Een ‘eerste stapje’ in de gevaarlijke Zwart Janstraat in Rotterdam-Noord

Praat over de straat Een proef met eenrichtingsverkeer moet de Zwart Janstraat veiliger maken. Maar klanten van de slagerij komen er mét de auto.

Illustratie Fokke Gerritsma

Er was eens een winkelstraat in Rotterdam-Noord waar mensen door elkaar heen krioelden, eerst te voet en met handkarren en op fietsen. Toen met een trammetje en daarna met auto’s.

Op warme zomeravonden draaiden jongens in dure en lawaaiige auto’s hun raampje naar beneden om contact te maken met het publiek op de stoep. Automobilisten met meer haast wurmden zich langs hen op weg van en naar de binnenstad. En dan waren er nog de busjes en vrachtwagens die de winkels bevoorraadden. Welkom op de Zwart Janstraat.

Veel fietsers meden de straat: te gevaarlijk. In 2015 gebeurde er een ramp, toen een man van 31 de fietsende au pair Julie Dorat (20) doodde met zijn vuilniswagen. Er moest iets gebeuren. Het werd: eenrichtingsverkeer.

Sinds maandag kan je met de auto alleen nog vanaf de Bergweg de straat in. Fietsers kunnen nog wel in beide richtingen rijden. De proef duurt vier maanden.

Slagerij Almasira

Terwijl wethouder Judith Bokhove (Mobiliteit, GroenLinks), die op de fiets is gekomen, op een ladder staat om – symbolisch moment – met een man van de verkeersafdeling fietslampen in het verkeerslicht bij de Bergweg te draaien, loop ik naar slagerij Almasira, kleurig fruit voor de deur. Mohammed Gurruj heeft zijn zaak nu twintig jaar. Vrijwel al zijn klanten komen met de auto, zegt hij. „Uit Kralingen, Rotterdam-Zuid, Schiebroek, Overschie, West.”

„Voor een stukje vlees?”, vraag ik. „Ja”, zegt Gurruj.

„Kunnen ze dan niet in hun eigen wijk vlees kopen?” Misverstand: „Wilt u dat ik geen klanten meer heb?”

Er begint me iets te dagen. Gurrujs klanten komen voor hém. Voor zijn persoon of voor zijn manier van vlees snijden. En hij vreest dat ze nu niet meer komen. Een deel moet een andere route nemen.

Dat levert extra autodrukte op in de woonstraat erachter: de Gerard Scholtenstraat. Kun je autoverkeer in de stad wel verminderen, zolang je de parkeerruimte voor auto’s intact houdt? Deze proef kan iets aantonen.

Terwijl Gurrujs klanten de auto hierheen pakken, gaan Jan en Ada Aarts uit de Gerard Scholtenstraat al jaren met de auto naar de Bas in Ommoord voor hun boodschappen. Of naar Kralingen. Zij wonen hier al 52 jaar. „Vroeger gingen we naar de kruidenier hier op de hoek. De rosbief daar was zo lekker, dat die op was voor we thuis waren”, vertelt Ada Aarts. Die kruidenier is al lang weg. Er is wel een Dirk (dezelfde winkel als de Bas) nabij, maar daar parkeer je niet makkelijk. En Jan is slecht ter been. „In Ommoord is een grote parkeerplaats.” Het ritje zelf heeft ook betekenis: samen eruit.

Dus: terwijl het echtpaar Aarts naar een stadsdeel kilometers verderop rijdt voor zijn vlees, rijden Gurrujs klanten naar een ander stadsdeel kilometers verderop voor hún vlees.

Eén grote proef

„Wat als je zou zeggen dat deze winkelstraat er in de eerste plaats voor de wijk is, en haar daarvoor zou inrichten? En kleine ondernemers die alledaagse waar verkopen zou helpen om klanten te leren winnen uit de wijk?”, vraag ik aan wethouder Bokhove, die weer op de grond staat.

„Roos Vermeij [de wethouder van economie, PvdA] is hier ook bezig”, vertelt Bokhove. „Maar dit kwam op mijn bordje. In vijf jaar tijd zijn hier zeventig verkeersongevallen geregistreerd.” De gesprekken met de bewoners en de winkeliers hebben veel moeite gekost. „Het is een eerste stapje.” Het zou fietsers uit de wijk kunnen terugbrengen in de straat.

De wethouder fietst weg. En ik denk: leven wij niet in één grote proef, waarin we afhankelijk zijn gemaakt van zware machines, snelheid en grote afstanden. Voor een portie vlees?

Thalia Verkade schrijft op deze plek om de week over het verkeer en de straten in Rotterdam, hoe we daarover praten en hoe die manier van praten van invloed is op hoe we erover denken