Jeroen Otter kan maar moeilijk stilzitten. Staan ook niet. Of hij nou in de mixed zone van het Capital Indoor Center in Beijing met de pers spreekt, of een interview geeft in zijn kantoor op de bovenste ring van schaatsstadion Thialf in Heerenveen. Hij frummelt aan zijn mondkapje of microfoon, schuift met peper- en zoutvaatjes over tafel om iets uit te leggen, staat op om een foto van de muur te halen of komt aan met net bestelde, experimentele schaatsijzers.
Alleen langs de shorttrackbaan, als zijn sporters in actie komen, staat Otter stil. Terwijl zijn collega-coaches aanwijzingen schreeuwen, hun armen in ongeloof naar de hemel heffen of van de zenuwen beginnen te ijsberen, blijft Otter rustig op de boarding leunen om te zien hoe de wedstrijd zich voltrekt. Al vindt hij zelf dat hij zich nog wel eens laat gaan langs de kant. „Dan zie ik mezelf terug op beelden en denk ik: ‘Ja shit, daar doe ik meer dan ik dacht’.” Hij heeft er wel een verklaring voor. „De spanning bij het shorttrack is zoveel groter geworden, iedereen is zoveel meer aan elkaar gewaagd, dat de ontlading ook groter is. Dan laat ik me soms ook meeslepen.”
Twaalf jaar is Otter nu bondscoach van de shorttrackers. Onder zijn bewind werd Nederland weer een topland in de sport, met gezichten als Jorien ter Mors, Sjinkie Knegt en Suzanne Schulting. Net als in de jaren dat hij zelf nog schaatste en de Nederlandse mannen bij de Winterspelen van Calgary in 1988, toen shorttrack een demonstratiesport was, goud wonnen op de aflossing. Maar schrijf het huidige succes niet op zijn conto, zegt Otter, die het niet snel over zichzelf heeft. Als hij dat desgevraagd wel doet, dan spreekt hij in de tweede persoon.
Hoe groot is het verschil met toen u aantrad in 2010?
„Eigenlijk was de stand van het shorttrack destijds als een bed dat al was opgemaakt. Je hoefde alleen de lakens nog strak te trekken en een hoes om het kussen te doen. Toen ik werd aangesteld als bondscoach was het plan: laten we eens kijken of we als sport in de spotlights kunnen stappen. Ik wilde niet alleen een goede prestatiecultuur neerzetten, maar ook ervoor zorgen dat de gemiddelde Nederlander wist wie Sjinkie Knegt was en wat shorttrack inhield. En dat ze hem op de televisie in actie konden zien. Ik wilde iets duurzaams opbouwen.”
Wat was daarvoor nodig?
„Allereerst natuurlijk geld, maar dat was er. De KNSB was gewillig, ze hadden alleen een katalysator nodig. Dat was ik. Als coach had ik in de jaren negentig van de Amerikanen geleerd hoe graag zij als team wilden presteren en ook bereid waren om daarin te investeren. Tijdens die periode ontstond de grote droom om het shorttrack in Nederland naar een hoger niveau te tillen.
„Normaal moet je eerst presteren en komen er dan investeringen, bij ons liepen die twee gelijk op. Maar om echt iets neer te zetten heb je nog een aantal dingen nodig: goede faciliteiten, een technisch kader, een veilige omgeving, en historie en erkenning. De historie moesten we zelf gaan schrijven. Maar het allerbelangrijkst is de erkenning. Toen Suzanne Schulting op haar vijftiende tegen een leraar zei dat ze naar de WK shorttrack voor junioren mocht, zei hij: ‘Geweldig, word je dan de nieuwe Ireen Wüst? Veel plezier, maar dan mis je wel een tentamen.’ Als je ouders, je familie, je school en je vrienden niet begrijpen wat je doet, hoeveel je voor je sport over hebt en je daarin niet ondersteunen, dan kun je nooit op je best presteren.”
U zei in eerdere interviews dat uw schaatsers over een mentale barrière heen moesten.
„Toen ik begon, heerste er een soort defaitisme in Nederland. Ze dachten dat ze de Zuid-Koreanen nooit zouden verslaan, Niels Kerstholt had bij wijze van spreken foto’s van Victor Ahn [een Zuid-Koreaan] boven zijn bed hangen. Terwijl shorttrack een sport is zoals de 100 meter sprint; je moet de ander outshinen, je tekortkomingen verbergen. Het showelement is heel belangrijk.
„Ik heb in 2012 de Zuid-Koreaanse wereldkampioen Yoon-gy Kwak gevraagd of hij in Nederland wilde komen trainen. Hij was vanwege een blessure uit de Zuid-Koreaanse selectie gezet. Zo kwam hij van zijn voetstuk tussen onze shorttrackers te staan, we maakten hem menselijk. De Nederlanders gingen geloven dat ze van hem konden winnen.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data81422132-7fa429.jpg|https://images.nrc.nl/ldlfszDFo-FM90_V1o7u97hwLAI=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data81422132-7fa429.jpg|https://images.nrc.nl/7viO7aShoLxfg8PPb0SLPEmJi5o=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data81422132-7fa429.jpg)
Otter liet zijn schaatsers ooit naar Nederland fietsen na een trainingskamp in de Pyreneeën. Hij bouwde een schommel in Thialf om ze te laten werken aan hun timing en organiseert soms een potje ijshockey tijdens trainingen. Een paar jaar terug bedacht en bouwde hij een jetpack die de schaatsers op hun rug konden doen om te wennen aan een hogere snelheid. Als tiener ontwierp Otter zijn eigen schaatsschoenen, die hij door een schoenmaker in elkaar liet zetten. En hij bedacht een prototype schaatsijzers omdat die nergens zo werden gemaakt. Inmiddels produceren verschillende fabrikanten vergelijkbare ‘messen’.
Volgens Niels Kerstholt, die lang onder u schaatste, heeft u een bijna manische drang om te vernieuwen.
„Ik haal het meeste plezier uit innoveren, het houdt me continu bezig. Misschien komt dat wel doordat ik heel ruim kan denken, ik voel me in ieder geval nooit beperkt in wat ik wel en niet kan doen. Ze zeggen wel dat stilstand leidt tot achteruitgang en in topsport is dat gewoon zo. Als ik met Wilf [O’Reilly, manager shorttrack bij de KNSB] bel en we zeggen allebei: ‘Het gaat wel goed zo’, dan bekruipt mij gelijk het gevoel dat we iets missen.
„Vergelijk het met voorlezen aan een kind. De eerste drie maanden is het spannend om hetzelfde verhaal voor te lezen, daarna valt het kind binnen vijf minuten in slaap. Er is geen prikkel meer. Maar als je een detail verandert, zit het kind rechtop in bed. Dan heb je zijn aandacht weer. Met topsport is het precies hetzelfde. Als je niet continu verandert, dan krijgen je schaatsers geen prikkels meer. Bij mij knaagt dat de hele tijd : ‘Doe wat, bied het aan, verander wat, zorg dat we niet in slaap vallen.’”
U zegt te geloven dat succes maakbaar is. Is het niet lastig om dan bondscoach te zijn in een sport waarbij valpartijen en de factor geluk een grote rol spelen?
„Dat is bekeken door het oog van een leek. Een valpartij is vaak een forced error, omdat iemand gedwongen wordt iets te doen wat hij of zij niet meer kan. Het is hetzelfde als bij tennis: als jij een mooie bal slaat en ik krijg hem niet terug, dan heb je dat goed gedaan. Daar komt geen geluk bij kijken, je dwingt het af. Omgaan met tegenslag hoort erbij, vind ik. Wat dat betreft is shorttrack een blauwdruk van het leven. Je hebt zo nu en dan een tegenslag. Het gaat erom dat je ervoor zorgt dat het je sterker maakt. Dat zei Nietzsche al.
„Als je als coach niet gelooft dat succes maakbaar is, dan moet je een andere baan zoeken. Ik geloof gewoon in de kracht van mensen. Het grootste gemis van de mensheid is dat we er niet altijd achter komen waar onze kwaliteiten liggen en dus gefrustreerd rondlopen omdat we nooit het gevoel hebben dat we doen waarom we op aarde zijn. Als coach is het aan mij om sporters met hun kwaliteiten het gevoel te geven dat ze dat wel kunnen doen.”
Bent u zelf veranderd, heeft u zichzelf als coach de afgelopen twaalf jaar vernieuwd?
„Ik hoop het wel, het zou gek zijn als je dezelfde blijft als tien of twintig jaar geleden. Het meest constante in het leven van een mens is dat je verandert. Ik denk dat ik iets meer mijn kennis probeer te halen bij mijn collega’s dan vroeger. Toen zocht ik meer gelijkgezinden. Mijn blik is breder geworden: ik besef nu hoeveel mogelijkheden mensen met verschillende achtergronden bieden. De fysiotherapeut, de voedingsdeskundige, de materiaalman, de embedded scientist, ze hebben allemaal kwaliteiten die ik niet heb. Die diversiteit is krachtig, die moet je gebruiken.
„Mijn rol als coach is ook veranderd nu ik samenwerk met meer schaatsers en stafleden. Ik ben tegenwoordig veel meer een manager zoals ze die in het Engelse voetbal hebben. Daardoor kan ik op het ijs meer aandacht schenken aan het team. We trainen veel efficiënter. De randzaken, de dagelijkse akkefietjes, die kan ik aan mijn stafleden overlaten.
„Vroeger keek ik nog wel eens terug naar waar we vandaan kwamen, dat doe ik nu niet meer. Ik kijk naar waar ik vandaag sta en waar ik morgen wil zijn. Ik maak bijvoorbeeld ook nooit foto’s, zoals de meeste mensen graag doen. Die maken dan fotoboeken om in te bladeren en terug te kijken. Mijn vrouw heeft ze ook.”
Staat u wel stil bij de medailles die uw schaatsers halen? Dat is toch het doel van een bondscoach.
Otter denkt even na. „Ik denk dat het letterlijk een dag beklijft. Na de Super Suzanne Schulting Show in Hongarije eerder dit seizoen, toen ze vier gouden medailles – voor elke S één – won tijdens een wereldbekerwedstrijd, was ik in het vliegtuig naar huis alweer bezig met de volgende wedstrijd in Dordrecht.”
Dat klinkt alsof u nooit tevreden bent.
„Nee, en niet alleen voor mijn omgeving, maar ook voor mezelf heel vermoeiend. Er is geen enkele manier waarop ik mezelf tevreden kan stellen. Ik vind het wel mooi als ik het bij anderen zie, hun enthousiasme is aanstekelijk. Dan denk ik wel eens: ‘Nou, dat is relaxed.’ Maar ik mis het niet, want ik weet niet hoe het voelt.”
Bent u dan ook niet trots op hoe het Nederlandse shorttrack er nu voorstaat?
„Nou ja, trots, trots. Ik vind trots altijd een beetje een negatieve connotatie hebben, dan moet ik denken aan de misplaatste trots van ouders voor hun kind. Ik denk dan: ‘Waarom ben je nou zo trots? Dat kind heeft geschaatst, jij niet’. Ik ben eerder fier, dat klinkt wat zachter.
„Ik ben blij dat ik mensen heb kunnen overtuigen dat wij het waard zijn om in te investeren. Mijn grote droom was abstract, maar nu bestaat het: we hebben een grote nationale selectie, we hebben het beste trainingsteam ter wereld, mensen weten wat de sport inhoudt. De ommezwaai in de samenleving is gemaakt. Daardoor krijgt een talent op de middelbare school dat naar de WK shorttrack gaat nu te horen: ‘Geweldig, je wordt de nieuwe Suzanne Schulting. Veel succes, dat tentamen komt volgende week wel.’”