Recensie

Recensie Boeken

Nee, het leven op een onbewoond eiland is niet altijd idyllisch

Eilandleven Irwan Droog waagde de stap om, samen met vriendin Kim en windhond Zorro, te vertrekken naar een Noors eiland boven de poolcirkel. De natuur blijkt een ‘happy place’.

Salvaer, Noorwegen
Salvaer, Noorwegen Foto Irwan Droog

Eens per week, op donderdag, komt de boot met verse groenten en fruit vanaf het vasteland – wat er precies geleverd wordt is elke keer een verrassing. Stokvis daarentegen is er in overvloed, gevangen door Jim, Magne of een andere lokale visser, en gedroogd in de wind. Want waaien doet het vrijwel constant op Selvær, het Noorse eiland boven de poolcirkel waar Irwan Droog begin 2021 naartoe verhuisde vanuit zijn flat in Amsterdam-Noord.

Een half jaar eerder had hij gereageerd op een oproepje op Facebook: probeer een eiland. Door de jaren heen waren er steeds meer huizen op het afgelegen Selvær leeg komen te staan, en dus was er behoefte aan aanwas van buitenaf.

Droog – freelance redacteur, vertaler en fotograaf – waagde de stap, samen met vriendin Kim en windhond Zorro. In Het huis aan het einde beschrijft hij hoe ze stap voor stap het eiland leren kennen: tijdens ommetjes in hun reflecterende Selvær Suits, feloranje en blauwe pakken die tegen de wind moeten beschermen. Maar vooral ook tijdens gesprekken met de enkele tientallen bewoners die nog over zijn, en soms al decennialang op het eiland wonen. ‘De deuren zitten hier niet op slot, als je ergens langsgaat loop je gewoon naar binnen. Mensen kijken je raar aan als je aanklopt en buiten blijft staan wachten tot er wordt opengedaan, en andersom is het verstandig altijd een pruttelende pot warme koffie paraat te hebben voor eventuele plotse binnenlopers.’

Eiderdons

Zo is er Gerd, een vrouw van tegen de tachtig die elk jaar van oktober tot februari in haar kelder het dons van lokale eidereenden uitpluist, om er donzen dekbedden van te maken. Ze was uitgenodigd voor een feest van de Noorse koning Harald, schrijft Droog, maar bedankte voor de eer: ‘Ze was al eerder voor diezelfde datum uitgenodigd door een openluchtmuseum in de buurt van Mo i Rana, om daar te komen vertellen over het ambacht van eiderdons reinigen en bewerken’. Er is Knut, die de stokvissen droogt, en Trygve, de oude boer die besluit al zijn spaargeld te schenken aan het eiland, om Selvær een toekomst te geven.

In korte hoofdstukken portretteert Droog de eilandbewoners op intieme, sympathieke wijze en tussendoor deelt hij wetenswaardigheden over het noorderlicht, over lokale legendes, over eidereenden. Nu en dan werkt die aanpak repetitief en blijft het boek wat aan de oppervlakte. Over sommige bewoners zou je méér willen lezen om ze duidelijk voor je te zien. Als lezer kom je bijna meer te weten over het karakter van hond Zorro – hij houdt van stokvis en van wafels, en eet dan zoveel dat hij boeren laat – dan over Kim. Ze weeft, ze drinkt koffie, ze eet net als Droog geen vlees en zij was degene die de advertentie op Facebook had ontdekt. Maar als het gaat om de hoofdvraag van het boek, permanent op Selvær blijven of niet, blijft haar over mening aan de oppervlakte.

Salvaer, Noorwegen Foto Irwan Droog

Over zichzelf geeft Droog geleidelijk aan ook steeds meer bloot. Hoe hij als twintiger kampte met een angststoornis en paniekaanvallen, en hoe hij daarvan afkwam door zich tijdens therapie een ‘happy place’ voor te stellen: een plek waar hij zich veilig voelde. Voor hem was de Noorse natuur zo’n plek, en zodoende wilde hij ervaren hoe het zou zijn om er voor langere tijd te wonen.

Die persoonlijke terzijdes geven het boek diepgang. Aanvankelijk lijkt de hunkering naar havermelk en veganistische pizza’s die Droog op het eiland ervaart een Amsterdams yuppencliché: een gemis van hippe etenswaren. Maar algauw snap je dat Droog écht een bevlogen veganist is, en begaan is met de natuur. Tegelijkertijd is hij ook niet te beroerd om zijn grenzen te verkennen: hij vaart mee met visser Jim, zonder te klagen over de bloedspatten en stukjes dode vis op zijn kleding. Andersom toont ook Jim zich bereidwillig, en brengt vanaf het vasteland zelfs twee soorten havermelk mee, omdat hij niet weet welke Droog het lekkerste vindt.

Overeind geblazen

Het leven op een vrijwel onbewoond eiland is niet altijd idyllisch – nergens ontsnap je aan rouw, verlies, traumatische ervaringen. Maar Selvær is een rustpunt in een stormachtige oceaan. Het waait er op sommige dagen zo hard dat een ontwortelde boom weer fier overeind geblazen wordt door de wind, en in de winter is het er ijskoud. Maar er zijn ook bloemen, lammetjes, spelletjesavonden. ‘Er is wel degelijk warmte te vinden boven de poolcirkel’, observeert Droog.

En dat is tegelijkertijd de kracht van Het huis aan het einde. Al lezend waan je je onderdeel van de kleine gemeenschap op het eiland. De verhalen en de mooie foto’s in het boek doen je wegdromen over een bestaan ver van huis. Het is een voorrecht om dankzij Droog ook even op Selvær te mogen wonen.