Het is een felle discussie op de universiteit van Tilburg eind januari. Drie studenten Management of Cultural Diversity zijn boos. In een essay gebruikten ze het genderneutrale voornaamwoord they om een persoon aan te duiden. Fout, volgens universitair hoofddocent Hans Siebers: één persoon is altijd he of she; they is meervoud en dus grammaticaal onjuist. Achterhaald, vinden de studenten: een mens is geen he óf she, geen man óf vrouw. Ieder mens is man én vrouw en dus they. Ze doen hun beklag bij het hoofd van de afdeling, waarna er een Zoom-bijeenkomst tussen de docent en zijn studenten wordt belegd. Na afloop trekt Siebers zijn grammaticale afkeuring in. Voortaan mogen zijn studenten they gebruiken als ze iemand genderneutraal willen aanduiden. Siebers: „Maar je kunt ‘they’ niet als norm opleggen. Het gaat erom dat je respect uitdrukt.”
In een collegezaal aan de Radboud Universiteit in Nijmegen laat docent Christophe Van Eecke een scène zien uit Dynasty, een tv-serie uit de jaren tachtig, waarin hoofdpersonen en gezworen vijanden Krystle en Alexis elkaar te lijf gaan. Hij toont het fragment om het fenomeen ‘camp’ te duiden. Zijn studenten, van de opleiding Algemene Cultuurwetenschappen, kijken geamuseerd toe. Totdat een van hen opspringt en woedend uitvalt. Hoe kan Van Eecke dít laten zien? Hoe dúrft hij studenten aan te moedigen om te lachen om vrouwen „die elkaar kapot maken”. Van Eecke schrikt, de zaal valt stil. „Daar sta je dan”, zegt hij achteraf. „Je kunt proberen om je keuze met argumenten te verklaren: het is cámp, het is over the top. Maar dat heeft geen zin. Deze studente beroept zich op een moreel falen. Daar kun je je niet tegen verdedigen.”
Het incident staat niet op zichzelf, zegt Van Eecke. Hij geeft ook colleges over gender en diversiteit. Daarin zegt hij dat het biologisch verschil tussen mannen en vrouwen een empirisch gegeven is. Het zorgt sinds een paar jaar telkens voor dezelfde reactie: studenten sissen verontwaardigd, lopen boos weg, of stellen in de cursusevaluatie dat hij hierdoor de les „onveilig” maakt voor transstudenten.
Van Eecke spreekt van een „kleine maar activistische groep woke-studenten”. Ze zijn vasthoudend, zegt hij, en waakzaam. „Ze grijpen elke gelegenheid aan om docenten of medestudenten aan te spreken op wat in hun ogen een overtreding is. Ze lijken te streven naar morele zuiverheid. En de drempel om je als student gekwetst te voelen lijkt steeds lager te liggen.”
Er zijn collega’s die uit voorzorg delen van colleges weglaten en op hun woorden letten. Van Eecke snapt dat. „Ze willen geen gedoe. Ik probeer mezelf niet te censureren maar onbewust gebeurt dat waarschijnlijk wel. Je gaat tóch opletten: wat kan een boze reactie ontlokken? Zo verlies je als docent deels je spontaniteit.”
Wakker zijn
‘Woke-studenten’: het is een fenomeen waar universiteiten vrijwel dagelijks mee te maken hebben. Woke, ‘wakker zijn’, duidt op het zien van misstanden in de maatschappij. Op de golven van Amerikaanse bewegingen als Black Lives Matter en #metoo laten ook studenten aan Nederlandse universiteiten steeds luider van zich horen. Ze vragen om ‘dekolonisatie’ van het curriculum, om racisme en seksisme te bestrijden. Ze eisen meer aandacht en ruimte voor thema’s als slavernij, voor vrouwelijke wetenschappers en voor filosofen en politicologen die niet per se uit Europa of de VS komen. Ze vragen om safe spaces: plekken waar ze niet geconfronteerd worden met in hun ogen transfobe, seksistische of racistische woorden en uitspraken.
Universiteiten proberen hen tegemoet te komen. Sinds een jaar zijn vrijwel overal ‘diversity officers’ aangesteld die het personeelsbestand diverser moeten maken en de universiteit inclusiever. In oktober presenteerde de central diversity officer van de Universiteit van Amsterdam (UvA) een plan voor een ‘dekolonisatie-toolkit’: een handleiding voor docenten en studenten. De bedenkers pleitten onder meer voor „dekolonisatie” van lokalen. Door tafels niet in rijen of in een U-vorm op te stellen met de docent ervoor, kun je „traditionele hiërarchische structuren” doorbreken, zegt de nieuwe Central Diversity Officer van de UvA, Machiel Keestra. „De relatie tussen docent en student wordt zichtbaar door de opstelling van tafels en stoelen.”
Er komen volgens Keestra de komende jaren ook toolkits voor inclusie van studenten met een beperking of chronische ziekte.
Dekolonisatie, s.v.p.
Wat betekent de opmars van de woke-student voor universiteiten? Is het een noodzakelijke vernieuwing? Zet het activisme de academische vrijheid onder druk?
Nikita Krouwel is vijfdejaars student Transatlantic Studies aan de Radboud Universiteit. Zij organiseerde vorig jaar met een aantal medestudenten een week tegen racisme. Er vloeide een advies aan het bestuur van de Nijmeegse universiteit uit voort: er moeten safe spaces komen voor studenten met een migratie-achtergrond, en de universiteit moet worden „gedekoloniseerd”. Er is inmiddels een gesprek geweest met het bestuur (Krouwel: „Ze zijn heel welwillend”), maar een safe space is er nog niet op de Nijmeegse campus. „Het gaat zó langzaam”, zegt Krouwel. „Dat is frustrerend.” Het onderwerp roept weerstand op, denkt ze. „Dekolonisatie, woke, die begrippen hebben een negatieve lading gekregen.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/data81808391-ab3492.jpg|//images.nrc.nl/RJIGoNxNxkkgjzJI1aWWUzPoLKI=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/data81808391-ab3492.jpg)
Student Nikita Krouwel: „Met een beetje zelfcensuur van docenten is niet veel mis.” Foto Merlin Daleman
Onnodig, vindt ze, want Krouwel en haar mede-actievoerders zijn niet uit op het cancelen van anderen. „Ik snap dat docenten er onzeker van worden als we ze aanspreken op hun woordgebruik. Maar met een beetje zelfcensuur is niet veel mis. Woorden en beelden zijn belangrijk en kunnen pijn doen. Het is goed als docenten zich daarvan bewust zijn.”
De Nijmeegse campus is „een witte plek”, zegt Krouwel. Waar zij, als zwarte student, soms anders wordt benaderd. Voorbeelden genoeg. „De student voor mij in de rij kan doorlopen, ik moet m’n studentenkaart laten zien. En ik hoor dat studenten soms het n-woord gebruiken in colleges.”
Daarom is een safe space nodig, zegt ze. Een aparte ruimte voor zwarte studenten. „Dat wordt door critici gezien als een vorm van segregatie, maar voor mij is het gewoon een veilige plek, waar we niet worden geconfronteerd met racisme. Met als doel dat de héle universiteit veilig voelt voor iedereen.”
Op de opiniepagina’s van NRC en andere kranten buitelen voor- en tegenstanders de laatste maanden over elkaar heen. Het ‘wokisme’ leidt tot hokjesdenken en bedreigt de academische vrijheid, schreven universitair docenten Steije Hofhuis en Niek Pas. Onzin, reageerden Ineke Sluiter en Peter-Paul Verbeek van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen: een woke-houding gaat prima samen met academische vrijheid. „Juist een veroordelend gebruik van de term ‘woke’ blokkeert discussie en bedreigt die vrijheid.”
Bij de opening van het academisch jaar, begin september, sprak collegevoorzitter Geert ten Dam van de Universiteit van Amsterdam haar zorg uit. „De bevlogenheid van studenten [...] leidt tot een grote alertheid op thema’s als duurzaamheid, gezondheid en rechtvaardigheid. Dat is winst. Maar als die alertheid ertoe leidt dat studenten niet meer geconfronteerd willen worden met afwijkende meningen en onwelgevallige perspectieven, dan raken we de ziel van de academie kwijt.”
Die zorg deelt Henk Kummeling, rector magnificus van de Universiteit Utrecht. „De universiteit is bij uitstek de plek om álles te onderzoeken”, zegt hij in zijn kamer op de campus. „Je kunt bepaalde meningen niet uitsluiten omdat ze ‘onveilig voelen’. Dat is de dood in de pot.”
Aladdin
In de Verenigde Staten is het universitaire landschap inmiddels compleet gepolariseerd. Daar mogen docenten op sommige universiteiten geen college geven omdat ze jaren geleden iets gezegd hebben dat als racistisch, homofoob of seksistisch ervaren wordt. Zij zijn met zo’n verbod ‘gecanceld’.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data79580740-ac4d94.jpg)
In Engeland nam hoogleraar filosofie Kathleen Stock ontslag bij de universiteit van Sussex nadat studenten daartoe hadden opgeroepen met posters en graffiti. Stock had gezegd dat ze gelooft dat genderidentiteit voor de wet niet zwaarder weegt dan iemands biologische geslacht.
Van een dergelijke cancelcultuur is in Nederland nog geen sprake, zegt Henk Kummeling. Maar zelfcensuur ligt wél op de loer. Er zaten onlangs nog twee docenten aan zijn tafel die het lastig vinden om bepaalde onderwerpen bespreekbaar te maken. „Een van hen, hij geeft colleges over Arabische cultuur, vroeg zich af of hij nog beelden uit de Disneyfilm Aladdin kan gebruiken, vanwege de vele stereotyperingen die daarin voorkomen.” En? „Zolang je duidelijk kunt maken dat je dat niet doet om mensen te beledigen, maar om de discussie op gang te brengen, vind ik dat het kan. Studenten moeten niet overgevoelig worden. Ze moeten ook leren omgaan met tegenslag en met beelden en ideeën die buiten hun wereldbeeld vallen.”
Zelf let Kummeling tegenwoordig meer op zijn woorden. „Ik zeg bijvoorbeeld nooit meer ‘dames en heren’ als ik een speech geef, maar ‘beste allemaal’.”
Het is goed dat universiteiten diverser en inclusiever worden, vindt hij. „Wat het lastig maakt”, zegt hij, „is dat een kleine groep mensen alleen maar bezig is de eigen opvattingen te etaleren. Dan is het ingewikkeld om nog een algemeen belang te vinden.”
Kummeling wijst op een „aanpalend fenomeen” dat hij de „petitie-pandemie” noemt: een eindeloze stroom brieven en oproepen waarin studenten of medewerkers van zijn universiteit iets eisen. „Students against this, teachers against that. Pas nog: de universiteit moet onmiddellijk alle contacten met Israëlische universiteiten verbreken.” Wat hij daarmee doet? „Vragen stellen, in gesprek met de eisers. Maar we gaan natuurlijk niet doen wat ze vragen.”
Gespannen tijden
In Tilburg hebben de discussies tussen studenten en docenten niet tot grote conflicten geleid, zegt het hoofd van de opleiding culturele studies, Kutlay Yagmur. De kwestie rond het gebruik van het woord they werd volgens hem naar tevredenheid opgelost. Docent Hans Siebers vindt dat ook. Yagmur: „Wij willen niemand discrimineren, we willen inclusief zijn. Ik wéét, als Australiër van Turkse afkomst, wat discriminatie van minderheden betekent.”
De studenten-populatie verandert, het taalgebruik ook. Daar moet de opleiding in meegaan, vindt Yagmur. Daarnaast spelen de „gespannen” tijden een rol, constateert hij. Studenten zitten al bijna twee jaar thuis, veel achter hun scherm en op internet. En nergens, zegt Yagmur, raken de gemoederen over vermeende discriminatie sneller verhit dan online.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data77441347-2dfc47.jpg)
Eric Schliesser, hoogleraar politicologie aan de UvA, vindt dat de invloed van de woke-beweging in Nederland niet overdreven moet worden. „Ik ben een man van boven de vijftig, maar ik heb nog nooit gehoord ‘you are misgendering me’. Ik heb achthonderd studenten per jaar, de voertaal is Engels, en de helft komt uit het buitenland. Over het algemeen zijn de discussies respectvol en komen studenten met interessante nieuwe invalshoeken.” Volgens Schliesser hóórt het juist bij een universiteit dat er fel wordt gedebatteerd en dat studenten álles ter discussie durven stellen. „Dat is altijd al zo geweest.”
Mensen die menstrueren
Soms komt de kritiek uit onverwachte hoek. Neem een recente actie aan de Universiteit Maastricht. De studentengroep Feminists of Maastricht zorgde ervoor dat in veel wc’s op de campus gratis tampons en maandverband kwamen. Iedereen enthousiast, universiteitsblad Observant scheef er een artikel over. Prompt kreeg de redactie een woedende brief van de feministische studentengroep: het artikel zou „transfoob” zijn. Observant schreef namelijk dat het maandverband voor „vrouwen” is in plaats van voor „mensen die menstrueren”. Door gebruik van het woord vrouwen zouden ze transpersonen uitsluiten.
FOM sommeerde de redactie om dit aan te passen „or we will mobilise our community against this”. Hoofdredacteur Riki Janssen van Observant zegt in een reactie: „Wij wilden het woord ‘vrouw’ niet op bevel schrappen. Dat is nogal wat. De discussie over taalgebruik ten aanzien van gender is nog lang niet uitgekristalliseerd en wij gaan daarin niet voorop lopen.”
Of neem het „langste regenboogfietspad ter wereld” dat afgelopen najaar feestelijk werd geopend op de Uithof, de campus van de universiteit en hogeschool van Utrecht. Het nieuwe „symbool van acceptatie, gelijkheid en veiligheid van alle mensen uit de lhbtiq+-gemeenschap” kreeg kritiek uit onverwachte hoek: juist lhbti-activisten noemden het „pinkwashing” en „symboolpolitiek”. De universiteit, zeggen zij, wil alleen maar goede sier maken met zo’n fietspad.
De Utrechtse ‘diversity dean’ Janneke Plantenga kon er wel om lachen. „Weerstand hoort erbij, ook uit de hoek waar je het niet verwacht. De kunst is om niet te snel in de verdediging te schieten.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data81830454-83b259.jpg|https://images.nrc.nl/59XTK_ZY2VJ3-rBvPF0cKJW9Ces=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data81830454-83b259.jpg|https://images.nrc.nl/aoGgS4F9gyo4tBAdQXX5Hbj_Rck=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data81830454-83b259.jpg)
Illustratie Luca van der Vossen
Plantenga wees op het belang van symbolen. „Die kunnen het verschil maken. Tot voor kort hing de universiteit vol portretten van mannelijke hoogleraren. In 2017 hebben we portretten van vrouwelijke hoogleraren opgehangen. Dat kun je ook symboolpolitiek noemen, maar het vormt in mijn ogen een contrapunt. Het laat zien hoe dingen veranderen.”
Plantenga moet als diversity dean de universiteit een diverse en inclusieve plek maken. „Heel praktisch: zijn we toegankelijk voor iedereen? Voor mensen met een handicap? Voor mensen uit de lhbti-hoek, voor mensen met een andere culturele achtergrond?”
Daar schort het nog aan. Het aandeel vrouwelijke hoogleraren neemt gestaag toe, maar hoogleraren of docenten van kleur zijn er nauwelijks.
Door de uitersten in het debat wordt de discussie soms wel platgeslagen, ziet Plantenga. „Roepen dat het werk van Plato niet behandeld kan worden, omdat hij een witte man is, is natuurlijk onzin. Dan schiet je je doel voorbij. Tegelijk denk ik: het is onderdeel van het debat. Het moet schuren.”
Zwijgende meerderheid
Lisanne de Roos, voorzitter van studentenorganisatie ISO, vindt het goed dat er op universiteiten meer oog is voor diversiteit. Dat elke student zich welkom en gezien voelt. Maar, zegt ze, het is een delicaat evenwicht. „Een onderdeel van inclusiviteit is volgens mij dat élke mening geuit kan worden. Je wilt dat élke student zich veilig voelt. De tolerantie voor afwijkende meningen lijkt af te nemen. Sommige studenten houden hun mond omdat ze bang zijn ‘foute dingen’ te zeggen.”
In een brief aan de Tweede Kamer van 12 oktober wijst voormalig onderwijsminister Ingrid van Engelshoven op onderzoek naar de vrijheid van meningsuiting onder studenten: 90 procent voelt zich vrij om „in de instelling zijn of haar mening te uiten”.
De Roos: „10 procent voelt zich dus niet vrij.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data77695185-3c1593.jpg)
Docent Christophe Van Eecke merkt in zijn colleges dat de „zwijgende meerderheid” zich soms ergert aan de kleine groep activistische studenten. „Er zijn ook studenten die zich uitspreken als ze vinden dat de docent in hun ogen onterecht wordt aangevallen. Maar bij sommigen proef je angst om anderen te kwetsen.”
Wie met enige afstand naar de activistische studenten kijkt, ziet parallellen met de jaren zestig en zeventig. De studentenbeweging was toen ook dwingend, zegt universiteitshistoricus Jan Brabers van de Radboud Universiteit. „Studenten klommen op de barricaden voor meer democratie. Die beweging versplinterde gaandeweg door onderlinge onenigheid over de juiste ideologische uitleg van het marxisme.”
Witte huidaandoeningen
Net als nu hadden de universiteiten in de jaren zestig en zeventig ook te maken met een explosieve groei van het aantal studenten, zegt Brabers. In de jaren zeventig kwam dat door de arbeiderskinderen die konden gaan studeren, nu zijn er in korte tijd duizenden internationale studenten en studenten met andere culturele achtergronden bijgekomen. Brabers: „Die nieuwe groepen eisen, net als toen, hun plek op.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/data81830451-31c360.jpg|//images.nrc.nl/HffFnivCT2kiEChbgnEPy6X8mSo=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/data81830451-31c360.jpg)
Illustratie Luca van der Vossen
Ook Janneke Plantenga, die zelf in de jaren zeventig als eerste van haar familie ging studeren, ziet een parallel met die tijd. „Wij vonden het destijds ook absurd dat álle wetenschappelijke literatuur door mannen werd geschreven.”
De roep om verbreding van het curriculum vindt zij terecht. „In lesboeken over huidaandoeningen gaat het bijvoorbeeld vrijwel altijd over de witte huid. Door de literatuurlijst uit te breiden, inclusiever te maken, geef je studenten keuzes. Dat heeft níets met inperking van academische vrijheid te maken.”
Eric Schliesser, hoogleraar politicologie aan de Universiteit van Amsterdam, ergert zich aan de verontwaardiging over wokeness. „Tot 2016 zat er in de colleges geschiedenis van politieke theorie niets over niet-Europese denkers! Ik ben blij dat we een aantal van hen hebben toegevoegd, ook na suggesties van kritische studenten. Soms zeggen studenten bijvoorbeeld: ‘Kent u die Afrikaanse feminist uit de negentiende eeuw?’ Dan lees ik me in. Dat zie ik als een verrijking.”
Eens, zegt de Utrechtse rector magnificus Kummeling. Maar verrijking mag nooit leiden tot het cancelen van docenten, meningen of boeken, zoals in de VS. Academische vrijheid gaat voor alles, zegt hij. „Alles mag en moet gezegd worden. Het valt of staat met de argumentatie. Het probleem dat ik heb met sommige onderdelen van de wokebeweging, is dat het een militante kant heeft, waarbij je ‘voor’ of ‘tegen’ bent, het snel heel persoonlijk wordt, en er bij voorbaat al geen ruimte meer is voor debat of onderzoek naar gedeelde feiten. Terwijl juist universiteiten een verantwoordelijkheid hebben om meer zicht te krijgen op de feiten.”