Opinie

Hoe het woord ‘wooncrisis’ in de krant kwam

De journalistieke keuken

Een oververhitte woningmarkt, een landelijk Woonprotest, de terugkeer van een ministerie van Volkshuisvesting: het thema wonen is sinds de krakersrellen bij de inhuldiging van koningin Beatrix in 1980 (‘Geen woning, geen kroning!’) niet zo groot geweest. Ook in de kolommen van NRC is de huidige wooncrisis een terugkerende zaak.

Is dit de nieuwe sociale kwestie?

In een interview met stadsgeograaf Cody Hochstenbach, met als aanleiding zijn onlangs verschenen boek Uitgewoond, vroeg NRC of de situatie eigenlijk wel zo alarmerend is: „De restaurants zitten vol”. Hochstenbach antwoordde dat er om de hoek van de lunchtenten verwaarloosde sociale huurwoningen staan waar huizenbezitters niet naar omkijken. „Je ziet niet dat ze [huurders] op kaal beton wonen. Dat zijn geen mensen die op de redactie bij NRC werken, of op de universiteit, mensen met lijntjes naar de politiek.”

Hochstenbach chargeert hier misschien een beetje, maar zijn antwoord nodigt uit tot enige zelfreflectie. Werd de omvang van de wooncrisis pas voelbaar toen de middenklasse werd geraakt? Anders gezegd, heeft ‘zevenvinkjeskrant’ NRC de wooncrisis (te) laat gesignaleerd?

Redacteuren hoeven natuurlijk niet tot de onderklasse te behoren om te kunnen berichten over de onderkant van de samenleving. Maar welke trends representatief zijn en voor welk deel van het land is lastiger vast te stellen, zegt onze vorige woonredacteur, Sam de Voogt. Wat hem vooral opviel toen hij in 2017 begon aan zijn portefeuille waren de verhalen over de onbetaalbaarheid van woningen in de grote steden en de trek naar buiten de stadsgrenzen. „De krapte was vooral een stedelijk probleem”, zegt De Voogt, die nu sportredacteur is. „Er werd ook nog niet gesproken van een kloof, van kopers die zouden ‘winnen’ en huurders die zouden ‘verliezen’.” Een koophuis was toen nog geen voorbeeld van ongelijkheid, aldus De Voogt.

Dat het probleem nauwelijks aandacht kreeg kwam volgens hem ook omdat het op landelijk niveau nog geen issue was. „Het stond nauwelijks in de verkiezingsprogramma’s. Pas toen mensen simpelweg nergens terecht konden kwam er vanuit de politiek steeds meer aandacht voor.”

Van ‘woningnood’ naar ‘wooncrisis’

Dat blijkt ook uit de verandering in taalgebruik. Waar voorheen termen als ‘woningnood’ en ‘woningentekort’ werden gebruikt, blijkt nu het woord ‘wooncrisis’ gangbaarder. In het NRC-archief komt de term ‘wooncrisis’ voor het eerst voor in 2019. Dat geldt ook voor Trouw en Het Parool. Alleen bij de Volkskrant kwam het woord eenmaal eerder voor, in 2018. En dat was in een opiniestuk van… Cody Hochstenbach. Ruim een jaar later, vlak voor Prinsjesdag, begint het begrip ‘wooncrisis’ in de kolommen aan een opmars. In NRC aanvankelijk nog tussen aanhalingstekens, zoals in het artikel Met miljarden de ‘wooncrisis’ te lijf (6 september 2019). Toen sprak het kabinet-Rutte II zelf voor het eerst van een wooncrisis die serieus aangepakt moest worden. Uit een vergelijkbare exercitie door Hochstenbach blijkt overigens dat ‘wooncrisis’ in de Tweede Kamer (althans in Kamerstukken) ook vanaf 2019 voor het eerst wordt genoemd.

Lees ook deze reportage: In Wenen kan de middenklasse nog een huis betalen

Hochstenbach juicht deze semantische aanpassing toe. „Woningnood impliceert een kwantitatief fenomeen terwijl de term wooncrisis een veelkoppig probleem omvat.” Zoals het begrip ‘klimaatcrisis’ (in plaats van ‘klimaatverandering’) urgentie en noodzaak tot handelen benadrukt. De stadsgeograaf bindt er wel een opdracht aan vast. „Als we vooral aandacht schenken aan de problemen van de middenklasse, dan bestaat het risico dat de politiek ook met oplossingen voor de middenklasse komt. Daar hebben de meest gemarginaliseerde groepen niks aan.”

Lobbydruk

Maar is er überhaupt voldoende aandacht voor de middenklasse? Want volgens Hans de Geus, auteur van Hoe ik toch huisjesmelker werd (bekroond tot beste politieke boek van 2021), is een vertekend beeld ontstaan. „Het Woonprotest is erg eenzijdig voor de onderkant. Aandacht voor de pechvogels van onze samenleving en voor dakloosheid kan er nooit te veel zijn, maar die onderwerpen staan best goed op de agenda”, vindt De Geus. „Maar inmiddels komt ook de ‘NRC-lezer’ en zijn kind er niet meer tussen.” Wat De Geus maar wil zeggen: slachtoffers van de wooncrisis zijn óók de hoogopgeleide en succesvolle jongeren. Maar wie vertegenwoordigt hen? „Deze outsiders op de vrije woningmarkt kunnen bij niemand terecht. Terwijl de insiders, de woningbezitters, zittende huurders, verhuurders, ontwikkelaars en bouwers via hun respectievelijke vertegenwoordigende organisaties hun belang in de media goed over het voetlicht brengen.”

De gebundelde aanklacht van het Woonprotest heeft het momentum te pakken en met voorbeelden als de sloop van de Tweebosbuurt krachtige verzetssymbolen in de media. Maar blijf waakzaam voor lobbydruk, zegt Sam de Voogt. „Er zit vaak een belang achter. Corporaties die vinden dat ze meer geld nodig hebben. Bouwend Nederland en de makelaars van de NVM hanteren de term ‘wooncrisis’ ook, maar die hebben gewoon een zakelijk belang.”