Een brievenbus. Gewoon, een brievenbus. Met een slot erop. En een naam. Zijn eigen naam. „Dat is een heel apart gevoel”, zegt de 42-jarige M. Sabban trots kijkend naar het postvakje in het halletje van de portiekflat. Het is zijn eerste. In al die jaren dat hij woonde op – „even kijken” – één, twee, drie, vier, vijf verschillende adressen, stond er altijd een ándere naam op de brievenbus. Zoals van een 25-jarige student die zijn appartementje via Woningnet weer doorverhuurde aan mensen zoals hij. En begrijp Sabban niet verkeerd. Hij is zelf student geweest, natuurkunde aan de VU, en iederéén heeft recht op een huurwoning. Maar waarom hij dan niet? Als hij op Woningnet reageert, op zijn 42ste, getrouwd en al twaalf jaar ingeschreven, is hij nog steeds „een van de honderden”.
Het leven liep voor hem, zoals dat soms gaat, anders dan hij had gedacht. Als twintiger ging zijn toenmalige relatie uit en stond hij op straat. Zonder huis geen vaste grond onder je voeten. Hij stopte met zijn studie, kwam te werken in de horeca en was veroordeeld tot een leven in onderhuur. Slecht slapen omdat je niet weet waar je volgende week zal wonen. Niet open durven doen als er aangebeld wordt. „Je voelt je een crimineel”, zegt Sabban op slippers in het halletje. „Alsof je iets verkeerds doet. Terwijl, je probeert gewoon te wonen, een basisrecht.”
Dus daarom is hij nu zo blij. Dat hij in aanmerking kwam voor tijdelijke bewoning, een flat in Zaandam die op de nominatie staat voor sloop, voelde als een lot uit de loterij. En niet alleen voor hem. In de flat wonen sinds begin vorig jaar nóg tachtig starters, veelal dertigers met prima banen voor wie geen plek is op de woningmarkt. Ze werden door leegstandbeheerder Alvast geselecteerd uit duizend aanmeldingen. Sabban, glimlachend: „Ik had nooit gedacht deze woning te kunnen regelen.”
Italiaanse gastarbeiders
Het gebouw waarin ze wonen staat bekend als de ‘Spaghettiflat’. Een L-vormige flat met 117 appartementen, vier verdiepingen hoog. Begin jaren zestig woonden er Italiaanse gastarbeiders die kwamen te werken in de scheepswerven rond Amsterdam – vandaar de naam. Later woonden er vooral Turkse gezinnen, de mannen werkzaam in de fabrieken aan de Zaan.
Het was de tijd van de verzuiling, toen het leven voorspelbaar was. Woningbouw als objectieve wetenschap, elke groep een eigen plek. In het Zaanse Poelenburg, waar de Spaghettiflat staat, zie je dat terug aan de opbouw van de wijk: hoogbouw aan de randen, voor de gastarbeiders, laagbouw in het midden, voor het – Hollandse – kantoorpersoneel van de fabrieken.
Maar al gauw voegde de werkelijkheid zich niet langer naar de planologen. De welvaart nam toe en een deel van de gastarbeiders wist de Spaghettiflat te ontglippen. Zij bezegelden het harde werken met een koopwoning midden in de wijk. Turkse Nederlanders vooral, ze hebben massaal een extra verdieping boven op hun rijtjeshuis geplaatst. En een enkele Italiaan, te herkennen aan een Mariabeeld voor de deur.
En de Spaghettiflat? Daar woont nu het volk dat de planologen ooit in het midden van de wijk hadden bedacht. De middelbaar- en hoogopgeleiden, niet meer werkzaam in de kantoren van de fabrieken, maar in het onderwijs, de zorg of bij de politie. Veelal mensen met een maatschappelijke functie, die kregen van de gemeente – en van Alvast – voorrang om er te wonen. Want daar is in de Randstad een tekort aan.
Ze wonen nu in dezelfde flat als waar ooit de mensen werden geplaatst die het werk verrichtten dat de Nederlanders niet wilden doen. Al zijn de omstandigheden nu anders. De flat is verouderd, slecht geïsoleerd, en de bewoners kunnen elk moment uitgezet worden. Bij sommigen is er door de woningbouw een gat in de vloer gebroken om te zien of er geen asbest zit. Een enkeling woont tussen de muggen, vanwege stilstaand water in de kelder. En allemaal zijn ze allang blij dát er een woning is.
„Van een buurmeisje hoorde ik dat het nog zeker een half jaar duurt voor we eruit moeten”, zegt Roos (35), terwijl ze blootvoets een kopje koffie zet in haar appartement. „Ga maar vast zitten hoor.” Het is midden op de dag en veel tijd heeft ze niet. „Ik moet straks de Zoom in.”
Ook Roos – die vanwege haar werk niet met achternaam in de krant wil – had zich deze tijd wel anders voorgesteld. In mei 2019 zegde ze haar baan in de daklozenopvang op én haar woning om twee jaar op wereldreis te gaan. Ze keerde vanwege de coronatijd eerder terug en werd zelf thuisloos. Ze logeerde een maand bij vrienden, toen in een studiootje in Amstelveen waar ze de lepel van de buurman kon horen vallen, zo gehorig, dat was niet te doen, en daarna weer bij vrienden.
Kleine hokjes à 1.200 euro
Een woning kopen, dat kan ze niet. En op Woonmatch, waar ze ook al bijna negen jaar staat ingeschreven, komt ze er niet tussen. Roos schreef zich in bij talloze websites voor particuliere huur en daarop is nog best veel te vinden. Maar dat zijn allemaal kleine hokjes à 1.200 euro per maand. Ze vertikt het om daaraan mee te doen. „Dan nog liever op straat.”
Dus nu woont ze in de Spaghettiflat en dat is „geweldig, helemaal top!” Ze heeft er een ruim driekamerappartement met uitzicht op het groen. In haar eentje! Zonde ook, vindt ze, want waarom gaan we in Nederland niet gewoon weer wat dichter op elkaar wonen? Dan is er ten minste plek voor iedereen. We zijn verwend geraakt, daar kwam ze op haar vele reizen wel achter.
„Het is niet erg om een stapje terug te doen”, zegt Roos met haar voeten op de bank. Na haar terugkomst werkte ze een tijdje in de supermarkt, en dat was ook oké. Inmiddels heeft ze weer een baan in de maatschappelijk sector, op hbo-niveau. Maar daarmee ligt haar jaarinkomen straks weer te hoog om voor de tijdelijke verhuur van Alvast in aanmerking te komen. Ach, ze vindt wel weer wat. Ze is gewend geraakt haar eisen bij te stellen. „En misschien pak ik m’n koffers wel weer. Voor een reis.”
Tijdelijk is de norm, structureel is onbetaalbaar. Dat is hoe de nieuwe bewoners van de Spaghettiflat hun kansen op de woningmarkt zien. En het is ook hoe Tobit Elling, tien jaar werkzaam bij Alvast en beheerder van het project, de woonmarkt zag veranderen. Voorheen kwamen vooral studenten af op de tijdelijke woningen in leegstaande flats, winkels, scholen, kantoren. Nu is een aanzienlijk deel starter met een baan. „Het middensegment”, zegt Elling. „Kopen is onmogelijk. Maar huren ook, want er komt bijna niks vrij.”
Ook bij Alvast heb je niet zomaar een woning. De tijdelijk leegstandbeheerder bezit zelf geen vastgoed en is afhankelijk van het aanbod. Vastgoedeigenaren beslissen wat er met hun panden gaat gebeuren en Alvast zoekt er een geschikte kandidaat bij. Aanmelding gaat via de website. Geen bezichtigingen, want dan staat het pand onnodig lang leeg. En soms, zoals in de Spaghettiflat, heeft de opdrachtgever extra eisen: een maximale inkomenseis, politiescreening. Geen gezinnen, want de huur is tijdelijk en al doet Alvast zijn best, de leegstandbeheerder kan een volgende woning niet garanderen. „Ook onder gezinnen is de nood hoog, dat weten we”, zegt Elling. „Maar de regel is er ook ter bescherming van henzelf. Een gezin op straat zetten, dat willen we niet.”
„Ik heb ze best zitten stalken”, zegt de 33-jarige Maries Vredeveld, die woont op de eerste verdieping van de Spaghettiflat. „Aangemeld op de website, gemaild, drie keer achter elkaar bellen.” Hij is blij dat het is gelukt, want anders woonde hij nog steeds in onderhuur voor 800 euro per maand op een kamer van zestien vierkante meter in Osdorp, met drie huisgenoten in de andere kamers. „Niet bepaald comfortabel, zeker niet met thuiswerken achter je laptop.”
Vredeveld is accountmanager en woonde tot drie jaar terug in het oosten van het land. Daar had hij een eigen bedrijf in 3D-printers. Toen dat failliet ging, liet hij zijn huurwoning achter en vertrok vanwege de werkgelegenheid naar de Randstad. Daar zag hij hét probleem van Nederland: waar banen zijn, zijn geen huizen, en andersom. Vredeveld reageerde op veertig, vijftig vrijesectorwoningen, „maar ik kreeg nooit een reactie”. Hij verdiende met zijn nieuwe baan in de sales te weinig voor een vrijesectorwoning. De enige oplossing die hij zag: nóg meer geld verdienen, zodat hij nóg meer kans maakt op een vrijesectorwoning. Daarom is hij per 1 december van baan gewisseld. „Ik heb nog het geluk dat ik die kans heb.”
Komende zomer wordt de Spaghettiflat gesloopt. Er komt een groter appartementencomplex voor terug met vooral koopwoningen en huurappartementen in het duurdere segment. Voor die tijd moet iedereen eruit. En dan?
Niet vooruitkijken
Sabban, de 42-jarige op zijn slippers in het halletje, haalt zijn schouders op en spreidt zijn handen. „Ik probeer niet te veel vooruit te kijken. Genieten zo lang het duurt.” In de onderhuur, weet hij, is altijd wel iets te vinden. Je belt een keer met iemand, en die kent weer iemand, en zo kom je aan een kamer. Soms zijn het vrienden, soms mensen met commerciële intenties. Dan betaal je de hoofdprijs. „En je moet altijd overtuigen. Dat je een serieus onderhuurpersoon bent, dat je geen problemen maakt.”
Sabban leerde op zijn onderhuuradressen tientallen mensen kennen, „allemaal in dezelfde situatie als ik”. Studenten, werkenden, junkies, getrouwden, van alles. Een enkeling zonder verblijfstatus, maar de meesten waren in Nederland geboren. En omdat je dicht op elkaars lip zit, ontstaat er soms ruzie, zelfs over „belachelijke dingen”, zoals dat iemand de shampoo van een ander aanraakt. „Er is zó veel frustratie.”
Die permanente onzekerheid, dat knaagt. Sabban wil graag kinderen. Maar het is er nog niet van gekomen, want altijd dacht hij: eerst een vaste woning. Tweemaal heeft hij als onderhuurder per direct zijn spullen moeten pakken omdat er een deurwaarder met politie voor de deur stond. Bleek de huisbaas de huur niet te hebben betaald. Kijk, zegt hij: werk kun je altijd wel regelen. En kleren ook. Maar een wóning? Ja, tijdelijk. In onderhuur. Maar als je 70 procent van je inkomen aan wonen betaalt, hoe kom je dan aan de rest van je leven toe? Sabban, leunend tegen de muur: „Alsof ik sprint, maar iedereen loopt me voorbij.”
Pas nu, in de Spaghettiflat, slaapt hij weer goed. „Ik ben echt dankbaar voor deze kans”, zegt Sabban, die hoopt dat de flat voorlopig nog blijft staan. Kijkend om zich heen: „Ik vind dat-ie echt helemaal goed is nog hoor. Ja toch? Hij is perfect man! Kom op!”