Opinie

Geschiedenis moet weer een vak zijn voor alle leerlingen

Geschiedenis Weten Nederlanders te weinig van het koloniale verleden? In moderne schoolboeken staat behoorlijk wat informatie, maar docenten moeten te veel in te weinig tijd, schrijven en .
Schoolkinderen krijgen uitleg voor een portret van Admiraal Michiel de Ruyter tijdens een begeleide rondleiding door het Rijksmuseum.
Schoolkinderen krijgen uitleg voor een portret van Admiraal Michiel de Ruyter tijdens een begeleide rondleiding door het Rijksmuseum. Foto Paul van Riel / ANP / Hollandse Hoogte

Nederlanders hebben weinig kennis van het koloniale verleden, zoals van het excessieve geweld tijdens de koloniale oorlogen en de raciale onderdrukking. Een groot deel van de Nederlanders zou volgens een Brits onderzoek uit 2020 zelfs trots zijn op de eigen koloniale geschiedenis. In hoeverre hebben onwetendheid en gebrekkig inzicht te maken met het Nederlandse geschiedenisonderwijs?

In zijn boek Revolusi en in interviews beweert David Van Reybrouck nogal stellig dat dat onderwijs beperkt en eenzijdig is en dat schoolboeken tekortschieten. In haar boek De strijd om Bali stelde Anne-Lot Hoek over het bloedbad en de weduwen van Rawagede de terechte vraag: „Waarom heb ik hierover vrijwel niets op school geleerd of tijdens mijn studie geschiedenis?” Ook het vorige kabinet zag kennisgebrek, want het besloot een commissie in te stellen onder leiding van Jet Bussemaker, om de kennis over voormalig Nederlands-Indië te vergroten.

Wij houden ons hart vast. Want docenten die het geschiedenisonderwijs op scholen verzorgen, moeten al veel langer steeds meer doen in steeds minder tijd. Een kleine geschiedenis van het vak geschiedenis is hier nuttig.

Oudere lezers herinneren zich misschien dat ze op Mulo, MMS, HBS en gymnasium in álle leerjaren geschiedenis kregen. Maar inhoudelijk was het vak eenzijdig. Op lagere scholen werd ‘vaderlandse’ geschiedenis gegeven. Op de middelbare school lag de nadruk op ‘algemene’ Europese en westerse geschiedenis, waarin overigens – anders dan in andere landen – een nationalistisch perspectief ontbrak. Docenten hadden daarbij veel vrijheid om de lesinhoud te bepalen. Voorschriften waren er nauwelijks.

‘Zelfstandig leren’

Dat is nu allemaal anders. In 1968 werd met de Mammoetwet geschiedenis een keuzevak in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs. Later kwam er een verplicht centraal schriftelijk eindexamen geschiedenis en staatsinrichting en kwamen er jaarlijks twee uitgebreid omschreven onderwerpen die landelijk werden getoetst.

Met de basisvorming in 1992 kregen leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs voortaan les over door de overheid vastgestelde kerndoelen. Onderdeel daarvan was de verhouding Nederland en de koloniën, en de dekolonisatie. Eén kerndoel betrof historische vaardigheden, zoals het zich verplaatsen in opvattingen, waarden en motieven van mensen in het verleden.

Lees ook dit artikel van Maria Grever: Democratie steunt op kritische benadering van het verleden

Eind jaren 90 werd de tweede fase in de bovenbouw van havo/vwo geïntroduceerd met ‘leerstofdomeinen’, waarin behalve Europese en Nederlandse geschiedenis ook koloniale geschiedenis en migratiegeschiedenis een plaats kregen. Kritiek hierop leidde begin deze eeuw echter tot voorschriften waarin Nederland en chronologie (met tien tijdvakken) veel centraler kwamen te staan. Dit was ook de tijd dat de politiek een Nationaal Historisch Museum wilde oprichten, een onzalig plan met een enorme verspilling van tijd en geld. Een ‘canon van Nederland’ kwam er wel.

Al een halve eeuw (!) krijgt 65 procent van alle leerlingen na hun 15de géén geschiedenisles meer. De wekelijkse lestijd is nu gemiddeld 15 minuten op basisscholen en 1 à 2 uur in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Daarbij gaat het niet alleen om kennisoverdracht. Onder invloed van onderwijskundigen heerst namelijk nog steeds het pedagogisch regime van ‘zelfstandig leren’. Vakkennis staat daarbij laag aangeschreven en docenten zijn vooral leercoach. In de praktijk komen ze aan bepaalde onderwerpen en vaardigheden nauwelijks toe.

Schoolboeken

Waar in oudere lesmethoden, zoals Wereld in wording uit 1962 de geschiedenis van koloniën en dekolonisatie ronduit eufemistisch beschreven werden, is er sinds de jaren 80 in veel schoolboeken, zoals Sprekend verleden, Geschiedeniswerkplaats en Memo, veel meer en expliciet aandacht voor de rol van Nederland bij kolonialisme, slavernij en dekolonisatie. Al die veranderende voorschriften hebben regelmatig tot aanpassing van de schoolboeken geleid.

Historisch Nieuwsblad concludeerde „dat de meeste schoolboeken goed in elkaar zitten en bij de tijd zijn”

In 2020 onderzocht Historisch Nieuwsblad zeven lesmethoden voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs en concludeerde „dat de meeste schoolboeken goed in elkaar zitten en bij de tijd zijn”. Discussies in de media en de wetenschap over slavernijverleden, koloniën en geweld bij de dekolonisatie klinken door. Zo vind je in de methode Feniks de getuigenis van veteraan Joop Hueting, over de moord op Indonesische burgers door Nederlandse soldaten.

Nog meer aandacht voor deze thema’s was volgens het Historisch Nieuwsblad onhaalbaar, gezien het overvolle programma met de tien tijdvakken. Ook merkte het blad terecht op dat critici blijkbaar verwachten dat jongeren in die paar lessen alle historische bagage moeten opdoen voor hun verdere leven. En inderdaad, zo vragen wij ons af, verwachten we dit ook van biologie of aardrijkskunde? De ‘hele’ geschiedenis behandelen is onmogelijk en trouwens ook onwenselijk. De geschiedenisles verandert dan in een encyclopedisch overzicht zonder enige inhoudelijke en kritische verdieping.

‘Cultureel archief’

Historische beeldvorming, in dit geval van het koloniale verleden van Nederland, steunt niet alleen op kennis en inzicht uit het onderwijs. Ook rituelen en taal (metaforen, uitdrukkingen), audiovisuele cultuur (tv, radio, film, sociale media) en materiële cultuur (monumenten, standbeelden, straatnamen) hebben hun uitwerking. Daar is in Nederland lange tijd niet naar omgekeken. Gloria Wekker spreekt in haar boek Witte onschuld (2016) in dit verband van een ‘cultureel archief’, dat de dominante betekenisgeving van mensen onbewust vormgeeft, uitgedrukt in „de manier waarop we denken, dingen doen en naar de wereld kijken, in wat we (seksueel) aantrekkelijk vinden, in de manier waarop onze affectieve en rationele economieën zijn georganiseerd en onderling verbonden zijn. Het belangrijkste is dat het zich tussen onze oren en in onze harten en zielen bevindt”.

Lees ook dit artikel van Gert Oostindie: De toekomst van het koloniale verleden

Het geschiedenisonderwijs kan wel een grotere invloed op de historische beeldvorming in Nederland krijgen, als er tenminste iets gedaan wordt aan de infrastructuur ervan. Als we het zo belangrijk vinden dat alle Nederlanders meer historische kennis en inzichten bezitten, moeten we de wijsheid hebben om van geschiedenis weer een vak te maken voor álle leerlingen in het héle voortgezet onderwijs. In de lerarenopleidingen-geschiedenis dienen vakkennis en historische vaardigheden meer prioriteit te krijgen, zoals aandacht voor multiperspectiviteit.

Pas dan wordt het mogelijk dat docenten met hun leerlingen de expositie Revolusi! Indonesië onafhankelijk in het Rijksmuseum goed voorbereid kunnen bezoeken. Pas dan kunnen kennisverwerving en kritische reflectie op het weinig bekende en onverwerkte koloniale verleden in Nederland plaatsvinden.