Hedendaagse films en literatuur zijn traumaverslaafd. Althans, dat is de bewering van een prikkelend essay waarmee magazine The New Yorker het jaar opende. Literair criticus Parul Sehgal stelt hierin dat getraumatiseerde personages tegenwoordig overal zijn. Van superhelden met ‘daddy issues’ tot de promiscue Fleabag die in de gelijknamige tv-serie met destructief gedrag de bizarre dood van haar beste vriendin probeert te vergeten.
Het essay laat lezers inzien hoe alomtegenwoordig trauma’s zijn in recente fictiefilms en -series. Ook in het Nederlandse taalgebied, bedacht ik tijdens het lezen. Zo gaat een van de meest besproken films van afgelopen jaar, De Oost, niet alleen over hoe een Nederlandse soldaat richting gruweldaden wordt gezogen tijdens de onafhankelijksstrijd in – dan nog – Nederlands-Indië. Via flashforwards wordt duidelijk hoe ‘beschadigd’ hoofdpersoon Johan na terugkeer is, door wat hij heeft meegemaakt, gedaan én ingezien. Bovendien blijkt dat hij zo gretig was om zijn land te dienen door een eerder trauma.
De openingsfilm van het Nederlands Filmfestival, Mijn vader is een vliegtuig, draaide dan weer rond de trauma’s van hoofdpersoon Eva. Deze veertiger wordt achtervolgd door flashbacks over haar vader, dus zoekt hem op in een psychiatrische instelling, hopend op inzichten in haar jeugd. Maar Johan en Eva waren zeker niet de enige getraumatiseerde personages afgelopen jaar.
Er valt best wat af te dingen op Sehgals stuk. Nieuw zijn getraumatiseerde personages natuurlijk niet. Al viel het woord trauma vroeger misschien wat minder vaak in beschrijvingen? Verschilt Fleabag erg van bijvoorbeeld de hoofdpersoon van Bright Lights, Big City (1984), die de leegte na het overlijden van zijn moeder wegblaast met ‘Boliviaans marcheerpoeder’? Sehgal lijkt zich vooral én terecht te storen aan schrijvers en cineasten die een trauma gebruiken als excuus om personages niet goed uit te werken. Vooral karakters waarbij trauma’s alle andere trekken overstemmen krijgen een veeg uit de pan. Denk aan de hoofdpersoon uit bestseller A Little Life, die zo idioot veel traumatische ervaringen heeft meegemaakt dat het lijden van veel echte traumaslachtoffers er bleekjes bij lijkt af te steken.
De hoeveelheid getraumatiseerde personages in fictie (en documentaires) loopt waarschijnlijk parallel met de hoeveelheid aandacht voor trauma’s in de samenleving. De mening hierover van een psychiater is misschien interessanter dan die van een literair criticus. De echte eyeopener voor mij in het stuk, zat in wat Sehgal slechts kort aanstipt; de stramienen waarop films en literatuur de laatste tijd erg vaak terugvallen als ze trauma’s in beeld brengen. Een trauma lijkt tegenwoordig bijna niet meer ‘echt’ zonder aangrijpende flashbacks, flashforwards of verklarende ontboezemingen tegen geliefdes of psychiaters. Sehgal vermeldt tussen neus en lippen door dat mensen pas ‘traumatische flashbacks’ kregen nadat de film was uitgevonden.
Misschien vond ik daarom een debuut als Drijfzand afgelopen jaar verfrissend, ondanks dat het onderwerp volgens Sehgal een cliché is. Dit drama toont hoe de patronen en verwaarlozing in de jeugd van hoofdpersoon Suze dooretteren in haar volwassen bestaan. Maar de makers doen dat zonder tijdsprongen of al te veel emotionele uitbarstingen. Ze tonen vooral Suzes vele mechanismen om met haar trauma’s om te gaan. De verfilming van een hedendaags cliché dus, zonder dat het voorspelbaar voelt.