Ze heeft wel een mooie leeftijd bereikt. Hij heeft in elk geval geen pijn geleden. Of deze: Tijd heelt alle wonden. Vaak wordt wat mensen zeggen tegen iemand die rouwt niet ervaren als behulpzaam, maar als een ondermijning van de pijn. „Een van de meest gemaakte fouten als je iemand wilt troosten is denken dat de pijn verzacht kan worden. Maar dat is geen troost, dat is bagatelliseren van het verdriet”, zegt psychogerontoloog Huub Buijssen. „Troost is erkennen dat er geen troost mogelijk is.”
Goedbedoelde woorden als ‘Het heeft zo moeten zijn’, of ‘Gelukkig was het geen directe familie’ worden dooddoeners genoemd, in de vorige week gelanceerde SIRE-campagne over hoe we kunnen praten over de dood. Het zijn manieren om over de dood heen te praten, in plaats van er over. „Dat is niet zo gek hoor”, zegt Buijssen. „De mens is een oplossingsgericht dier. Als iemand in je omgeving verdriet heeft of een emotioneel gesprek over de dood aanknoopt, willen onze hersenen daar een oplossing voor vinden en het verdriet wegdrukken.”
Buijssen schreef ruim veertig boeken over uiteenlopende onderwerpen als mantelzorg, dementie en depressie. Allemaal hebben ze als rode draad dat ze voor begrip moeten zorgen, zowel voor „de persoon die iets heeft als degene die voor die persoon wil zorgen”.
Al dertig jaar is hij op persoonlijk vlak bezig met rouw en troost – alle passages die hij tegenkomt in vakliteratuur en romans noteert hij – maar een boek had hij er niet over geschreven. Tot een verpleegkundige hem twee jaar geleden vroeg: ‘Heb je toevallig ooit iets geschreven met tips of handvatten hoe een zieke collega te steunen?’ Hij schreef er binnen een maand een boekje met tips over, Als je collega ernstig ziek is. En besloot een algemener en uitgebreider troost-boek te schrijven: De vijf talen van troost. Daarin probeert hij uit te leggen wat er gebeurt als iemand rouwt. Hij geeft adviezen hoe je iemand kunt steunen die in de rouw is, en hoe je steun kunt vragen als je zelf in rouw bent.
„Alles wordt warmer bij een verliefdheid, bij rouw komt alles onder een grijze deken te liggen”
Onder een grijze deken
Iemand steun bieden begint met proberen te begrijpen wat iemand die rouwt doormaakt. „In het boek probeer ik aan de hand van een gevoel dat bijna iedereen wel kent, verliefdheid, duidelijk te maken hoe extreem de gevoelens zijn die komen kijken bij rouw.” Want liefde en rouw zijn twee kanten van dezelfde medaille, zegt hij. Rouw is het bewijs van liefde, een eerbetoon aan de overledene. „Rouw is de prijs die we betalen voor liefde, wordt ook wel gezegd.”
Liefde en rouw zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, stelt Buijssen. Ze lijken zelfs op elkaar. Ze ontspringen aan dezelfde bron: die van intens verlangen.. „In beide gevallen is het waarschijnlijk lastig om aan iets of iemand anders te denken, de gedachten zijn vervuld van die ene persoon. Daardoor hebben we een versmald blikveld. We zijn slechter in het nemen van beslissingen, kunnen ons slechter concentreren. Onze identiteit wordt, tijdelijk of blijvend, veranderd doordat we die ene bijzondere persoon ontmoet hebben of juist verloren hebben.” De wereld krijgt in beide gevallen een andere kleur. „Alles wordt warmer bij een verliefdheid, bij rouw komt alles onder een grijze deken te liggen.”
Als die gevoelens zo op elkaar lijken, kunnen we bij rouw lessen trekken uit hoe we communiceren in een liefdesrelatie, denkt Buijssen. Hij baseerde zich bij het schrijven van zijn boek op De vijf talen van liefde, het boek waarmee de Amerikaanse schrijver en voorganger Gary Chapman in 1992 bekend werd. Chapman benoemt de manieren waarop mensen hun liefde kunnen laten blijken: luisteren, er zijn voor de ander, iets geven, helpen en lichamelijke aanraking. Buijssen: „De belangrijkste overeenkomst tussen alle vijf: ze kosten tijd.” En tijd is het meest waardevolle dat we iemand kunnen geven, zegt hij, dat is het enige dat we niet kunnen kopen.
„In het geval van rouw betekent dat: iemand zijn of haar verhaal laten vertellen, iemand helpen in het huishouden, zorgen dat er boodschappen in huis zijn, voor iemand koken.” We hoeven dus niet te weten wat we moeten zeggen. Juist door onze spaarzame tijd te geven erkennen we dat er iets aan de hand is. „En erkenning is waar mensen behoefte aan hebben.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/data81650316-e5b9bb.jpg)
In 1990 bedacht Buijssen een model om te illustreren wat mensen nodig hebben om te herstellen na het verlies van een dierbare. „Als iemand van wie je houdt komt te overlijden schiet je gemoedstoestand naar beneden. „Maar je kan niet constant in een diep dal verblijven, soms moet je op adem kunnen komen.” Dat doe je door afleiding te zoeken, even ontspannen, ergens om lachen. „Natuurlijk zal het verdriet terugkomen. Maar als je daarna weer valt, val je minder diep.” Je bouwt een fundament van herstel.
Als voorbeeld noemt hij schaatsster Irene Schouten. „Haar moeder heeft een hele ernstige beroerte gehad, een paar jaar geleden. Ze leeft nog, maar heeft ernstig hersenletsel en is niet meer de moeder die ze had.” Iedereen had verwacht dat Schouten thuis zou blijven, dat het laatste waar ze aan zou denken schaatsen zou zijn. Ja, sommige mensen willen thuis zijn en veel praten. Maar er zijn ook veel mensen die afleiding willen, die willen dóén. „Dus daar ging ze, schaatsen in de tas en richting de ijsbaan. Ze had het nodig om met schaatsen bezig te zijn.”
Waar iemand behoefte aan heeft, verschilt dus per persoon maar ook per moment. Wil iemand praten of juist stil zijn, wel of juist geen gezelschap, heel hard huilen of juist eigenlijk even ‘gewoon’ gezellig zijn? Welke taal spreekt iemand op welk moment?
De enige manier om daarachter te komen is om te blijven praten. „Wat heb je nú nodig? Waar kan ik je nú bij helpen?” Vooral het ‘nu’ is belangrijk, zegt Buijssen. „Vaak vragen mensen: hoe is het met je? Maar we zijn die zin als een begroeting gaan zien, als nietszeggend. Beter is het te vragen: hoe is het nú met je?”
Blijf vragen, is het belangrijkste advies, vul niet in wat je zelf zou willen als je in de rouw bent. „Het gaat erom dat je de ander moet vragen wat hij of zij wil. Dan pas kan je de talen van troost spreken.”