Recensie

Recensie Vormgeving

Een frisse kijk op de mode van Yves Saint Laurent

Exposities In zes Parijse musea zijn ontwerpen van Yves Saint Laurent te zien, steeds in combinatie met kunst uit de museum-collecties. Mode en kunst gaan een fascinerende dialoog aan.

Van boven naar onder: drie ontwerpen van Saint Laurent uit 1992 in de Salle Dufy van het Musée d’Art Moderne; Made in Japan - La Grande Odalisque (1964) van Martial Raysse en een jas uit 1971; The Moon van Gary Hume met een jurk uit 1966.
Van boven naar onder: drie ontwerpen van Saint Laurent uit 1992 in de Salle Dufy van het Musée d’Art Moderne; Made in Japan - La Grande Odalisque (1964) van Martial Raysse en een jas uit 1971; The Moon van Gary Hume met een jurk uit 1966. Foto's Hélène Mauri / Centre Pompidou Foto Nicolas Matheus

Zo’n twintig jaar geleden, om precies te zijn op 22 januari 2002, nam Yves Saint Laurent (1936-2008) afscheid van de mode met een grootse show in museum Centre Pompidou, een retrospectief met driehonderd ontwerpen uit veertig jaar. Letterlijk: op 29 januari 1962 had hij zijn eerste collectie onder eigen naam getoond.

Centre Pompidou is sinds 29 januari – precies zestig jaar na de eerste show, en bijna twintig jaar na de afscheidsshow – een van de zes locaties van Yves Saint Laurent aux musées. Zes afzonderlijke Yves Saint Laurent-tentoonstellingen of, zo kun je het ook zien, een tentoonstelling verspreid over zes locaties. Elk heeft een net andere insteek, samen bieden ze een frisse kijk op het werk van de couturier. Dit keer gaat het nou eens niet om de invloed van Saint Laurent op de mode, die vooral in de jaren zestig en zeventig gigantisch was. Saint Laurent is de geschiedenis ingegaan als de ontwerper die, om een paar voorbeelden te noemen, het taboe van de broek voor vrouwen doorbrak, prêt-à-porter chic maakte, de stijl van andere culturen naar de westerse mode bracht (nu een gevoelige kwestie), inspiratie haalde van de straat en ook de eerste die, in 1971, retromode in een haute couture-collectie liet zien.

Yves Saint Laurent aux musées legt de nadruk op de relatie tussen het werk van Saint Laurent en de eigen collecties van de musea. Doordat de kledingstukken grotendeels van hun modecontext zijn ontdaan (als de kleding al door poppen wordt gedragen, is dat zonder schoenen en accessoires) zijn het veel meer autonome objecten geworden.

The Moon van Gary Hume met een jurk van Saint Laurent uit 1966.

Foto Hélène Mauri / Centre Pompidou

Saint Laurent was, samen met zijn partner Pierre Bergé een groot kunstverzamelaar, en verwees veelvuldig en vaak erg letterlijk naar beeldende kunst – denk Van Goghs zonneblomen met pailletten en kralen geborduurd op een jasje. Die referenties zijn een aanknopingspunt waar dankbaar gebruik van wordt gemaakt.

Bescheiden tentoonstelling

Ondanks de zes locaties is Yves Saint Laurent aux musées in feite een bescheiden tentoonstelling; in totaal zijn vijftig kledingstukken opgesteld.

Centre Pompidou herbergt de grootste van de zes (deel)exposities, maar de beste locatie om te beginnen is Musée Yves Saint Laurent, gevestigd in de voormalige couturesalon aan de Avenue Marceau. Al was het maar om in de stemming te komen met de tien minuten durende film die daar te zien is, en waarin in vogelvlucht de carrière van de ontwerper wordt doorgenomen.

Aan de muren hangen de originele schetsen van de driehonderd outfits die in 2002 werden getoond in Centre Pompidou. Zichtbaar snel gemaakt zijn ze, en vol leven; de energie en de inspiratie spatten ervanaf. In een zaal hangen een aantal van de ‘toiles’ , katoenen proefmodellen van dezelfde ontwerpen. De houten mallen waarover hoeden werden gemodelleerd – Saint Laurent toonde zelden een jurk zonder bijpassende hoed – komen al meer los van de mode: ook zonder het eindresultaat te kennen, zijn het fraaie objecten.

Iets verderop, in het Musée d’Art Moderne de Paris, is het enige gratis te bezoeken deel van de tentoonstelling te zien. In grote zalen gaan ontwerpen van Saint Laurent, zoals dat heet, een dialoog aan met de kunst die er hangt. De diepe kleuren van de drie satijnen outfits uit 1992 passen fantastisch bij de gigantische muurschildering van Raoul Dufy in diezelfde zaal, de op het werk van Matisse geïnspireerde avondcape in blauw-grijstinten (1985) blijft goed overeind naast het enorme La Danse van de schilder.

Protserig

De Saint Laurent-ontwerpen die het slechtst de tand des tijds hebben doorstaan zijn de druk bewerkte dan wel geborduurde jasjes uit de jaren tachtig en vroege jaren negentig: te stijf, te protserig en humorloos voor de hedendaagse smaak. Maar de door goudgeborduurde jasjes zonder bijpassende broeken of rokken in glazen kasten te plaatsen in de Galerie d’Apollon, de overweldigend gedecoreerde zaal van het Louvre waar de Franse kroonjuwelen tentoon worden gesteld, vergeet je dat en zie je hoe ze in een traditie passen. Iets dergelijks geldt voor de jasjes uit de jaren tachtig met zeer herkenbare verwijzingen naar schilderijen en beleden van Picasso, opgesteld in, natuurlijk, het Musée Picasso. Als mode zijn ze niet meer te begrijpen, als eerbetoon nog altijd interessant.

Voor Musée d’Orsay is een ander uitgangspunt gekozen: Saint Laurents liefde voor Proust. De twee witte, op de mode van de belle epoque

gebaseerde jurken die hij in 1971 maakte voor het Proust-bal van baron en barones De Rothschildt zijn daar de meest duidelijke uiting van. Maar je kunt de Proust- liefde ook herkennen, zo suggereert de opstelling, in zijn legendarische Le Smoking, de smoking voor vrouwen, waarvan voorbeelden van 1966 tot 2001 te zien zijn.

Made in Japan - La Grande Odalisque (1964) van Martial Raysse en een jas van Saint Laurent uit 1971

Foto Hélène Mauri / Centre Pompidou

Het hoogtepunt van de museumtour is de expositie in Centre Pompidou. Op de vierde en vijfde verdieping, waar kunst uit de twintigste eeuw wordt gepresenteerd, staan her en der kledingstukken van Saint Laurent, steeds in combinatie met een kunstwerk. Een Mondriaanjurk (1965) naast een Mondriaan, natuurlijk (Compositie in rood, blauw en wit II), een op Afrikaanse beelden geïnspireerde jurk (1967) naast beelden die Giacometti ook op Afrikaanse beelden inspireerde. Beide zijn het fantastische, prachtig uitgevoerde ontwerpen – hoe je nu ook kijkt naar het tweede. Van de Mondriaanjurk zijn ontelbare variaties gemaakt, waarschijnlijk ook omdat dat dat makkelijk lijkt, maar zie de echte, en je beseft hoe geraffineerd die in elkaar zit.

Nog interessanter wordt het als de Saint Laurents staan naast kunst die later is gemaakt. Een lange zwarte jurk met nu weer zeer modieuze cutouts (1967) is gecombineerd met Elsworth Kelly’s Black White uit 1988, de Hommage à Tom Wesselman-jurk ( een subliem ontwerp uit 1966 met een half vrouwenlichaam erop) staat naast Gary Hume’s The Moon uit 2009.

Dat de jurken een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van de schilderijen lijkt uitgesloten; ook Hume liet zich rechtstreeks inspireren door Wesselman. Maar de combinaties laten zien dat het niet uitgesloten is dat een kunstenaar dat zou doen.

Saint Laurents ontwerpen zijn niet alleen het resultaat van de kunstgeschiedenis, ze zijn er ook een onderdeel van.

In een eerdere versie stond abusievelijk dat de de tentoonstelling in Centre Pompidou veertig jaar na Saint Laurents debuut opende. Dit is aangepast.