Natuurlijk wist hij wel dat er veel arbeidsmigranten in zijn stad wonen. Als geboren Rotterdammer zag wethouder Richard Moti (Werk en Inkomen, PvdA) buurten als Carnisse en Oud-Mathenesse in enkele jaren totaal veranderen. De Hollandse winkeliers verdwenen, de Polski supermarkten, restaurants en kappers kwamen. Zelfs de pizzeria is Pools. „Niks mis mee”, zegt Moti. Kwestie van nieuwe ondernemers op een veranderde markt.
Maar toen hij vorig jaar een portiek binnenstapte, zag hij een verborgen wereld. Vuile matrassen op de grond, geen sanitair. Mensen die overnachtten in het portiek. En daar liep een meisje van twaalf jaar met haar rugzakje de trap op. „Mensonterend”, zegt Moti. Ook in de tuinschuren en bergingen zag hij vuile matrassen met daarnaast uitwerpselen. „Het waren altijd arbeidsmigranten die bleven hangen in de wijk nadat ze door baanverlies ook hun woning waren kwijtgeraakt.”
Bewoners in buurten als Oud-Mathenesse en Carnisse kennen allemaal de verhalen van de dakloze arbeidsmigranten die in tuinhuisjes overnachten. Het zijn uitzonderingen, maar ook de excessen in buurten die de afgelopen tien jaar onherkenbaar zijn veranderd.
De oude bewoners
„Ze douwen elke week wel briefjes door de brievenbus, omdat ze ons huis willen kopen. Hier weer eentje, met een 06-nummer. En daar stoppen ze dan arbeidsmigranten in.” Olga woont, samen met haar man Rob, in het huis waar ze in 1952 werd geboren, in Oud-Mathenesse. Buurman Aad is ook aangeschoven. Ze zijn alle drie met pensioen en willen liever niet met hun achternaam in de krant.
Oud-Mathenesse is altijd een doorloopwijk geweest, vertellen ze, mensen wonen er een aantal jaar, totdat ze ergens groter kunnen wonen. Als zeldzame honkvaste bewoners hebben ze van alles meegemaakt. In de jaren zeventig kende vrijwel iedereen elkaar; er werd geschaatst als het vroor. Rondom de millenniumwisseling werd het grimmig, toen er steeds meer drugspanden kwamen.
En de laatste jaren, vertelt Rob, zien ze steeds meer witte kentekens. Poolse auto’s, in het begin geparkeerd op de stoep, later gewoon in de vakken. De oude winkels verdwenen, de Poolse supermarkten kwamen. „Ik heb het een keer geprobeerd om daar boodschappen te doen. Moest ik peterselie hebben voor in de soep. Dat verstond ze niet, die ene achter de kassa. Ze sprak alleen Pools.” Dat was meteen de laatste keer dat hij de Poolse supermarkt bezocht. Maar, zegt Rob, „het is een generatiedingetje. De jongere buurvrouwen gaan wel naar de Poolse supermarkt. Die zijn flexibeler, denk ik zelf.”
In Carnisse is zeker een kwart van de bewoners EU-arbeidsmigrant en in Oud-Mathenesse een vijfde, blijkt uit cijfers van de gemeente Rotterdam. En dat zijn alleen de geregistreerde bewoners, waarschijnlijk wonen er veel meer arbeidsmigranten, zegt Moti.
Dat er steeds meer Oost-Europeanen in Oud-Mathenesse wonen, leidt niet tot veel overlast. „Ze werken keihard”, zegt Olga. „Soms drinken ze een biertje buiten, maar dat vind ik allemaal prima.” Maar wat ze wel ziet: hoe de arbeidsmigranten worden behandeld. Hoe sommigen zomaar hun huis worden uitgezet, en dan een paar nachten in een schuurtje overnachten. „Ik heb ’s ochtends meerdere keren een slapende arbeidsmigrant betrapt in de schuurtjes”, zegt buurman Aad, die zich persoonlijk ontfermt over het steegje achter de huizenblokken.
Wat de laatste jaren het meest opvalt: briefjes op de deurmat. Soms keurig op een A4’tje getypt, ondertekend met een naam, een pasfoto, een 06-nummer en een Gmail-account.
Aad heeft enkele foldertjes bewaard. „Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ik heb interesse om uw woning te kopen”, schrijft een geïnteresseerde. Een ander schrijft: „Ik ben dol op alles wat met huizen te maken heeft.” Een felgekleurd foldertje eindigt met #LoveToMakePeopleHappy.
Voor Rob en Olga is de folderstroom zinloos, want ze huren. En Aad wil niet weg: zijn zoon heeft de benedenverdieping gekocht. „Ik blijf hier altijd wonen.” Maar door de mensen achter de folders verandert de wijk. Bij de panden die van eigenaar veranderen, volgt vaak hetzelfde patroon. Er worden meerdere kamers in gemaakt en verhuurd aan arbeidsmigranten. „Daar zit het geld, acht van die gasten in een huis”, zegt Aad.
„Ik vind het triest om te zien hoe deze mensen worden uitgebuit”, zegt Olga. „Ze doen werk wat geen Hollander wil doen, en dan betalen ze ook nog veel te veel voor een huis. Dat is toch triest?” Aad knikt. „Ja, natuurlijk is dat triest.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data71567420-9d7626.jpg)
De pandjesbazen
Achter de foldertjes zitten vastgoedinvesteerders met uiteenlopende achtergronden. Soms zijn het bedrijven met een aanzienlijke vastgoedportefeuille. Soms bezit de potentiële opkoper zelf nauwelijks een huis.
Achter de persoonlijke woorden en gelikte folders schuilt één boodschap: er is interesse in uw huis, u krijgt binnen 24 tot 48 uur een bod, er komen geen makelaarskosten bij kijken (wat zo’n 3.000 euro bespaart), al met al een verkoop zonder gedoe. Vaak hoeft het pand niet eens schoon te worden opgeleverd. Snel geld, snel geregeld.
Maar waarom hier? De panden zijn relatief goedkoop in de oververhitte woningmarkt, vaak slecht onderhouden wat de aankoopkosten drukt en het merendeel van de woningen is in bezit van particulieren.
Bij een rondgang langs panden van verschillende vastgoedbezitters die een brief door de bus van Aad gooiden, blijken daar vaak arbeidsmigranten te wonen. Ze betalen tussen de 600 en 1.000 euro huur. Ze wonen er niet met acht mensen, vaak is het een stel met kinderen dat de deur opent. Ze zijn blij dat ze een huis hebben kunnen vinden en willen veelal een toekomst opbouwen in Nederland.
Verschillende vastgoedinvesteerders die actief zijn in Oud-Mathenesse en Carnisse en die door NRC zijn benaderd, willen absoluut niet met hun naam in de krant. Ze zeggen bang te zijn voor negatieve publiciteit. Wel zegt een aantal vastgoedondernemers dat arbeidsmigranten interessant zijn omdat er onder hen veel vraag is naar huurwoningen, ze vaak nette bewoners zijn en er dus geld aan te verdienen is. Sommigen balen van hun imago en vinden dat ze ondergewaardeerd worden terwijl ze van een uitgeleefd pand iets moois maken: „Net als een rups die een vlinder wordt.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data80596574-e2c44a.jpg)
De gemeente
Als hij door Oud-Mathenesse loopt, passeert wethouder Moti de Poolsestraat, de Roemeensestraat en de Bulgaarsestraat. Toeval, die straatnamen bestonden al. Maar sommige straten zijn daadwerkelijk Pools geworden. Deels omdat de huizen er goedkoop zijn, zegt Moti, maar ook omdat gemeenten in het Westland vergunningen voor huisvesting voor arbeidsmigranten tegenhouden. Dus komen ze naar nabijgelegen grote steden zoals Rotterdam.
Moti houdt zich als wethouder bezig met arbeidsmigranten in zijn stad. Rotterdam heeft een actieprogramma waarin jaarlijks 3 miljoen euro beschikbaar is om problemen aan te pakken. Dat is bijvoorbeeld voor de scholing van voornamelijk Poolse kinderen, gratis taallessen voor arbeidsmigranten, extra huurteams die misstanden opsporen of inloopspreekuren voor mensen die Pools of Roemeens spreken.
Volgens Moti is de toename van arbeidsmigranten in Rotterdam zo’n tien jaar geleden begonnen. Wat hij tegenkomt: arbeidsmigranten die in een huis van vijftig vierkante meter, twee of drie kamers, met zijn achten wonen. Met enkel glas en zonder centrale verwarming. Ze betalen niet zelden 100 euro per week per persoon, voor huizen die in de sociale huur 600 of 700 euro per maand kosten. In rapportages van de gemeente komt naar voren dat in zo’n driekwart van de gevallen een te hoge huur wordt betaald, soms wel 700 euro per maand te veel. Er is volgens Moti gewoon „gruwelijk veel geld” te verdienen aan arbeidsmigranten.
De doorloop was in Carnisse en Oud-Mathenesse altijd al hoog, maar nu wonen er soms wel vier of vijf verschillende bewoners per jaar in een huis. „Die situatie in onze wijken, dat kan echt niet in een land als Nederland”, omschrijft Moti het. „Daar moeten we dus wat aan doen.”
De pandjesbazen hebben hun investering er soms binnen drie jaar uit, zegt Moti. De afgelopen jaren is volgens de gemeente 90 procent van de vrijgekomen woningen opgekocht door vastgoedbeleggers. In 2021 daalde dat in Carnisse naar 57 procent, en in Oud-Mathenesse naar 69 procent, mede vanwege de hogere overdrachtsbelasting. „Maar dat is nog steeds te veel. Deze huizen zijn voor Rotterdammers die er zelf moeten gaan wonen.”
Per januari dit jaar geldt een zelfbewoningsplicht in Oud-Mathenesse en Carnisse voor nieuw aangekochte huizen. Die gaat ervoor zorgen dat er nauwelijks meer panden worden gekocht door vastgoedinvesteerders, verwacht Moti. Maar aan de panden die al worden verhuurd aan arbeidsmigranten verandert niks. „In Carnisse is de helft van de woningen al in bezit van verhuurders. Deze wet gaat de wijken niet veranderen, dit komt te laat.”
Volgens Moti is het tijd voor een fundamenteler debat. „Vroeger plukten Nederlandse jongeren groente en fruit in de zomer. Nu is het blijkbaar goedkoper een volwassen man uit Oost-Europa in te huren. Dan zit er iets scheef.” Met andere woorden: waarom zijn er zo veel arbeidsmigranten nodig? „We hebben nog altijd een miljoen werkzoekenden in ons land. Die zouden een deel van dat werk prima kunnen doen.”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/data80828587-c39060.jpg|//images.nrc.nl/-m7GrXX6chV1KBkkO1L5GHq1HBg=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/02/data80828587-c39060.jpg)
Foto Merlin Daleman
De nieuwe bewoners
„Sst, ey! Nederlands hier. Geen sczsz-Pools, Nederlands!” In een zaaltje in Carnisse staat Nadia voor een schoolbord. Acht Polen hebben een Nederlands taalboek voor zich op tafel. Iedereen praat door elkaar heen. „Echt een kippenhok”, zegt Nadia die ze om de minuut streng toespreekt maar een glimlach niet kan onderdrukken.
Ze zijn jong en oud, single en koppels, werken als zzp’er of zijn werkloos. Maar voor allen geldt dat ze al jaren in Rotterdam wonen en tot voor kort bijna geen woord Nederlands spraken. Ze komen elke maandag samen voor hun vrijwillige Nederlandse taallessen, zegt Cora van de Koppel van taalschool Alsare. Dit programma wordt financieel gesteund door de gemeente. Het is vrijwillig, omdat migranten uit de Europese Unie niet verplicht hoeven te integreren en er dus nauwelijks taallessen voor hen bestaan.
„Ze zijn heel erg gemotiveerd”, zegt Van de Koppel. „De mensen die hier taallessen volgen wonen hier en blijven hier.” Vaak komen ze met hun werkkleding nog aan bij de taallessen op maandagavond. Zo rijdt stukadoor Waldemar (56) elke dag tweehonderd kilometer naar Twente om te werken en „daarom ben ik heel moe”, zegt hij in het Nederlands. Toch is hij erbij, want dankzij de taalles heeft hij zich opgewerkt tot zzp’er en kan hij een goede boterham verdienen.
„Ze willen heel graag leren en integreren”, zegt Van de Koppel. Maar er zijn nauwelijks taallessen als zij tijd hebben. „In de weekenden en vooral op zondagochtend zijn de Polen vrij, maar is er nauwelijks een taaldocent te vinden.”
Bij taallessen houdt het voor dit groepje Polen niet op. De gemeente wil dat ze aanspreekpunten worden in de wijk. „Zodat ze als ervaringsdeskundigen andere Poolse arbeidsmigranten kunnen voorlichten over de Nederlandse rechten en plichten”, zegt Van de Koppel. Daarom krijgen ze om de week ook les in het Nederlandse rechts- en regelsysteem. Hoe vraag je een burgerservicenummer aan? Wat is de huurcommissie? Wat doet de gemeente? Marius gebruikt dat meteen in de praktijk. „Ik ben gestopt met werken in de distributiecentra waar ik en andere Polen uitgebuit worden en werk nu bij een stichting voor dakloze Polen.”
Hun dromen? Bijna allemaal zeggen ze: „Goed Nederlands praten.” Dat opent de weg naar een betere baan, een woning of betere banden met Nederlandse buurtgenoten. Alleen het antwoord van Marius wijkt af: „Mijn droom is dat mijn favoriete voetbalclub Cracovia Krakow in de Champions League gaat spelen.