Pensioenverhoging in zicht na rooskleurige cijfers pensioenfondsen, na twaalf jaar stilstand

Cijfers fondsen Pensioenfondsen doen het weer goed, door stijgende rentes en een goed beursjaar. Zelfs over verhogingen kan weer worden nagedacht. Wel zijn er nog twee grote onzekerheden.

Bezoekers van het vroege boodschappenuurtje voor 70-plussers bij een Albert Heijn in Rotterdam.
Bezoekers van het vroege boodschappenuurtje voor 70-plussers bij een Albert Heijn in Rotterdam. Foto Pieter Stam de Jonge/ANP

Zullen we de pensioenen verhogen? Het is lang geleden dat die vraag op de bestuurstafel van grote fondsen lag. Al jaren was dit geen optie omdat de fondsen er volgens de wettelijke regels te slecht voorstonden.

Nu kunnen de bestuurders er alvast voorzichtig over nadenken. Donderdag kwamen de vier grootste pensioenfondsen met rooskleurige cijfers over 2021. Zij profiteerden van een goed beleggingsjaar, met rendementen van 3 procent (metaalfonds PME) tot liefst 11 procent (ABP, voor onderwijs- en overheidspersoneel).

Onder meer de aandelenrendementen waren hoog: ruim 20 procent. Ook de rentestijging hielp de fondsen. Dat komt door de rekenregels: bij een hogere rente hoeven fondsen minder geld op te potten om toekomstige pensioenuitkeringen veilig te stellen. Stijgt de rente, dan wordt hun financiële situatie – uitgedrukt in de ‘dekkingsgraad’ – direct rooskleuriger.

Vooral de twee grootste fondsen, ABP en PFZW (zorg en welzijn), profiteerden daarvan. Een jaar geleden was hun dekkingsgraad nog rond de 93 procent. Dat betekent dat zij zo’n 7 procent te weinig vermogen hadden om aan hun toekomstige verplichtingen te voldoen. Nu staat ABP op 110,2 procent, en PFZW op 106,6 procent.

Daarmee verbeterde hun positie sterker dan die van de twee metaalfondsen PMT (van 96 naar 106 procent) en PME (van 97 naar 108 procent). Dat komt doordat ABP en PFZW relatief veel beleggingsrisico nemen.

Twee grote onzekerheden

Die gunstige cijfers brengen eindelijk verhoging van de zogeheten aanvullende pensioenen (bovenop de AOW) in zicht, nadat die twaalf jaar vrijwel stil hebben gestaan. De voorzitters van de grote fondsen hopen dan ook dat het dit jaar gaat lukken, benadrukken ze in hun persberichten. Vooral nu, zoals PFZW-voorzitter Joanne Kellerman schrijft, „de boodschappen steeds duurder worden en de energieprijzen snel stijgen”.

Wat helpt: het kabinet werkt aan versoepelde regels, waardoor pensioenfondsen sneller een pensioenverhoging mogen uitdelen. Nu kunnen pensioenfondsen pas een kleine inflatiecorrectie geven als hun dekkingsgraad over de afgelopen twaalf maanden gemiddeld 110 procent was. Dat wordt 105 procent. Die lagere grens geldt dan tot aan de grote stelselherziening van de pensioenen, die fondsen rond 2026 verwachten door te voeren.

Lees ook: De AOW verhogen is niet zo simpel als het lijkt

Toch zijn er nog twee grote onzekerheden die een pensioenverhoging in de weg kunnen staan.

In de pensioensector leven twijfels over de versoepelde regels die het kabinet voorstelt. Zijn die wel echt zo soepel? Zo verlangt het kabinet een uitvoerige onderbouwing van fondsen die een beroep doen op de mildere verhogingsregels. Zij moeten uitleggen waarom hun voorgenomen inflatiecorrectie in het belang is van gepensioneerden én werknemers.

Dat is een onrealistisch hoge eis, volgens de Pensioenfederatie, de koepel van pensioenfondsen. In een reactie op het kabinetsvoorstel legt de organisatie uit dat een snellere pensioenverhoging „evident” vooral gepensioneerden en oudere werknemers bevoordeelt. Het is daarom ondoenlijk voor fondsen te beargumenteren dat álle werknemers hierbij gebaat zijn.

TKP, een uitvoeringsorganisatie voor pensioenfondsen, heeft dezelfde kritiek, in een reactie op het kabinetsplan. De onderbouwingseisen van het kabinet zijn „dermate zwaar – en praktisch onmogelijk”, schrijft de organisatie, dat pensioenbestuurders „mogelijk zullen afzien van deze mogelijkheid”.

‘Niet te optimistisch’

De tweede onzekerheid is de pensioenhervorming. In 2019 sprak het vorige kabinet met vakbonden en werkgevers af dat het aanvullend pensioen veranderd wordt. Rond 2026 zullen pensioenfondsen hun ene, grote pensioenpot ‘opknippen’ in allemaal persoonlijke pensioenpotjes.

Lees ook: Dit betekent het pensioenakkoord voor jou

Dat is een ingrijpende en complexe operatie, waarbij het kan helpen financiële reserves te hebben. Want hoe meer geld er tegen die tijd te verdelen valt, hoe rooskleuriger het nieuwe stelsel begint. Ook is er geld nodig om veertigers en vijftigers te compenseren, die er onder de nieuwe regels eenmalig op achteruitgaan. „Wij willen dan ook niet te optimistisch zijn over spoedige indexatie [pensioenverhogingen]”, laat PMT-werknemersvoorzitter Jos Brocken weten, ook al komt dat nu „in het vizier”.