Het ergste van dat onderzoek naar het koloniale Indische verleden is dat er van Nederlanders zo’n negatief beeld wordt geschetst, schreef Marie-Louise Cuijpers in een brief aan NRC. Aan de telefoon zegt ze dat ze weet dat „Nederlanders natuurlijk heel erge dingen hebben gedaan in die tijd”. Maar nu volgende week het onderzoek gepresenteerd wordt door de historische centra KITLV, NIOD en NIMH naar het gewelddadig militair optreden van Nederland tijdens de Indonesië Oorlog (1945-1950) hoopt ze dat er ook gekeken is naar Nederlanders die wel goede dingen deden.
Zelf zat Cuijpers (1938) als kind met haar moeder in een Japans concentratiekamp. Haar vader was leraar aan de mulo. „En van 1920 tot 1950 gaf hij les aan Indonesische jongens. Mijn tante Nonneke was missiezuster en zij werkte in een ziekenhuis waar de armen gratis werden verpleegd. Kan hier misschien ook eens naar geluisterd worden en niet alleen maar naar degenen die alles vreselijk overdrijven en uitvergroten?”
Marie-Louise Cuijpers is zeker niet de enige die zich schrap zet nu na vijf jaar de resultaten van het onderzoek bekend zullen worden. Er zijn al veel langer signalen van ongerustheid en boosheid. Zo maakte de Federatie Indische Nederlanders (FIN), onder voorzitterschap van Hans Moll, in 2019 per open brief bezwaar tegen het onderzoek van de drie instellingen. Hij vreesde dat het zich alleen zou richten op grensoverschrijdend geweld van Nederlandse kant, en dat bovendien de periode van de Bersiap zou worden genegeerd. Het gaat hierbij om de maanden die verstreken tussen de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 en de aankomst van de eerste schepen met Nederlandse troepen in het voorjaar van 1946. De pas geproclameerde Republiek Indonesië beschikte nog niet over een leger. Tijdens dat gezagsvacuüm vielen bendes opstandige jongeren iedereen aan die zij in verband brachten met het koloniale regime, en zij brachten duizenden mensen om het leven.
Het is niet makkelijk om die Indische gemeenschap scherp in beeld te krijgen juist omdat het om een gemêleerde groep gaat. Die is net zo gelaagd en onderling verdeeld als de Indische samenleving was in de kolonie
Moll zegt deze week per telefoon dat hij destijds vriendelijk is ontvangen door de leiders van het onderzoeksproject. „We hadden een goed gesprek, maar ze konden mijn zorgen niet helemaal wegnemen. Wat ons aan het hart gaat, is dat dat hele onderzoek gericht is op die gewelddaden van Nederlandse militairen zonder dat rekening gehouden wordt met de duizenden mensenlevens die zij gered hebben.”
Destijds reageerde toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok (VVD) met de verzekering dat het onderzoek van de drie instellingen geheel onafhankelijk van de staat werd uitgevoerd. Overigens bleek uit Bloks ‘mensenrechtenlezing’ aan de Leidse universiteit op 10 december 2019 dat hij zelf een Indisch verleden heeft, als zoon van een vader die als kind in een Japans kamp had gezeten. Hij citeerde uit de herinneringen van zijn vader: „Zo schrijft mijn vader ook over het moment waarop zijn eigen moeder [...] te horen krijgt dat haar man, die op dat moment in een ander kamp gevangen zit, ernstig ziek is. Maar dat het door al het geweld in Indonesië – de Bersiap – te gevaarlijk is om hem te bezoeken.” Zijn grootvader overleefde het niet. Ook Stef Blok behoort tot de ‘Indische gemeenschap’.
Die gemeenschap streek sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog – en vooral sinds de soevereiniteitsoverdracht van de kolonie Nederlands-Indië aan de Republiek Indonesië in december 1949 – meestal berooid neer in het voormalige moederland. Uiteindelijk ging het om zo’n 350.000 mensen. Een laatste groep kwam na 1962 over, toen Nederland Nieuw-Guinea ofwel Irian Jaya onder internationale druk moest verlaten.
Het is niet makkelijk om die Indische gemeenschap scherp in beeld te krijgen juist omdat het om een gemêleerde groep gaat. Die is net zo gelaagd en onderling verdeeld als de Indische samenleving was in de kolonie. Dus inclusief sociale en etnische barrières en kleurverschillen. Ondanks alle verschillen heeft die gemeenschap, behalve diezelfde geografische herkomst, een gedeelde cultuur en – niet onbelangrijk – gelijksoortige trauma’s overgehouden aan het geweld waarmee de koloniale periode werd afgesloten.
Ei
Er bestaat sinds 1991 een duidelijk loket, het Indisch Platform, dat op verzoek van toenmalig minister-president Ruud Lubbers (CDA) tot stand kwam. Aanleiding was een incident dat gebeurde nadat de Japanse premier op 19 juli dat jaar een krans had gelegd bij het Indische monument in Den Haag. Demonstranten gooiden achteraf de krans in het water. De foto ging de wereld over. Lubbers zelf werd een maand later bij de jaarlijkse herdenking op 15 augustus van het einde van de Tweede Wereldoorlog in Indonesië getroffen door een ei. De minister-president wilde vervolgens wel overleggen met de demonstranten, maar alleen op voorwaarde dat zij zich bundelden in één organisatie.
Het Indisch Platform definieert de Indische gemeenschap als „alle Nederlanders, en hun afstammelingen, die afkomstig zijn uit het voormalig Nederlands-Indië en voormalig Nederlands Nieuw Guinea, of aldaar verbleven”. Dat zijn er intussen een paar miljoen. Bij het platform zijn de meest uiteenlopende Indische organisaties aangesloten, variërend van de Stichting Indisch Familie Archief, tot de Vereniging Indische Nederlanders, de Vereniging Japans Indische Nakomelingen en de Landelijke Stichting Molukse Ouderen.
Foto’s ANP
Toenmalig voorman van het Indische Platform, de inmiddels overleden Herman Bussemaker, richtte zich vooral op wat hij het „Indisch verdriet” noemde. Het ging om een verwoed gevecht om erkenning, en om financiële compensatie van oorlogsschade, uitbetaling van gederfde salarissen uit de Japanse gevangenschap en smartengeld. En eigenlijk ging het om het algehele gevoel binnen de Indische gemeenschap door de geschiedenis bedrogen te zijn: verdreven uit het ‘paradijs’, vernederd door de Japanners, geschonden door de Indonesiërs en geminacht door de Nederlanders.
De Nederlandse staat kwam met een ‘Gebaar’, dat wil zeggen een uitkering aan iedereen die na de oorlog uit Indonesië in Nederland was aangekomen. Voor de niet-uitbetaalde salarissen van Indisch overheidspersoneel kwam er een „symbolisch bedrag”. En recent kwam er twintig miljoen extra voor projecten op het terrein van de „collectieve erkenning van de Indische gemeenschap”. Een afsplitsing van het Indisch Platform, onder leiding van Peggy Stein, gaf te kennen dit nieuwe gebaar te zien als een „afkoopsom van het eigenlijke rechtsherstel”.
Troost
Een organisatie als Stichting Pelita, die zich al 75 jaar om het welzijn van vooral Indische ouderen bekommert, is sterk gericht op het bieden van troost. Op bijeenkomsten genaamd ‘Kom maar binnen’ (Masoek sadja) kunnen ouderen samen mijmeren over vroeger, praten over de kleuren en geuren en de krontjong-muziek van vroeger. Tijdens een livestream bij de viering van het 75-jarig bestaan van Pelita afgelopen maand, legde directeur Rocky Tuhuteru uit hoe de organisatie zich bezig gaat houden met de „cultuurspecifieke zorgvraag van de tweede generatie”.
Journalist Hans Goedkoop, die het evenement leidde, merkte op dat hij zelf ook „steeds Indischer wordt” naarmate hij ouder wordt. „Het gekke is,” zei Goedkoop, „Die wereld van vroeger heb ik helemaal nooit meegemaakt.[...] Maar is er iets. Voordat ik opkom, denk ik: ‘O, God, nou val je door de mand, nep-Indo’. En dan zijn we bezig en dan denk ik: ‘Hè, gezellig’.”
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/kester2.png)
Pelita zal deze zaterdag weer een livestream verzorgen over de impact van het ‘dekolonisatieonderzoek’. Ofschoon de uitkomsten van het onderzoek nog niet bekend zijn, maakt het verschijnen ervan volgens Pelita al veel emoties los bij betrokkenen, en dat is „bijna iedereen met een achtergrond in Nederlands- Indië”. Mensen die bijvoorbeeld dienden bij het Koninklijk Nederlands Indisch Leger (KNIL) of die zijn uitgezonden vanuit Nederland, maken zich volgens de organisatie zorgen dat zij zullen worden weggezet als oorlogsmisdadigers.
Leo Reawaruw, frontman van de Molukse organisatie Maluku4Maluku, bevestigt dat. Van alle voormalige inwoners van Nederlands-Indië kregen de Molukse KNIL-soldaten wel de allerstiefmoederlijkste behandeling van de Nederlandse staat. De militairen werden onvrijwillig gedeporteerd naar Europa, gedemobiliseerd, tot stateloos burger gemaakt en gehuisvest in barakken van voormalige Duitse concentratiekampen. Reawaruw zegt pal te staan voor ‘KNIL-Ambonezen’, zoals zijn inmiddels overleden vader en twee ooms. „Als ze in dat onderzoek gaan zeggen dat mijn vader of mijn ooms een soort SS’ers zijn, oorlogsmisdadigers, nou, dan praat ik niet meer, hoor. Dan word ik mataglap.”
Correctie 12/2: In een eerdere versie werd de socioloog Jacques van Doorn abusievelijk Harry van Doorn genoemd. Dat is hierboven hersteld.
Correctie 13/2: In een eerdere versie stond foutief dat de Japanse premier Kaifu een krans legde bij het Indisch monument op 15 augustus 1991.
Correctie 13/2: In een eerdere versie was de naam van Rocky Tuhuteru verkeerd gespeld.