Opinie

Pak antiparlementaire partijen steviger aan

Hubert Smeets

De overeenkomsten tussen het anti-eliteverzet nu en de ‘autonomen’ in de vroege jaren tachtig zijn frappant. Uiterlijk lijken de parlementariërs Gideon van Meijeren (FVD) en Geert Wilders (PVV) niet op kraker Jack (Staatsliedenbuurt) of René (RaRa), maar ideologisch-operationeel hebben ze veel gemeen.

Net als de barricadebouwers uit de Vondelstraat in 1980 laten deze politici zich leiden door de leuze ‘jullie rechtsstaat is de onze niet’. Net als actieblad Bluf! dat bijna vier decennia geleden de adressen van topambtenaren openbaarde, draait Covidontkenner Willem Engel zijn hand niet om voor een potje ‘doxing’. Ook hun strategieën raken elkaar. Toen was geweld dienstbaar aan een ‘gelukkige’ wereld. Nu moeten coronatribunalen tot ‘liefde’ dwingen. Beiden willen zo de pluriforme parlementaire democratie te gronde richten.

Succes is niet uitgesloten. Want, zoals criminoloog Willem Bonger het in 1934 in Problemen der demokratie formuleerde: „Aan het naïeve optimisme omtrent de ontwikkeling der democratie als de meest vanzelfsprekende zaak ter wereld [is] nu de nekslag toegebracht.” Desondanks heeft de huidige democratische elite ook nu weer last van naïviteit. De oneliner „Democratie is niet voor bange mensen” (VVD-minister Polak van Justitie in revolutiejaar 1968) is een mooie strijdkreet, maar daarmee is de rechtsstaat nog niet onkwetsbaar.

Wat te doen? Niet praten om het praten, maar de politieke confrontatie zoeken. Ook in de jaren tachtig gingen de autonomen niet zonder slag of stoot hun ondergang tegemoet.

Deels hadden ze daar zelf de hand in. Door te radicaliseren, draaiden ze zich binnen een decennium vast. Dat begon in krakersbolwerk De Groote Keijser, waar de harde kern paranoïde werd en ‘verraders’ het pand begon uit te timmeren, en eindigde met aanslagen op Shellpompen. De ‘anti-imperialisten’ vervreemdden zich daarmee van de gematigder krakers. Het potentiële Umfeld voor politiek geweld spleet zo van binnenuit.

Tegelijkertijd ging met name de PvdA in de politieke aanval. Burgemeesters als Wim Polak en Ed van Thijn gaven de politie, zowel platte pet als mobiele eenheid, ruimte om de openbare orde te beschermen. Parallel lieten de stedelijke wethouders, Jan Schaefer voorop, de betonmolens voor de stadsvernieuwing draaien. Gevolg? De autonomen raakten geïsoleerd. Ook sympathisanten uit de communistische CPN en de niet altijd zo pacifistische PSP wilden of konden de geweldsuitwassen steeds minder vergoelijken.

Aan zulke niet-zwalkende bestuurders is nu gebrek.

Het gevolg van deze koudwatervrees? Terwijl de Baudet-falanx radicaliseert waar je bij staat, schuift ook de PVV zijn richting op. Een treffend staaltje was een tweet van Wilders over de nieuwe minister van Justitie. Dilan Yesilgöz zou zijn beveiliging kunnen opheffen, twitterde de PVV-leider, omdat Turken hem het liefste „onder het gras [zien] verdwijnen”.

Radicalisering leidt nu dus niet tot isolement, zoals vier decennia geleden, maar juist tot groei van het antidemocratische Umfeld. De cijfers illustreren dat. Bij de verkiezingen van 1986 haalde de PvdA 52 zetels en de potentiële medestanders van de autonomen 0 zetels. Nu heeft de VVD slechts 34 zetels en wordt ze ook nog eens omsingeld door 28 zetels van PVV, FVD en JA21 samen. Nooit was de grootste partij zo zwak als de VVD nu.

Niet gek dus dat de antiparlementaire flanken dromen van een machtsgreep en tribunalen. Ze krijgen daarvoor ook ruimte. De ME mag op gezette tijden de harde kern van de Gideonsbende van de straat slaan, daarmee staan de Baudet-boys nog niet in het gareel. Zoals Bonger een kleine eeuw geleden schreef: „Niets is gevaarlijker in het maatschappelijk leven dan de mening dat alles als het ware vanzelf zich ten goede wendt.”

Hubert Smeets is journalist en historicus. Hij schrijft om de week op deze plaats een column.