In NRC las ik maandag de ijzingwekkende reportage van Josien Beekers, Juliët Boogaard en Victor van den Berg over slachtoffers van de chiropractie. Die vertelden hoe hun leven was verwoest na het zogeheten kraken van hun nek door een chiropractor.
Ze hadden na de behandeling een herseninfarct gekregen en waren in een wrak veranderd. Bij het kraken, schreven de journalisten, „wordt heel snel een beweging van de ene naar de andere kant gemaakt door een ruk te geven aan een gewricht. De flink harde krak die daarbij soms te horen is, is in feite een luchtbel die verplaatst. Het zou helpen tegen hoofd- en nekpijn – al is dat niet wetenschappelijk bewezen […].”
Dat verbaasde me niet – ze houden in die kringen niet van wetenschappelijk bewijs; onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek wordt tegengewerkt, ook aan een enquête door NRC wilde een grote meerderheid niet meewerken. Kennelijk hebben de chiropractors weinig vertrouwen in hun eigen methoden; misschien houden ze er ook zelf rekening mee dat die „flink harde krak” inderdaad een scheur in de binnenkant van een slagader kan veroorzaken en als gevolg daarvan een herseninfarct.
Er wordt al veel langer gewaarschuwd tegen de chiropractie. We moeten daarvoor terug naar 2012. Toen ontving Halbe Zijlstra (wie was hem vergeten?) als staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de Meester Kackadorisprijs, die de Vereniging tegen de Kwakzalverij jaarlijks toekent aan een persoon of instelling die de kwakzalverij heeft bevorderd. Zijlstra kreeg deze poedelprijs omdat hij studiefinanciering gaf aan jongelui die in het buitenland een opleiding tot chiropractor volgden.
„Chiropractie is een dwaalleer”, schreef de jury, „ooit bedacht door de Amerikaanse kruidenier en magnetiseur Palmer”. Volgens die leer komen de meeste klachten en kwalen voort uit ontwrichtingen in de wervelkolom; die zouden handmatig gecorrigeerd kunnen worden. „Andere ziekteoorzaken worden door de meeste chiropractors niet gekend”, gaat het juryrapport verder, „en hun diagnostische gaven laten zich het beste illustreren met de aloude grap van de vis die bij de chiropractor komt: ‘O, ik zie het al’, zei de dokter, ‘uit de kom!’”
De jury besluit minder lacherig: „Het gebrek aan werkzaamheid, de onnodige stralenbelasting […], het soms optredende tijdverlies als bij ernstige aandoeningen eerst een chiropractor wordt geraadpleegd, de beroertes door bloedvaatwandbeschadiging in de nek (cursivering door mij), en de sterfgevallen met name bij kinderen: dat alles pleit eerder voor een beroepsverbod voor deze ‘krakers’ dan voor inzet van overheidsgeld.”
Een beroepsverbod! Hier was sprake van een vorm van wensdenken bij de jury, die onvermijdelijk op een teleurstelling moest uitlopen. De chiropractie bestaat nog steeds en heeft een aanzienlijke klandizie. Toch wordt de chiropractie nog altijd tot de alternatieve geneeswijzen gerekend omdat de effectiviteit niet wetenschappelijk bewezen is; dit tot grote droefenis van de beroepsgroep, die erkenning door de reguliere gezondheidszorg ambieert. Vooralsnog is het geen beschermd beroep en kan iedereen zich chiropractor noemen.
In 2019 traden twee publicisten van Skepter, het populair-wetenschappelijke tijdschrift, in contact met enkele prominente chiropractors. Hun conclusie na een uitvoerig gesprek was dat zij „ons niet hebben kunnen overtuigen van een nieuw, op wetenschap gebaseerd fundament onder de chiropractie”.