Het ademt de sfeer van een nieuw begin, de dag van de beëdiging van het vierde kabinet-Rutte. De protocollaire hoofdknikjes van en aan de koning, de meestal nerveuze, soms glunderende blikken van de nieuwkomers, de ceremoniële overdracht van de vertrekkende bewindslieden op hun departement. De bordesfoto.
Maar al op de eerste dag van het aantreden van Rutte IV (VVD, D66, CDA en ChristenUnie) maken de twintig ministers en negen staatssecretarissen kennis met de twee grote opgaven van het nieuwe kabinet: complexe beleidskwesties en een laag vertrouwen van burgers. Uit onderzoek van I&O Research, in opdracht van de NOS, bleek maandag dat slechts drie op de tien kiezers vertrouwen in het kabinet heeft. Twee derde heeft weinig tot geen vertrouwen. „Eerst zien, dan geloven”, is volgens het onderzoek de houding van de meeste kiezers.
De nieuwe bewindspersonen kunnen over de beleidskwesties lezen in hun introductiedossier. Dat zijn overdrachten die ministeries altijd opstellen als een nieuw kabinet aantreedt. Deze dossiers zijn soms uitgeschreven organogrammen, sommige ministeries leggen uit hoe de organisatie werkt of aan welke overleggen een bewindspersoon moet deelnemen. Maar meestal zijn de documenten ook boeiende analyses van de stand van beleid.
Lijken uit de kast
Zo vormen de introductiedossiers een staalkaart van de bestuurlijke problemen die Rutte III achterlaat, en waar Rutte IV vanaf nu mee te maken krijgt. En her en der vallen er wat lijken uit de kast. Zo kan Wopke Hoekstra (Buitenlandse Zaken, CDA) in de overdracht lezen dat de beveiliging van zijn ministerie niet in orde is, en „niet voldoet aan de normen die vanuit de EU en de NAVO worden gesteld”. De secretaris-generaal van Volksgezondheid, Welzijn en Sport waarschuwt de nieuwe minister, D66’er Ernst Kuipers, dat zijn ministerie „onder een vergrootglas” ligt en dat „de maatschappelijke en politieke druk groot is”.
Waarschuwende woorden staan ook in het introductiedossier voor VVD’er Micky Adriaansens, de nieuwe minister van Economische Zaken en Klimaat. In een toon die ergernis verraadt, schrijft haar ministerie dat het coronabeleid straks echt anders moet. „Tot nu toe”, staat in het dossier, volgde het kabinet „vooral de adviezen van het OMT”. Omdat het OMT met name medische kennis heeft, worden economische belangen soms genegeerd. Het ministerie vraagt Adriaansens „meer ruimte te nemen”, waardoor het kabinet „eventueel [kan] afwijken van het OMT-advies”. Ook vindt het ministerie het dringend gewenst dat er „een nieuwe, eigen strategie” van het kabinet komt in de crisis.
Wantrouwen in de politiek
Het Nederland dat Rutte III achterlaat, is een wantrouwend land. Die observatie komt regelmatig terug in de overdrachten van de ministeries. Er komen drie parlementaire enquêtes aan die allemaal, direct of indirect, raken aan de vertrouwenscrisis: de gaswinning in Groningen, de coronacrisis en de Toeslagenaffaire. Deze enquêtes kosten de ministeries veel werk, zoals hier en daar al te lezen valt, maar vooral zijn ze ook politiek gevoelig: iedere enquête is een potentieel gevaar voor het voortbestaan van Rutte IV.
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid schrijft over de Toeslagenaffaire dat „de geloofwaardigheid van de overheid” op het spel staat. „Er is pijnlijk duidelijk geworden dat burgers hard geraakt kunnen worden door het handelen van de overheid en vast kunnen komen te zitten in een complex systeem dat juist bedoeld is om burgers te helpen.”
Het kabinet-Rutte III viel bijna een jaar geleden, nadat een parlementaire onderzoekscommissie had geconcludeerd dat tienduizenden burgers ten onrechte als fraudeur waren behandeld, en in veel gevallen financieel geruïneerd waren.
In het coalitieakkoord slaat het nieuwe kabinet een schuldbewuste toon aan. De „democratische rechtsorde” heeft „barsten opgelopen”, staat erin. Nu moet er „rust en duidelijkheid” voor toeslagenouders komen, en moet er op termijn een einde komen aan het toeslagenstelsel. SZW schrijft aan minister Karien van Gennip (Sociale Zaken, CDA) dat het kabinet woord moet houden, wil het het vertrouwen van burgers herwinnen.
Scherpe reflectie
Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) schrijft aan de aantredende ministers Robbert Dijkgraaf (D66) en Dennis Wiersma (VVD) dat het „lessen wil trekken” uit het Toeslagenschandaal. Na dit „dieptepunt” wil ook OCW streven naar een opener bestuurscultuur, bijvoorbeeld door meer openheid over „moeilijke keuzes” te geven, en „scherpe reflectie”. Dit alles moet „vervreemding van de burger” voorkomen.
Andere ministeries zijn somberder over de vertrouwenscrisis. Een „sluimerend onbehagen” wordt gesignaleerd in het introductiedossier voor minister Hanke Bruins Slot (Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, CDA). Het ministerie heeft het over „een maatschappij van gescheiden werelden en ‘bubbels’ waarin nieuwe en oude identiteiten leidend zijn”.
Binnenlandse Zaken ziet ook dat „niet alle groepen meer aangehaakt zijn op het ‘mainstream’ bestel en debat”, en dat het vertrouwen daalt. „Op de flanken zien we polarisatie en gevoeligheid voor complotdenken. Alarmerend is dat opleiding een nieuwe scheidslijn is geworden in samenleving en politiek.”
Een meevaller voor Bruins Slot is dat ze komt te werken op „het leukste en meest veelzijdige ministerie”, zo schrijft de „ietwat partijdige” secretaris-generaal Maarten Schurink monter.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/11/data79031919-30f3f5.jpg)