Daar was-ie weer, de dooddoener wanneer de spectaculair homogene samenstelling van de bovenste bovenlaag van politiek, bestuur, bedrijfsleven en media in Nederland ter sprake komt. In zijn Telegraaf-column liet voormalig vicepremier en VVD-leider Hans Wiegel vorige maand weten dat het hem „niets” deed nu voor het eerst in de geschiedenis van de Nederlandse democratie een kabinet begint met evenveel mannelijke als vrouwelijke ministers. „Het gaat om de kwaliteit”.
Zijn partijgenoot Mark Rutte dacht er precies zo over, toen hij in 2017 zijn vorige kabinet presenteerde. Net als Rutte I en Rutte II telde ook Rutte III niemand van kleur, zelfs geen staatssecretaris, en opnieuw waren er meer mannelijke dan vrouwelijke ministers. „Ik had er graag meer willen hebben”, reageerde Rutte goedmoedig. „Maar uiteindelijk geldt: we gaan voor de beste mensen. Het is wat het is.”
Dat zinnetje beschrijft treffend het punt waarop bij veel mannen zoals Wiegel en Rutte het denken en doen ophoudt. Of beter gezegd: het niet-denken en niet-doen. Eén woord speelt hierbij een sleutelrol, namelijk ‘kwaliteit’. Dat is de steen waarop het hele zelfbeeld rust.
Ik ben net zo’n man als Rutte en Wiegel, en ik heb lang geredeneerd zoals zij. Mijn zelfbeeld was dat ik meer diversiteit juist prima vond. Wie is er nu vóór discriminatie of achterstelling? Ik had slechts één, in mijn ogen alleszins redelijke kanttekening. Meer diversiteit moet „natuurlijk niet ten koste gaan van de kwaliteit”. Zeg nu zelf, je wil toch dat de leiding van je land, bedrijf, overheidsinstelling en krant in handen is van ‘de beste mensen’?
Ik vrees dat ik nog steeds zo zou denken, als ik niet de afgelopen jaren voor mijn nieuwe boek had geprobeerd te reconstrueren hoe mijn maatschappelijke carrière was verlopen als ik in een ander lichaam of in een andere wieg was geboren. Om hier achter te komen ben ik landgenoten gaan interviewen die heel andere uitgangsposities hadden dan ik. Hun verhalen in combinatie met rapporten en documentaires over onrechtvaardigheid in Nederland hebben mijn zelf-, mens-, en maatschappijbeeld doen kantelen. Omdat ik eerder alleen naar kleur, geslacht en eventueel nog seksuele identiteit keek, had ik nooit beseft hoe intens eenzijdig de bovenste bovenlaag van Nederland is samengesteld. Maar vooral had ik niet door hoe de machtspositie van mannen zoals ikzelf in stand blijft: wij mogen bepalen wie de besten zijn, en drie keer raden wie er dan uit de bus komen als kandidaten met de meeste kwaliteit: mannen zoals wijzelf.
‘Cloning effect’
Experts op het gebied van diversiteit en wetenschappers wijzen al veel langer op dit zogeheten ‘cloning effect’. Maar misschien helpt het als juist ook mannen zoals ik zich bij dit koor voegen en hardop de vraag stellen: wie zijn wij om voor de rest van Nederland te bepalen wat kwaliteit is?
Rutte, Wiegel en ikzelf zou je ‘zeven-vinkjes’ kunnen noemen, naar zeven kenmerken die maken dat wij steeds weer in de dominante groep zitten. Wij zijn man, wit en hetero – dus discrimineren kun je ons niet. Wij hebben minstens één in Nederland geboren ouder – dus ons aanpassen aan een andere cultuur hoeven wij niet. Wij hebben tevens minstens één ouder met een hoge opleiding dan wel een goed inkomen, of een zekere maatschappelijke status (als bijvoorbeeld directeur, raadslid of dominee) of cultureel kapitaal. Zo verkeren wij al in onze jeugd in de hogere middenklasse en hebben we bij onze zelfontplooiing de wind stevig in de rug. Mede daardoor voltooiden we de meest prestigieuze opleiding van het land, namelijk atheneum of zelfs gymnasium, en universiteit. Ook op ons opleidingstype kun je ons dus niet ‘pakken’.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data73648278-c65a5f.jpg)
‘Zeven-vinkjes’ hebben zo ongeveer alles mee en niks tegen, en helemaal bovenin de politiek, het openbaar bestuur en in iets mindere mate de media en het bedrijfsleven kom je extreem veel van dit soort mannen tegen. Terwijl nog geen 20 procent van de Nederlanders mijn lichaam en nest heeft, en nog geen 3 procent mijn lichaam, nest én opleiding.
Dat is echt een kleine groep met in grote lijnen identieke levenservaringen. Daarom denk ik dat er een apart term voor hen nodig is. ‘Witte heteromannen’ is veel te algemeen, want ons land telt meer dan driekwart miljoen witte heteromannen en -jongens met een migratie-achtergrond, tienduizenden analfabete witte heteromannen, honderdduizenden laaggeletterde witte heteromannen en miljoenen witte heteromannen met laagopgeleide dan wel laaggeletterde ouders.
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data81381523-bb82f9.png|https://images.nrc.nl/o7DiNHksJfCBPOfvxJuxHGqaPOM=/1920x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data81381523-bb82f9.png|https://images.nrc.nl/gilZYgiduB5Em8xE22--MoJNxAo=/5760x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data81381523-bb82f9.png)
De macht in Nederland ligt niet bij witte heteromannen. De macht ligt bij zeven-vinkjes. Zijn eerste kabinet stelde Rutte in 2010 samen met Maxime Verhagen van het CDA: zeven vinkjes. Zijn tweede kabinet met Diederik Samsom van de PvdA: zeven vinkjes. Zijn derde kabinet met Alexander Pechtold van D66, Gert-Jan Segers van de ChristenUnie en Sybrand Buma van het CDA: drie keer zeven vinkjes. Rutte IV werd samengesteld door opnieuw Segers, en daarnaast Wopke Hoekstra van het CDA: ook weer een zeven-vinkje. De grote breuk zat hem in de vierde coalitiegenoot, D66. Deze vaardigde met Sigrid Kaag een leider af die weliswaar dezelfde huidskleur, seksuele identiteit, cultuur, sociale klasse en opleiding heeft als de rest, maar geen Y-chromosoom. Ze is een vrouw! En opeens heeft een kabinet-Rutte wel ministers van kleur, en evenveel vrouwen als mannen.
Oud-premier Jan Peter Balkenende is een zeven-vinkje, net als Ruud Lubbers, Dries van Agt en Joop den Uyl en vrijwel al hun coalitiegenoten: van Frits Bolkestein bij de VVD tot Hans van Mierlo en Jan Terlouw bij D66 en Wouter Bos bij de PvdA. Vier van de laatste tien ministers van Financiën, Volksgezondheid en Economische Zaken, zes van de laatste tien ministers van Buitenlandse Zaken, en acht van de laatste tien bij Justitie zijn zeven-vinkjes – zoals ook de deken van advocaten een man is zoals ik. En de voorzitter van de Eerste Kamer, de hoogste baas van het RIVM, de hoogste baas van de AIVD, de hoogste baas van de Algemene Rekenkamer, de president van de Nederlandsche Bank, de laatste drie hoofdredacteuren van de Volkskrant, enzoverder.
Levenservaring
Ik zou de rest van deze pagina kunnen vullen met machtige en invloedrijke mannen zoals ik. Terwijl juist zeven-vinkjes een zeer ernstig tekort aan levenservaring hebben.
Wij weten niet hoe het leven eruit ziet op de armoedegrens of in een laaggeletterd milieu – de realiteit voor honderdduizenden kinderen. Wij zijn niet naar een lager schooltype gestuurd dan onze Cito-toets aangaf – iets wat kinderen met laagopgeleide ouders en kinderen van kleur stelselmatig overkomt. Wij hebben geen idee hoe het is om op te groeien met een andere cultuur en taal thuis, of zonder eigen slaapkamer om rustig je huiswerk te maken, of zonder ouders die kunnen begrijpen waar jij op school mee bezig bent.
Evenmin kunnen wij navoelen wat ontmoediging, achterstelling, uitsluiting of intimidatie is op basis van huidskleur, geslacht, sociale klasse, seksuele identiteit of cultuur. Als wij in de media of onze bubbel van hoogopgeleiden minachtende opmerkingen horen over laagopgeleiden of ‘tokkies’, denken wij niet: hé, je hebt het wel over mijn vader of moeder. Wij hoeven niet te vrezen voor verkrachting op het werk, wij dragen geen keppeltje dat ons van het hoofd kan worden geslagen, en als de PVV meer dan een miljoen landgenoten aanmerkt als ‘existentiële dreiging voor Nederland’ gaat dat niet over ons.
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data81381473-9a7086.png|https://images.nrc.nl/riHyuHhFIuuNRs1dQNmrQEkqV9Q=/1920x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data81381473-9a7086.png|https://images.nrc.nl/LREr09qXgmu_bB_Nx9xWYU59d_g=/5760x/filters:no_upscale():format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/images/gn4/data81381473-9a7086.png)
Uiteraard worden ook mannen zoals ik getroffen door tegenslag en rampspoed, of anders onze dierbaren. Maar als het aankomt op cruciale groepskenmerken rond nest en lichaam zijn zeven-vinkjes onkwetsbaar, letterlijk. En juist deze groep beslist voor de rest van Nederland welke prioriteit er wordt gegeven aan de bestrijding van discriminatie en van sociaal-economische onrechtvaardigheid.
Dit gebrek aan inlevingsvermogen is een wezenlijk tekort. Maar onze beperkingen gaan verder. Wie zich als migrant moet invechten in een andere cultuur of als eerste generatie student in een andere sociale klasse, leert zich aanpassen. Wie zich als lhbti’er leert handhaven in een wereld waarin hetero’s de norm zijn, zich als vrouw invecht in een nog altijd grotendeels door en dus voor mannen ontworpen maatschappij, en wie als Nederlander van kleur opgroeit in een witte samenleving… Al deze mensen worden op de proef gesteld, moeten leren knokken voor hun plek. Ze leren doorzetten en improviseren en doen zo incasseringsvermogen op, veerkracht en vechtlust.
Hoe zouden mannen zoals Mark Rutte, Hans Wiegel of Joris Luyendijk dat soort kwaliteiten kunnen ontwikkelen? Dit is niet onze schuld – kunnen wij het helpen dat wij juist in dit lichaam en deze wieg geboren zijn? Maar wat merkwaardig om dan juist dit soort wereldvreemde mannen op zoveel plekken in het land de baas te laten spelen.
Kwetsbaarheid en discriminatie
Het grootste schandaal van onze tijd is dat met de toeslagen. De slachtoffers hebben allemaal heel andere vinkjes dan Joris Luyendijk, terwijl de verantwoordelijken enorm op mij lijken. Als belangrijkste juridisch adviescollege van de regering bleek de Raad van State ernstig te hebben gefaald. De hoogste baas daar is Thom de Graaf, zijn voorganger Piet Hein Donner. Allebei zeven vinkjes. Vanwege zijn eerdere rol als minister van Sociale Zaken stapte PvdA-leider Lodewijk Asscher op. Hij is Joods en daarmee bekend met kwetsbaarheid en discriminatie, maar verder: alle vinkjes. Ook minister Eric Wiebes vertrok: zeven vinkjes. Zijn opvolger destijds, Bas van ’t Wout: ook weer zeven vinkjes.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data71413801-260e81.jpg)
Inmiddels stapelen de aanwijzingen zich op dat er bij de Belastingdienst gericht landgenoten van kleur kapot zijn gemaakt. Daar moet orde op zaken worden gesteld door iemand die begrijpt hoe ernstig discriminatie is. Maar wie werd door zeven-vinkje Wopke Hoekstra (CDA-leider) voorgedragen als nieuwe staatssecretaris voor de Belastingdienst? Marnix van Rij. Zeven keer raden hoeveel vinkjes hij heeft.
De machtspositie van mannen zoals ik bestaat er niet alleen uit dat wij zoveel plaatsen bezet houden. Het gaat er vooral om dat wij mogen beslissen wie een plaats aan de top verdient. Dat bedoelen mannen zoals ik wanneer we zeggen dat diversiteit prima is zolang het niet ten koste gaat van de kwaliteit: wij moeten wel blijven bepalen wie ‘de besten’ zijn. Waarmee we terug zijn bij het sleutelwoord ‘kwaliteit’.
Zolang wij de ‘definitiemacht’ behouden om te bepalen wat kwaliteit is, zullen wij zelf altijd vooraan staan. We maken de eigenschappen en vaardigheden die we dankzij ons nest en lichaam bijna als vanzelf meekrijgen heel belangrijk: uitdrukkingsvaardigheid, zelfvertrouwen, een typisch middenklasse CV vol met de juiste activiteiten naast onze studie, en een uitgebreid netwerk in de hogere middenklasse.
Intussen zullen wij eigenschappen en vaardigheden die we zelf nooit hoeven of ook maar kunnen ontwikkelen, consequent negeren, relativeren of zelfs in het geheel niet waarnemen. Meertaligheid bijvoorbeeld – want dat zijn wij niet. Incasserings-, aanpassings-, inlevings- en improvisatievermogen. Laat staan dat in het land van de zeven-vinkjes eerstehands ervaring met kwetsbaarheid ooit zal worden gezien als een essentiële leiderschapskwaliteit. Het is wat het is.