lopikerwaard ligt het dna van IJsselstein.”

De vraag is of een fusie de oplossing is voor de groeiende onmacht.

Gemeentelijke fusies

Wie naar een zeventig jaar oude kaart van Nederland kijkt, ziet een lappendeken aan gemeenten. In iets meer dan een halve eeuw halveerde het aantal. Telde Nederland in de jaren vijftig meer dan duizend gemeentes, in 2015, het jaar van de grote decentralisaties, waren het er nog maar 393. Dit jaar zijn er 345 over.

Als Nederland in dit tempo gemeentelijke grenzen blijft weggummen, berekende de Groningse hoogleraar Maarten Allers, dan is er in 2050 nog één gemeente over. De econoom is expert op het gebied van decentralisaties en gemeentelijke fusies.

De argumenten vóór fusie klinken bijna altijd en overal hetzelfde, zegt hij. „Er is een roep om doelmatiger lokaal bestuur, en het idee is dat een grotere gemeente dat beter kan. En het zou goedkoper zijn: je hebt maar één burgemeester in plaats van twee, ambtelijke diensten worden samengevoegd.” Daar is bij gekomen dat een fusie democratischer zou zijn, omdat een grotere gemeente minder afhankelijk zou zijn van samenwerkingsverbanden en gemeenschappelijke regelingen.

Den Haag blijft maar taken doorschuiven die gemeenten niet aankunnen. Het ontbreekt aan een visie

Maarten Allers Gronings hoogleraar

Maar het blijkt allemaal niet te kloppen. In een reeks onderzoeken sloeg Allers de afgelopen jaren een gat in het idee van de gemeentelijke herindeling als bestuurlijk panacee.

Fusies leveren geen geld op, de voorzieningen gaan er niet op vooruit, de dienstverlening aan burgers verbetert niet. De betrokkenheid van burgers neemt af, de opkomst bij verkiezingen daalt. „Bestuurders vergeten vaak dat burgers ook ergens bij willen horen. Het is fijn als burgers in een complexe wereld lokaal iets hebben waar ze wél grip op hebben.”

Het democratisch tekort wordt evenmin opgelost, zegt Allers. „Ook na een fusie kun je de vele taken niet alleen aan. Reden om wél te fuseren kan zijn dat je binnen een samenwerkingsverband een iets grotere mond kunt hebben.”

De IJsselsteinse burgemeester Patrick van Domburg: „Het is niet per se halleluja als je ineens als gemeente van tachtigduizend inwoners aan tafel zit. Maar je wordt robuuster. Utrecht zal ons minder snel als een mooie buitenwijk erbij willen trekken.” Na een fusie kán lokale identiteit behouden blijven, denkt hij. „Kijk naar Súdwest Fryslân: één gemeente met veertig kernen, die allemaal zichzelf gebleven zijn. Maar je kunt je wél afvragen of burgers beter af zijn als ze veertig minuten in de auto zitten voor een nieuwe paspoort.”

Gemeenten zitten klem, zegt Allers. De vele gedecentraliseerde taken dwingen hen tot het aangaan van samenwerkingsverbanden waar de raad amper invloed op heeft, laat staan de burger. Gemeenten besluiten dan maar tot een fusie – wat ondanks goede bedoelingen de machteloosheid niet oplost. Allers ziet een „vicieuze cirkel van bestuurlijke schaalvergroting” waar gemeenten niet aan kunnen ontsnappen. „Je kunt een Asterix-dorpje proberen te zijn. Maar dat lukt je niet.”

De oorzaken van het democratisch tekort van de gemeentepolitiek liggen niet in de raadszaal van IJsselstein, Meppel of Gorinchem, maar in de Tweede Kamer en de Trêveszaal. Allers: „Den Haag blijft maar taken doorschuiven die gemeenten niet aankunnen. Het ontbreekt aan een visie op het openbaar bestuur.”

Epiloog

De nieuwe gemeenteraad besluit later dit jaar waar de toekomst van IJsselstein ligt. Sarah Zandstra zal dat besluit niet nemen. Na vier jaar vertrekt ze weer uit de gemeentepolitiek. Ze kon geen andere kandidaten vinden voor haar eigen partij. De partij waarmee ze brak, de LDIJ, heeft een andere vrouw, voormalig SP-raadslid Helga Boterman, op nummer twee gezet.

Met de belofte van een zelfstandig IJsselstein hoopt lokale partij LDIJ opnieuw de grootste te worden. In een campagnefilmpje vertelt lijsttrekker Ronald Koehorst, met achter zich het weiland dat IJsselstein van Lopik scheidt, dat de ozb omhoog zal gaan in het geval van een fusie met het armlastige Lopik.

De vrouw die in de enquête schreef dat IJsselstein IJsselstein moet blijven, blijkt ook aanwezig op de Dag van IJsselstein. „Als burger die niets met politiek te maken wil hebben”, zegt ze in de webcam, lijkt dit haar eigenlijk de belangrijkste boodschap: „We hebben hier een uniek stadje. Blijf ervan af.”