1. Edmondo De Amicis: Liefde en gymnastiek
Het heerlijke boek Liefde en gymnastiek van de negentiende-eeuwse Italiaanse schrijver Edmondo De Amicis (1846-1908) verscheen in 1892 en werd in 1982 voor het eerst in het Nederlands vertaald. De Amicis schreef daarvoor reisboeken, ook over Nederland (Nederland en zijn bewoners), en zijn grootste succes was een even moralistisch als ook geestig opvoedkundig dagboek Cuore (Jeugdleven) dat binnen twee maanden zijn vijftigste druk beleefde. Het zijn bewerkte aantekeningen van een leerling bedoeld voor negen- tot dertienjarigen om van te leren of om over te denken. Het zes jaar later verschenen Liefde en gymnastiek is het verhaal van de onbereikbare liefde. Don Celzani, de ‘secretaris’, smacht naar de liefde van de gymnastieklerares juffrouw Pedani met wie hij en anderen in dezelfde flat wonen. Ze slaapt zelfs boven zijn slaapkamer. Hij volgt haar, verlaat zijn flat op hetzelfde moment, probeert bij haar in het gevlei te komen, schrijft haar een liefdesbrief en doet haar uiteindelijk een aanzoek. Maar Pedani is ‘getrouwd met de gymnastiek’ probeert ze hem duidelijk te maken. Dus als hij nog enige kans bij haar wil maken moet hij aan de slag. Van diepgang is nauwelijks sprake maar van een mooie plot des te meer waardoor de roman het midden houdt tussen een blijspel in een trappenhuis en een eigenwijze ode aan de gymnastiek.
Edmondo De Amicis: Liefde en gymnastiek. (Amore e ginnastica). Vertaling Anthonie Kee. Prometheus, 144 blz. € 20,00
2. Christine Van den Hove: Het huwelijk
Een andere onderwijzeres die zich eveneens niet geschikt achtte voor het huwelijk was de Oost-Vlaamse Justine. Toch trouwde ze eind jaren twintig van de vorige eeuw met de zeer aimabele spoorwegbeambte Gaspard. In de heel intrigerende ‘ontwikkelingsroman’ Het huwelijk ontleedt de Vlaamse schrijfster en dichter Christine Van den Hove een huwelijk dat mislukt zonder dat duidelijk is waarom. Is het omdat Justine depressief wordt na het overlijden van haar tweede kind? Of kan ze de zorg voor haar dochtertje Adèle niet aan (‘Ik kan het aan geen mens uitleggen, maar ik sta nog liever voor een klas met dertig jongens dan met dit kind alleen in huis’)? Van den Hove, die het schrijnende verhaal baseerde op het huwelijk van haar grootouders, schrijft afgewogen en steeds vanuit een andere persoon: Justine, haar zusje Leonie, Gaspard en later komt ook dochter Adèle aan het woord. De dochter voelt de afwijzing van haar moeder die op vragen van haar dochter antwoordt: ‘Vraag dat aan uw vader. Die zal u de maan geven als ge erom vraagt.’ Maar met haar vader breekt ze, nadat ze hem met een andere vrouw heeft zien wandelen. Je voelt de echtelieden hunkeren, instorten of proberen nog iets te redden. Want hoe graag Gaspard ook wil dat het samenzijn slaagt (‘Het leven kan schoon zijn, als iedereen een beetje zijn best doet’) en zijn vrouw in veel tegemoet komt, een breuk lijkt onvermijdelijk. Van den Hove onthoudt zich vanaf de eerste zin van commentaar – de lezer mag meeleven, herkennen zelfs. In het laatste, onverwachte, beeldschone hoofdstuk, laat kleindochter Elena (63) vanuit Zuid-Frankrijk, haar licht op het huwelijk van haar grootouders schijnen. Haar grootvader Gaspard overleed op 16 juni 1971 en alleen Justine mocht erbij. Intens, beladen en ook nog eens prachtig geschreven.
Christine Van den Hove: Het huwelijk. Wereldbibliotheek, 128 blz. € 18,99
3. Marguerite Duras: Zomer ’80
De Franse schrijfster Marguerite Duras (1914-1996) schreef in de zomer van 1980 elke woensdag een column voor de Franse krant Libération. Die columns zijn nu gebundeld in Zomer ’80. Haar opdracht was niet over de actualiteit te schrijven maar over de wereld die er parallel aan liep, over gebeurtenissen die haar interesseerden. Duras deed dat op haar eigen manier: vanuit een hotel in Trouville beschreef ze het Normandische weer aan het Normandische strand in een zomer die maar niet zomeren wilde. Maar ze schuwt het nieuws en haar eigen standpunten niet; op 13 juli laat ze door de ‘dichte, ondoordringbare nevel’ haar ongenoegen blijken over het feit dat Frankrijk de Olympische Spelen in Moskou niet boycot zoals 65 landen deden wegens de Russische inval in Afghanistan. In haar ‘dagboek over de zee en over het weer’ doet de schrijfster nog iets opmerkelijks: ze introduceert in haar columns het verhaal over een jonge leidster van een zomerkamp en een zesjarig jongetje. Ze ‘ziet’ het jongetje eenzaam zijn (‘Zijn hart bonst. Hij is bang.’) terwijl de andere kinderen van de vakantiekolonie juist uitgelaten in zee rennen of spelen op het strand. Het is een suggestief verhaal dat zich in de daaropvolgende woensdagen ontwikkelt tot een ontluikende liefde die wel of niet geoorloofd zou zijn. Later zou Duras het verhaal met haar partner Yann Andréa, die ze in diezelfde zomer 1980 ontmoette (hij was 27, zij 66), uitwerken tot een monoloog die door Duras werd voorgelezen met het geluid van de zee op de achtergrond: La jeune fille et l’enfant. Het nawoord en de noten van vertaalster Kiki Coumans geven afgemeten achtergrondinformatie en waar gebundelde columns vaak als los zand aan elkaar hangen, schreef Duras een vloeiende feuilleton over het weer, de liefde en en passant over de wereldpolitiek.
Marguerite Duras: Zomer ’80. (L’Été ’80), Vertaling en nawoord Kiki Coumans. Vleugels, 70 blz. € 23,95
4. Femke van der Laan: Aan de randen van de dag
Van de journaliste en schrijfster Femke van der Laan verscheen in 2019 Stad vol ballonnen, een bundeling columns uit Het Parool over haar leven na de dood van haar echtgenoot, de Amsterdamse burgemeester en advocaat Eberhard van der Laan (1955-2017). Nu is er Aan de randen van de dag. Het verhaal van een liefde waarin ze haar relatie met Van der Laan beschrijft vanaf de eerste ontmoeting op het advocatenkantoor (zij was 22, hij 45) waar ze als secretaresse was aangenomen. Hoe ‘gevat’ hij haar vond en hoe ze een foutje uit een van zijn teksten haalde – net zoals ze bij haar sollicitatie een miscalculatie in de test zag staan. Ze gingen samenwonen, hij vroeg haar ten huwelijk aan het IJ en ze kregen drie kinderen.
Uit zijn relatie met schrijfster Luit Tabak had hij ook twee kinderen. Het boek is een verzameling korte, zeer persoonlijke verhalen over de liefde tussen Femke en Eberhard – en hoe hij die eerst probeerde tegen te gaan ‘omdat het niet kon’ – afgewisseld met indringende stukken over de zieker wordende burgemeester. Herhaling is bij Van der Laan een stijlfiguur: zowel van woorden in een zin als van bijvoorbeeld het stokpaardje van Eberhard (het verschil tussen ‘schuld en opzet’). Van der Laan vertelde aan Coen Verbraak dat het werk van haar echtgenoot altijd ‘voor het meisje’ ging. In haar boek schrijft ze dan: ‘Als er iets met je is, ga je voor. Jij gaat voor. Jij gaat voor. Jij gaat voor. Jullie gaan allemaal voor’.
Femke van der Laan: Aan de randen van de dag. Het verhaal van een liefde. Nieuw Amsterdam, 271 blz. € 22,99
5. Ria van den Brandt: ‘Ik was mijn houvast helemaal kwijt’
In de Tweede Wereldoorlog deporteerden de nazi’s 4887 Joden vanuit Nederland naar Theresienstadt, een voormalig vestingstadje in Tsjecho-Slowakije waarvan de zevenduizend oorspronkelijke bewoners verdreven werden. Filosoof en onderzoeker aan de Radboud Universiteit Ria van den Brandt doet onderzoek naar Joodse getuigenissen van overlevenden van dit concentratiekamp. In navolging van oral history-onderzoeker bij uitstek, Selma Leydesdorff (‘het kenmerk van individuele verhalen is dat ze altijd afwijken van het dominante historische beeld’), beschrijft Van den Brand in ‘Ik was mijn houvast helemaal kwijt’ aan de hand van 43 getuigenissen, de geschiedenis van het onvoorstelbare leed vanaf de aankomst van transporten in het zogenaamd ‘bevoorrechte’ getto (waar sommige kinderen hun ouders weer zagen) tot de bevrijding op 8 mei 1945 door het Russische leger. Van de uit Nederland gedeporteerden werden 1287 mensen bevrijd. Ook over de moeizame repatriëring naar Nederland verzamelden de onderzoekers getuigenissen. (’Je moest maar zien dat je thuiskwam’).
Ria van den Brandt: ‘Ik was mijn houvast helemaal kwijt’, Getuigen van Theresienstadt. In samenwerking met Guido Abuys. Verbum, 398 blz. € 24,50
6. Dr. Yijie Zhuang: 24 uur in het oude China
De ogen zijn deze maand gericht op de Olympische Spelen 2022 in Beijing, de hoofdstad van China. Het kabinet stuurde geen delegatie naar de opening – niet vanwege de mensenrechtenschendingen waar het kabinet zich zorgen over maakt maar vanwege corona. Hoe was het tweeduizend jaar geleden met de gewone burgers gesteld in het Chinese rijk ten tijde van de Han-dynastie? Aan de hand van verhalen uit archeologische verslagen en historische documenten, schetst de Chinese archeoloog Yijie Zhuang in 24 uur in het oude China het leven van 24 inwoners op een dag en een nacht in mei 17 n.Chr. in de hoofdplaats Chang’an. In het keizerrijk waren zeker sociale spanningen tussen heersers en onderdanen, tussen werkgever en werknemer en tussen man en vrouw. Zo weet de priester Gongsun dat de religiositeit van de keizer ‘niet uit oprechte devotie voortkomt, maar uit politieke berekening’, staan de vrouwen als eersten op om het (overvloedige) graan tot meel te vermalen en deelt de kanaalwerker met zijn lange riem flinke tikken uit om zijn mannen vanuit de boot klei te laten baggeren. Maar over de 24 uur genomen, gaat het de mensen goed en noemt Zhuang het een ‘dynamische en spannende tijd’.
Dr. Yijie Zhuang: 24 uur in het oude China. Het dagelijks leven van de Chinezen. (24 Hours in Ancient China – A Day in the Life of the People who Lived There) Vertaling Joost Mulder, Noordboek, 272 blz. € 20,90