Recensie

Recensie Muziek

Pianobroers Jussen sprankelen in Beethovens pianoconcerten

Beethoven 250 Live muziek! Arthur en Lucas Jussen kunnen eindelijk een vanaf 2020 doorgeschoven Beethovenreeks inhalen. In Alkmaar klonken donderdag zijn eerste twee pianoconcerten. Opvallend is hoe verschillend de broers het orkest benaderen.

Arthur Jussen met het Nederlands Kamerorkest.
Arthur Jussen met het Nederlands Kamerorkest. Foto Caspar Abbenhuis

2020 zou het grootse Beethovenjaar zijn, ter viering van diens 250ste geboortedag. Dat feest begon inmiddels twee jaar geleden (twee jaar?! Ja.) maar viel door corona grotendeels in het water. Het Nederlands Kamerorkest plande alle vijf pianoconcerten van Beethoven met de broers Lucas en Arthur Jussen, en moest die concerten steeds vooruitschuiven.

Tot nu. Donderdag in Alkmaar klonken de eerste twee pianoconcerten dan eindelijk. Muziek! Echte muziek! Om onder de huidige regels zoveel mogelijk muziekdorstige mensen een slok te geven, brak het orkest de avond in tweeën: 160 mensen mochten het Tweede pianoconcert door Arthur Jussen horen, drie kwartier later konden 160 anderen naar het Eerste door Lucas Jussen. In die volgorde, want Beethoven schreef de ‘tweede’ als eerste.

Hoewel de broers in coronatijd ongetwijfeld veel samen hebben kunnen studeren, benaderen ze de concerten wezenlijk verschillend. Arthur (25) speelt het Tweede pianoconcert energiek en joviaal, met lekker venijnige trillers en snelle, scherpe crescendo’s. Levendig meebuigend luistert hij soms links, dan weer rechts naar het orkest, zoveel mogelijk oogcontact zoekend met musici. Met zijn hele lichaam geeft hij inzetten van het orkest aan, dat steeds geïnspireerder raakt.

Lucas Jussen met het Nederlands Kamerorkest.

Foto Caspar Abbenhuis

Het is niet moeilijk bij Lucas (28) zowat het tegenovergestelde te horen (en zien, want de vleugel staat met de punt gericht naar de zaal, waardoor de Jussens frontaal het publiek aankijken). Ook Lucas luistert aandachtig naar het orkest, maar zit veel stiller en concentreert zich diep op de vleugel. Hij speelt subtiel, zachtzinnig. Zijn bovengrens is veel minder luid. Ook hij neemt langzaam het orkest mee, maar juist in zachtheid.

Een theaterzaal is vanwege de droge en dichte akoestiek geen ideale plek voor klassieke muziek, maar de hypereerlijkheid van zo weinig galm heeft ook een voordeel: vooral als Lucas in zijn tweede deel een paar hoge tonen lang laat klinken, hoor je haarfijn elke prachtige sprankeling van de vleugel.