Zeilen met mijn zoon, wij tweeën, en lekker lang

Zeezeilen Hans Steketee is door zijn zoon meegevraagd voor een zeiltocht. „Wat een mooi cadeau is dit, van hem aan mij, aan ons.”

Illustratie Merel Corduwener

Punt op de horizon, daarheen sturen. Al zal het vaker een kompaskoers of een waypoint in de gps zijn – zoveel graden noord, zoveel west. Drie piepjes als je er overheen zeilt en dan een nieuw waypoint opzetten. Ik hoop dat het in 2022 gebeurt. Vooralsnog is de reis zelf mijn punt op de horizon.

Zeezeilen. Eerst langs de Nederlandse kust en op de Wadden, later gingen we naar Frankrijk, Duitse Waddeneilanden, de zanderige Engelse oostkust, blauwer water aan de zuidkant. Mooi en spannend, alleen al vanwege de Noordzee-oversteek met zijn scheepvaartsnelweg en windparken.

Ons jachtje is tien meter lang, bijna vijftig jaar oud, maar degelijk en zeewaardig, al luidt het gezegde niet voor niets dat een schip net zo zeewaardig is als de bemanning. Vroeger gingen de kinderen de hele zomervakantie mee. Nu zijn ze volwassen, maar meestal tekenen ze nog wel in voor een etappe. En ze gaan ook wel eens zeilen zonder hun ouders.

De laatste paar jaar hebben we geen grote tochten gemaakt. We zeilden alleen in Nederland. Maar de horizon blijft trekken. Ik was dus niet verbaasd toen mijn zoon voorstelde om weer eens een langere zeilreis te maken. Maar mijn hart sloeg een keer over toen hij zei: wij tweeën, en lekker lang, zes of acht weken. Zodat we een grotere actieradius hebben.

Dit is waar ik sindsdien naar uitkijk. Het idee is: naar het westen, door het Kanaal en dan linksaf naar Normandië, de Kanaaleilanden, Bretagne. Of ergens rechtsaf naar de Engelse zuidkust en wie weet een stukje Ierse zee of zelfs Schotland. Alles meteo volente, natuurlijk. Maar dat is het mooie van die langere tijd weg: als je eens ergens een paar dagen of zelfs een week ‘verwaaid’ ligt, is dat niet erg. Als je maar drie weken vakantie hebt, kan het je hele plan in de war gooien en dat is al vaak genoeg gebeurd.

Meteen spoel ik de film in mijn hoofd vooruit en verheug me ook op de voorpret: alvast even dat ene haventje googelen, kijken welke zeekaarten vernieuwd of gekocht moeten worden, even lezen in boeken of blogs van andere zeilers. En ja, er moet ook strak gepland worden om de boot tegen die tijd klaar te hebben, want er is een waslijst aan grote en kleinere klussen waarvan ik vaak denk: dat kan binnenkort ook nog wel. Maar bij zo’n reis kan dat juist niet. En: hoe moet dat met werk, wat vindt zijn vriendin ervan, en mijn vrouw? Zijn zij twee maanden alleen? Over al die dingen moeten we het hebben.

Ik spoel de film in mijn hoofd vooruit en verheug me ook op de voorpret

Los van zulke praktische vragen, begon er iets anders tot me door te dringen: wat een mooi cadeau is dit, van hem aan mij, aan ons. Liefde en tijd, time-out ook: onze posities bepalen in ons leven tot de toekomst zich weer aandient.

Misschien ook willen we onszelf op de proef stellen. Want we begeven ons waar we geen van beiden met een zeilboot zijn geweest, voorbij Wight en Cherbourg. En moeten we samen beslissen. Want het is niet altijd goed weer, er is altijd dat randje gevaar. Wie geen enkel risico wil lopen, moet überhaupt niet uitvaren. Maar het gaat om het grijze gebied: maken we de goeie afweging? Ik hoop dat we samen de wind en het water goed lezen.

De zee is de laatste wildernis. Cliché maar waar.

Wat een vertrouwen spreekt er uit zijn voorstel. Want laten we eerlijk zijn: hij hoeft dit niet te doen. Hij is al jaren het huis uit en heeft een eigen bestaan, eigen vrienden en misschien binnenkort een groter gezin. Ik kan veilig zeggen dat ik meer verleden dan toekomst heb. Dus is het nu wel het moment. Maar misschien is dat alweer te praktisch gedacht.

Ik denk dat zijn voorstel me ook ontroert omdat het een diepe wens vervult die ik voor mezelf nog nooit onder woorden had gebracht. Een avontuur met hem aangaan, niet eens speciaal zeilen, gelijkwaardig, als bezegeling dat we allebei volwassen zijn, met elk een eigen leven maar blijvend met elkaar verknoopt, nu hopelijk nog inniger. Ik ben trots dat hij mijn zoon is.

We hebben het vaker gedaan, herinneringen genoeg. Toen hij zes was heb ik hem meegenomen naar een Frans eiland voor een reportage over vuurtorens. Die waren toen ook zijn ding. Daar kwamen we met een veerboot. We hebben samen veel weekenden gewandeld, in België, Engeland, Ierland. We hebben op de Falkland-eilanden samen tussen de keizerpinguïns gestaan, toen ik daar voor mijn werk moest zijn (ze ruiken minder mooi dan ze eruitzien). En één keer hebben we met zijn tweeën een week gezeild, van Scheveningen naar, en in, Zeeland, een stormachtige aprilweek, een paar jaar geleden.

Maar dit is iets anders. We houden van elkaar maar kunnen elkaar in ons gewone leven ook ontwijken als het moet. Hoe zal dat gaan, dagenlang op een paar vierkante meter? Ik hoop dat ik hem niet teleurstel. En dat ik niet ga zeiken over het spreekwoordelijke ‘dopje van de tandpasta’. We zullen ook ’s nachts varen, niet na acht uur in een haven, maar twee uur op, twee uur af. Aan boord ben je op elkaar aangewezen, moet je het snel eens zijn over plan B als plan A mislukt. Mijn zoon heeft dan vaak nog een plan C achter de hand, dat ik zelf niet had gezien. Ik vertrouw hem ook.

Ik heb nu een schriftje dat zich langzaam vult met to-do’s. Nieuwe, langere ankerketting. Zeereling vervangen. THT-datum noodvuurpijlen? Klepperend deurtje. Ik blader door de 2022-editie van Reeds Nautical Almanac, die ik van een zekere Sint heb gekregen. En ik zoek op wat de jongste coronaregels bij de Britten zijn, die daar bovenop het kafkaëske Brexit-papierwerk komen.

Maar ik wil nog niet te veel tegendenken.

Dus stel ik me de lange deining voor zodra het Kanaal wijder wordt. Dolfijnen. Zuidwestenwind, de zeilen over stuurboord, stroom mee, de boot met twee vingers te besturen. En ook: natgeregend, moe, verkrampte vingers van steeds de schoot vieren en inhalen bij het kruisen tegen de wind die net iets te westelijk is, zie jij die verdomde boei ergens? En een kop poedersoep die nog nooit zo lekker smaakte.

Vader en zoon, zoon en vader, in een kleine tijdcapsule, van A naar B op de wind en het water, op gezamenlijke denkkracht. En kameraadschap. En dan weer naar A, natuurlijk. Dat is het plan.