Thuiskok.

Borstkloppen

Een van de verschijnselen van deze tijd die me oud en ouderwets laten voelen, is die van de schromeloze zelffelicitatie. Die zie je goed op Instagram: mensen die de loftrompet over zichzelf steken, niet uitgepraat raken over hoe goed ze zijn, hoe bijzonder, slim, mooi, getalenteerd. Hoezeer de wereld eigenlijk boft dat zij de aardbol waardig genoeg vinden om erop rond te lopen.

Die posts gaan dan vergezeld van foto’s en selfies. De camera is hun instrument, het publiek dat dit alles braaf met hartjes beloont, is als de spiegel van Sneeuwwitje die hen bevestigt in hun zelfliefde. Of zelfverliefdheid, eerder.

Ik begin hierover, omdat de teksten in het boek Plantaardig, ‘80 voedzame en smakelijke recepten uit de keuken van een gepassioneerde chef-kok’ van Alexander Gershberg, ook behoorlijk borstklopperig zijn.

Gershberg werd geboren in Rusland, groeide op in Israël en kwam in 2006 naar Nederland. Plantaardig is zijn derde boek. Hij was een „jonge, nogal naïeve en belachelijk ambitieuze danser” die de liefde voor koken ontdekte en liever in zijn keuken stond dan met zijn vrienden mee ging feesten, zo schrijft hij.

Hij was een „weirdo” die traditionele Japanse zeewiergerechten maakte „die zelfs de meeste Japanners niet kennen”. Over zijn keuze om plantaardig te eten, te werken met fermentatie, granen en minder suikers: „Doen wat ik deed, kostte me heel wat moed, standvastigheid en overtuiging — ik moest het opnemen tegen de opgetrokken wenkbrauwen van mijn familie.”

Over de koolraap, die in grote hoeveelheden bij mijn Turkse en Marokkaanse super te vinden is en niet zelden in mijn couscous eindigt: „Een ouderwetse, vergeten groente. In dit recept blaas ik ’m nieuw leven in.” Sommige groenten worden al decennia vergeten genoemd. Over een recept: „Dit is te makkelijk en te mooi om waar te zijn. Misschien had je het zelf kunnen bedenken, maar gelukkig heb je dit boek gekocht.”

Dat is een ander verschijnsel van deze tijd: opgeklopte woorden om te benadrukken hoe bijzonder iets is. Terwijl, als iets goed of lekker is, dan zien en proeven mensen dat heus wel. Dat zie je ook aan de gerechten in dit boek: Gershberg heeft al die grote woorden niet nodig, de recepten spreken voor zich.