Schrijver en hoogleraar Geert Buelens heeft geen auto, zelfs geen rijbewijs. Vliegen doet hij niet meer. Het milieubewustzijn zat er al vroeg in, blijkt uit zijn boek Wat we toen al wisten. In deze milieugeschiedenis over het jaar 1972 beschrijft hij ook hoe hij in zijn jeugd omging met milieuproblemen: oud papier inzamelen en lid worden van Greenpeace.
Maar dergelijke acties gaan het verschil niet maken, daar is hij van overtuigd. Het systeem moet veranderen. En dat was al in 1972 duidelijk. Kijk hoe problemen op elkaar ingrijpen, was de boodschap van Grenzen aan de groei, het eerste rapport van de Club van Rome, dat in dat jaar verscheen. Het was ook een conclusie van de eerste VN-milieuconferentie. En dat er maar één aarde was, werd krachtig verbeeld in Blue Marble, de foto van de planeet vanuit het Apollo-ruimteschip, genomen in hetzelfde jaar. Dat waren drie startpunten voor Buelens’ boek over 1972, dat een caleidoscopisch en indringend beeld geeft van dat eerste ‘jaar van het milieu’. De raakvlakken met het heden springen in het oog.
Wat heeft u het meest verbaasd uit uw onderzoek naar 1972?
„Wat men wist over plastic. In 1972 verschenen er in het wetenschappelijk tijdschrift Science beschrijvingen van vissen met plastic in hun ingewanden en ook van die configuraties van plastic op de oceaan, wat later plastic soep is genoemd. Er wordt in dat jaar zowel in Hilversum als in Antwerpen door huisvrouwen gedemonstreerd tegen het gebruik van plastic. Maar statiegeld op kleine plastic flesjes is er pas sinds vorig jaar. Het heeft vijftig jaar geduurd om iets heel eenvoudigs in te voeren. Die inertie is natuurlijk stuitend.”
Hoe bent u ertoe gekomen hierover te schrijven? Dit onderwerp lijkt iets heel anders dan uw eerdere werk, over de poëzie van de Eerste Wereldoorlog en de jaren zestig.
„Ik heb me altijd bezig gehouden met momenten van crisis en transformatie. In mijn boek over de jaren zestig staat een hoofdstuk over de vroege milieubeweging, dit ligt in het verlengde daarvan. Het directe idee ontstond in de voorbereiding van een cursus aan de universiteit die ik geef over de klimaatcrisis en de Nederlandse literatuur. Er bleek veel cultureel materiaal te zijn: stripboeken, films en liedjes, waarmee ik mijn verhaal kon vertellen. Later is ook die persoonlijke laag erbij gekomen.”
Tijdens het lezen van uw boek dacht ik soms: gaat het over 1972 of over nu? Toen werd al gesproken over groene woontorens en de kringloopsamenleving. Alsof het wiel steeds opnieuw uitgevonden wordt.
„Volgens mij gebeurt ongeveer hetzelfde bij discussies over seksisme en racisme. Als deze kwesties worden aangekaart, worden vraagtekens gezet bij diepgewortelde machtsstructuren. Bij kritiek op vormen van exploitatie, van mensen van kleur, van vrouwen, van de planeet, blijkt de maatschappelijke amnesie zo structureel dat het geen toeval is. Die onderwerpen kwamen toen, net als nu, onder de aandacht, maar verdwenen geregeld uit de belangstelling.”
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/11/data78946600-346807.jpg)
Hoe werkt dat?
„Er zijn maatschappelijke steekvlammen nodig om dingen te agenderen. Vanuit het systeem werd in de jaren zeventig gezegd: de problemen zijn opgemerkt, we gaan ermee aan de slag. Er kwam een minister voor het milieu, en ook voor emancipatie. Dat kan leiden tot afvlakking van de belangstelling en dan is het wachten tot het volgende crisismoment. Het milieu als onderwerp is niet vergeten, maar we zijn vergeten te handelen. En er staan gigantische belangen op het spel.”
Het rapport van de Club van Rome, ‘Grenzen aan de groei’, is belangrijk in uw boek. Wat maakte het zo opzienbarend?
„Het kwam niet van hippies, maar van een gezelschap van industriëlen en wetenschappers, dat gaf het een soort respectabiliteit. Dat het met behulp van de computer was opgesteld was iets nieuws en heeft ook een rol gespeeld. Op een naïeve manier, want de kwaliteit van de uitkomst van computermodellen hangt af van de data en van het programma. Op beide was veel aan te merken.
„Het was een mondiale hype, maar die was het grootst in Nederland. Dat had ook te maken met het feit dat NRC de wereldprimeur had. De Nederlandse elite omarmde het, tot aan het koningshuis. Ook de televisie pikte het heel snel op.”
Het rapport is veel bekritiseerd, maar uw oordeel is tamelijk positief.
„De kritiek was er meteen, economen hebben het direct van tafel geveegd. Zelf beschouw ik het cruciale inzicht uit Grenzen aan de groei dat het om systemen gaat, op elkaar inwerkende elementen van bijvoorbeeld vervuiling en productie. Want er is niet één probleem, er staat een tweede, derde, vierde, vijfde naast. De samenhang van die dingen is de kern van de boodschap. En daar ben ik erg positief over.
„Oplossingen moeten dus ook groot zijn. Maar sindsdien is de individualisering doorgedreven en mede daardoor is er geen goed antwoord gekomen op deze kwesties. Dat betekent niet dat het individu geen rol heeft. Die heb je als activist, consument en kiezer. Maar altijd met het doel om het systeem te veranderen.”
Dat klinkt weer heel erg jaren zestig.
„Ja, maar heeft u iets beters? Het gaat ook om de vrijheid die je je als consument toe-eigent. Neem de SUV. Die is bedacht door de autoindustrie, maar is in deze streken volstrekt overbodig en belachelijk. Toch kunnen we ons geen wereld meer voorstellen waarin dergelijke producten verboden worden.”
Omdat vrijheid wordt gedefinieerd als de mogelijkheid om als consument keuzes te kunnen maken?
„Dat moet veranderen, al zie ik dat niet overnight gebeuren. Hoewel in de coronacrisis beslissingen zijn genomen die drie jaar geleden niet voor mogelijk werden gehouden. De grootste liberaal van het land zei wat er allemaal niet meer mocht. Dus het kan wel. Waarom? Omdat de IC’s vol liggen. Maar de IC’s van de aarde liggen al jaren overvol. En die gaan alleen maar overvoller raken. Of moet eerst Den Haag overstromen? Nu was het ‘maar’ Limburg.”
Sommige mensen zijn ervan overtuigd dat technologie en groei de milieuproblemen zullen oplossen.”
„Technologie gaat in elk scenario een grote rol spelen. Het is niet ter zake om te suggereren dat mensen die kritisch zijn, in lemen hutten willen gaan wonen zonder computer. Dat is een stropopredenering. En grenzen aan de groei betekent niet dat er geen groei meer mag zijn. Wat we nodig hebben is groei van sectoren die de draagkracht van de planeet niet overschrijden.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78479852-5482b3.jpg)
U schrijft over het ‘vooruitgangssprookje’. Is het een sprookje?
„Ik en velen geloven in technologische vooruitgang, kijk maar naar de coronavaccins. Maar ik heb het idee dat er mensen zijn die een algemeen positief idee hanteren van vooruitgang: vooruitgang hoera! Maar de vraag is: tegen welke prijs? In de geschiedenis van de moderniteit, die in het teken staat van toenemende autonomie van mensen en toenemende beheersing van de omgeving, is de kwestie altijd: ten koste van wat?
„Dat is de exploitatie van arbeiders, de planeet en de mensen in het Zuiden. Die verhalen zijn verweven, daarom moeten we ons beeld van vooruitgang aanpassen. Die heeft ons veel gebracht, maar er zijn ook dingen die we gemakshalve steeds vergeten.”
Corona toont dat regeringen kunnen ingrijpen, zei u. Maar laat die crisis niet vooral zien dat de tegenstellingen in de maatschappij verscherpen?
„Dat heeft ook te maken met het doelbewust onttakelen van de samenleving. There is no such thing as society was een uitspraak van Margaret Thatcher. Die neoliberale visie is ingedaald in de samenleving.
„Het ingewikkelde is dat de elite ook een probleem is. Ik ben voor de overheid, maar niet voor deze overheid. Die is niet meer in staat ons op basisniveau te beschermen. Want door de liberalisering van de economie dragen bedrijven niet bij aan de staatskas en wel aan het kapotmaken van de planeet, waarna ze de rekening doorsturen naar de burger. Dat die burger dan zegt: ik voel me bij dit systeem en deze overheid niet gerepresenteerd, dat snap ik wel. Want ik voel me dat ook niet.”
Waar moet verandering dan vandaan komen? Wordt u activist?
„Ik ben absoluut activistischer geworden door het schrijven van dit boek. Mensen in een luxepositie zoals ik moeten zich engageren.”
U schrijft dat de maatschappelijke normen aan het veranderen zijn, heeft u er vertrouwen in dat dit op tijd komt?
„Vertrouwen niet, wel een klein beetje hoop. Ik denk dat we met zijn allen druk moeten uitoefenen om de kans op een nog grotere ravage te voorkomen. Want schade is er al volop, maar 1,7 graden opwarming is beter dan 1,9 graden.
„In Nederland moet meer gebeuren, maar als het niet lukt, dan is dat omdat de Verenigde Staten achterblijven. Omdat senator Joe Manchin is afgekocht door de mijnindustrie in West-Virginia en de klimaatplannen van Biden blokkeerde, tegen de expliciete wil van de lokale mijnwerkers. Zo zie je waar de echte macht zit. Want als de VS achterblijven, verkleint dat de druk op andere landen, zoals India en China. Dan zijn we gedoemd op een schaal die nauwelijks te bevatten valt.”
U ziet ook de noodzaak van positieve verhalen.
„Die verhalen kunnen een enorme kracht hebben. We denken dat ons consumptiegedrag en ons geluk samenhangen, maar dat is helemaal niet zo. Veel van dat gedrag is dwangmatig. Misschien moeten we weer per schip gaan reizen in plaats van vliegen. En dat kan prettiger dan in het verleden, leve de technologie! Er zijn verhalen die dat al vertellen, zoals The Ministry for the Future van sciencefictionauteur Kim Stanley Robinson.
Is dat afdoende?
„Dat soort verhalen geeft enige hoop. Maar verandering kan niet zonder dat er paal en perk wordt gesteld aan bepaalde vormen van gedrag. Je moet van belastingvrije kerosine en voordelen voor frequent flyers naar het tegenovergestelde. Het is simpel, maar we doen het niet. Dat is het probleem waar we mee zitten.”