Lange tijd heb ik gehoopt dat er een man zou opstaan en tegen andere mannen zou zeggen: jongens, wij denken dat we in een meritocratie leven, we denken dat wij voor diversiteit en zo zijn, dat we gender noch ras zien, maar laten we elkaar geen mietje noemen. In werkelijkheid herkennen we kwaliteit alleen als ze eruit ziet zoals wij en vinden we het tamelijk ingewikkeld om te geloven in de meerwaarde van diversiteit, want die komt met allerhande verschillende perspectieven en denkstijlen en dat zijn we niet gewend.
Zegt een man dit, dan zullen mannen het eerder geloven dan wanneer iemand als ik het zegt. Ik ben namelijk een vrouw, een journalist die jarenlang schreef over diversiteit en inclusie. Ik ging er zelfs de consultancy voor in om het bedrijfsleven te helpen diverser en inclusiever te worden. Ik ben, zoals een hoofdredacteur mij eens met de beste bedoelingen typeerde, „een activist, toch?”
googel ‘activist’ en je krijgt opvallend weinig plaatjes van mannen, en zeker niet van een man als Joris Luyendijk. Ook al schreef hij kritische columns over banken en een cultureel intelligent boek over de islam, hij zal nooit als activist te boek staan. Dus als hij een boek schrijft over hoe onze wereld alleen gelijk is voor een select groepje mensen die wit, man, hetero, bemiddeld, hoogopgeleid, taalvaardig en stads is en zo de zeven vinkjes van de elite aftikt, dan wordt hij serieus genomen. Hear, hear, zou ik dus moeten zeggen.
Deels zeg ik dat ook. In De zeven vinkjes stelt Luyendijk zich kwetsbaar op door stelselmatig zijn prestaties af te lopen. Hij werd ingelijfd door de Volkskrant en NRC, presenteerde Zomergasten, werd journalist bij The Guardian, kreeg grootse kansen die hij met beide handen greep. „Hoera voor Joris”, schrijft hij met de nodige zelfspot. Om zich vervolgens nederig af te vragen of hem dat ook was gelukt als hij Olga had geheten, of Mohammed. Als hij een zwarte huidskleur had of was opgegroeid met een bijstandsmoeder. Nee, luidt zijn conclusie. Want de wereld is ontworpen door en voor mannen zoals hij.
Hoera voor Joris.
Zelfbeklag
En toch wringt het. Het wringt als hij schrijft over de zeven-vink die zo enthousiast zijn machtspositie omarmde dat het gênant werd: „een kwartier om uit te leggen hoe schandelijk het is dat mannen zoals hijzelf zoveel ruimte innemen”. Waar is de zelfspot als je hem nodig hebt? Hij trekt er zelf een heel boek voor uit.
Het wringt als hij schrijft hoe moeilijk hij het heeft om de illusie los te laten dat hij zijn sporen eerlijk heeft verdiend. „Hoe rouwt een mens over de instorting van een [positief] zelfbeeld dat hij nooit had moeten hebben?” Zulk zelfbeklag is een gotspe als je bedenkt dat de meerderheid van de mensen kampt met een negatief zelfbeeld dat ze nooit hadden moeten hebben. Ik geloof heus dat zijn besef van nederigheid oprecht is. Maar nederigheid erkennen zonder je nederig op te stellen, is een beetje als een dickpic sturen naar een vrouw met als bijschrift: dit kan dus écht niet, hè?
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data81381658-42be32.jpg)
Maar soit, laat het zijn socialisatie tot zeven-vinkje zijn dat hij niet meteen grossiert in bescheidenheid. Het boek wringt vooral inhoudelijk. Bijvoorbeeld als Luyendijk inzichten deelt als: „Ik denk dat het zo werkt: doordat mannen zoals ik al zo lang zoveel machtsposities innemen, zijn wij een soort onzichtbare norm gaan vormen.” Hij lijkt er trots op als een kind dat niet uitgekeken raakt op zijn drol in het potje, maar is toch echt niet de eerste die op deze gedachte is gekomen. Michelle P. King beschreef dat twee jaar geleden al uitstekend in het veelgeprezen The Fix, en in 2009 schreef Laura Liswood daar met The Loudest Duck een bestseller over.
Het wringt als hij stelt dat mannen niet kunnen weten dat er nog altijd zoiets bestaat als discriminatie, omdat ze zelf nooit gediscrimineerd zijn en dus de ‘weerbaarheid’ missen die nodig is om het te herkennen. Mij lijkt dat je niet zelf klappen hoeft te hebben gehad om te weten dat klappen pijn doen, alleen een gezonde dosis empathie.
Het wringt als hij vraagt: „Waarom gaan vrouwen wel op cursus ‘meer ruimte innemen’, maar mannen niet op cursus ‘meer ruimte laten’?” De vraag is niet het probleem, wel het feit dat hij er geen antwoord op geeft. Daarin zou nu juist de meerwaarde schuilen van weer een nieuw boek over diversiteit.
Mentale gezondheid
Als je verder gaat dan de loutere constatering dat er ongelijkheid is en dieper graaft naar verklarende mechanismen, dan stuit je al gauw op onderzoeken van onder meer Harvard waaruit blijkt dat mannen op de werkvloer hun status en promotiekansen verliezen als ze zich bescheiden opstellen, of anderszins niet voldoen aan masculiene normen. Dit geeft niet alleen antwoord op de vraag waarom mannen veel ruimte innemen, het toont ook dat er veel meer dan zeven vinkjes zijn. Wil je voor succes in aanmerking komen, dan dien je ook competitief te zijn, assertief en extravert, dominant en ambitieus. Bovendien, blijkt weer uit andere onderzoeken, dien je ook mentaal gezond te zijn en altijd te zijn geweest, want kandidaten met een verleden van depressie of burn-out krijgen een minnetje achter hun naam. Liefst ben je ook getrouwd en in het bezit van twee gezonde, intelligente kinderen, en ben je knap – uiterlijk is ook een vinkje.
Heel veel vinkjes duiden op een zeer nauwe definitie van succes. Die botst met de toegenomen diversiteit op de werkvloer aan mensen die andere opvattingen meenemen, andere ambities, denkstijlen en voorkeuren, mensen die niet per se in de ratrace willen stappen, mensen voor wie succes meer samenhangt met autonomie en impact dan met centjes en macht. Het botst ook met de uitdagingen waar de wereld voor staat en die innovatie en langetermijndenken vereisen, en leiderschap dat zich niet kenmerkt door dominantie en winstbejag, maar juist door emotionele intelligentie en maatschappelijke verantwoordelijkheid.
Had Luyendijk iets meer onderzoek gedaan, dan had hij geweten dat de D&I-wetenschap (diversiteit & inclusie) op dit punt is beland. Dan had hij ook geweten dat de oplossing niet schuilt in zeggen dat zeven-vinkjes geen leider meer mogen zijn, zoals hij stelt. Want als je de poppetjes vervangt en het systeem identiek houdt, zullen de poppetjes als vanzelf op de zeven-vinkjes gaan lijken en heb je nog steeds geen diversiteit.
Je hoeft zelf geen klappen te hebben gehad om te weten dat klappen pijn doen
Hij zou ook weten dat zijn voornemen om ‘zijn bias te bestrijden’ weinig effectief zal zijn. Vooroordelen zijn menselijk en uiterst moeilijk individueel te mitigeren, niet in de laatste plaats omdat ze al vanaf de kleuterklas met de paplepel worden ingegoten en gecultiveerd door maatschappelijke invloeden als media, films en reclames. Een beetje bias-trainer had hem bovendien kunnen uitleggen dat het louter benoemen van bias zonder strategieën aan te reiken, zoals Luyendijk feitelijk doet in zijn boek, niet alleen weinig effectief is, maar mogelijk ook een negatief effect heeft. Je laat mensen namelijk onterecht achter met het idee dat ze slecht zijn, want racistisch en seksistisch, zonder ze te leren hoe ze hun leven kunnen beteren. Dit zorgt volgens onderzoek juist voor een grotere aversie tegen inclusief beleid.
Ondanks de hulde die Luyendijk toekomt als man die in de spiegel kijkt, leest zijn boek als een schets. Een notitieboekje vol goede inzichten, dat je evenwel terzijde schuift om aan het echte werk te beginnen: een boek waarin je onderzoekt hoe we als mensen, als bedrijven en als samenleving kunnen samenwerken om de cultureel diep verankerde stereotypen te lijf te gaan en hoe we onze processen dusdanig kunnen aanpassen dat onze bias niet zo veel invloed heeft op de beslissingen die we nemen. Hoe we een nieuw businessmodel kunnen ontwerpen dat een bredere definitie van succes voortbrengt, en hoe dat emotioneel intelligente leiderschap eruit ziet waar de wereld om schreeuwt.
Zo’n boek zou ik althans liever lezen. Maar misschien is dat het verschil tussen een zeven-vinkje en een zes-vinkje.