Op veel straten waar je met de auto 14 meter per seconde mag (50 kilometer per uur), kun je je afvragen: is dit nou een straat of een weg?
Een straat, gevoelsmatig, is ruimte. Ruimte tussen huizen. Een plek waar mensen samenkomen en alles doen waarover ze het met elkaar eens kunnen worden. Handel drijven, spelen, zich verplaatsen, klussen, lummelen, privébezit stallen, groente verbouwen of de hond uitlaten. Dankzij plaveisel (strata in het Latijn) is een straat geen modderpoel. Daardoor kan ook alles met wielen er sneller overheen rijden.
Je rijdt door een straat, maar rijdt over een weg. Een weg is een object in de ruimte dat ervoor zorgt dat je weg kan. Het woord is verwant aan bewegen en aan wegen (oorspronkelijk een beweging langs één as).
Terwijl een weg er eerder voor verkeer is, is een straat er eerder voor verkeren (ook die woorden zijn verwant). Als mensen met 14 meter per seconde in een zwaar object door een straat mogen rijden, wordt van die straat een weg gemaakt.
Charles Marohn, een Amerikaanse voormalig verkeerskundige, bedacht een woord voor het resultaat: stroad. Een stroad is een samenvoeging van street en road, maar in feite geen van beide. „Een stroad is een plek waar hoge snelheden worden gereden, waar veel afslagen zijn en het onveilig is”, schrijft Marohn. Ze zijn daarbij „financieel onproductief” en lelijk (meestal van asfalt). Marohns belangrijkste punt: stroads moeten weg. Maak een weg of maak een straat, maar mix ze niet. Levensgevaarlijk.
Stroads behoren tot de meest voorkomende stukken infrastructuur in moderne steden. Ook in Rotterdam zijn ze in elke wijk te vinden. Sommige noemen we daadwerkelijk bij hun naam: Straatweg. Dan is de straat dus weg.
Met een vriend die me hierop wees, was ik van de zomer in de Bergse Voorplas gesprongen, in Hillegersberg. We zwommen naar een steiger. Die bleek voorzien van schrikdraad. Natuurlijk: we bevonden ons aan de achterkant van de Straatweg. De Quotegoot. Quote uit tijdschrift Quote: „De rijkenenclave van Rotterdam. Waar de kans om tijdens het oversteken onder een gepimpte terreinwagen of opgevoerde Mini te belanden groter is dan onder de eveneens door de straat denderende tram.”
Straatwegen vind je op meer plekken in Nederland, op sommige plekken al in de zeventiende eeuw: het waren wegen die vroeg beklinkerd, bestraat of besteend werden. Onder Napoleon en Willem I volgden de rijksstraatwegen: “De classificatie van een weg in de eerste of tweede klasse hield in dat die weg vergelijkbaar met andere was of moest worden. En dus bestraat moest worden als dat nodig was.”
De Straatweg door Hillegersberg is geen rijksstraatweg, nooit geweest ook, al komt de bestrating wel uit de tijd van Willem I. Jan Cees van Duin van Stichting Historisch Hillegersberg Schiebroek vertelt me dat het ooit de Oost-Blommersdijksche weg heette, een modderig pad over een oude zeedijk waarop lang tol werd geheven. Later veranderde dat in de Bergweg. Van Duin: „Het was de weg waarover afgegraven veen werd afgevoerd. De rijken zetten buitengewoon sjieke villa’s neer aan de Bergse Plassen die door de veenwinning waren ontstaan.”
Zo ontstond de Quotegoot. De bestrating kwam er in 1818. Pas een kleine eeuw later volgde de hernoeming in Straatweg. En toen kregen we asfalt. Van Duin kan het precieze jaartal niet terugvinden, maar heeft zelf meegemaakt: de Straatweg verloor zijn bestrating rond 1990. En werd zo nog meer een stroad. De Quotegootstroad.