Radicale milities in de VS zijn nu vooral lokaal actief

Bestorming capitool De massale arrestaties vorig jaar onder radicale aanhangers van ex-president Trump, hebben hun organisaties niet verzwakt. Integendeel.

Leden van de extreem-rechtse Proud Boys, hier nog in hun geel-zwarte ‘uniform’, komen half december 2020 bijeen in Washington voor een betoging tegen de „gestolen” presidentsverkiezingen twee weken eerder.
Leden van de extreem-rechtse Proud Boys, hier nog in hun geel-zwarte ‘uniform’, komen half december 2020 bijeen in Washington voor een betoging tegen de „gestolen” presidentsverkiezingen twee weken eerder. Foto Gamal Diab/EPA

Ineens stonden ze tegen de muur van de aula in New Hanover County, North Carolina: zeven gemaskerde mannen in het zwart-gele tenue van de paramilitaire Proud Boys. Het was een zwoele avond in november en ironisch genoeg kwamen de mannen met hun halsdoeken voor het gezicht demonstreren tegen het verplicht dragen van mondkapjes in de school. Maar de ironie ontging de meeste aanwezigen. Zij waren eenvoudigweg geïntimideerd en dat is precies waar de Proud Boys en andere milities op uit zijn.

Proud Boys, Oath Keepers, Three Percenters en andere paramilitaire organisaties speelden een opvallende rol bij de bestorming van het Capitool, donderdag een jaar geleden. Opvallend, juist doordat ze ditmaal niet of nauwelijks in hun ‘uniformen’ aanwezig waren. Proud Boys-leider Enrique Tarrio had de leden tevoren gemaand: „We zullen opkomen met ongekende aantallen op 6 januari, maar met een verrassing: we zullen niet ons vertrouwde zwart-geel dragen. We komen incognito en zullen ons in kleinere eenheden over het centrum van Washington DC verspreiden.”

Wie die dag goed rondkeek, zag wel de tekens in de menigte. Letterlijk: de militieleden dragen allerlei parafernalia waarmee zij zich identificeren.

De Three Percenters – genoemd naar de overtuiging dat bij de Onafhankelijkheidsoorlog van 1776 slechts 3 procent van de Amerikaanse bevolking daadwerkelijk tegen de Britten vocht – hebben een insigne met het Romeinse cijfer III, Oath Keepers hebben er een met de woorden ‘Not on our watch’.

Verder kon je ze herkennen doordat ze in kluitjes bijeen stonden, met hun camouflagekleding, stevige veterschoenen en koptelefoontje in het oor. Uit de aanklachten en getuigenissen in verschillende rechtszaken over de bestorming is duidelijk geworden dat de militieleden die dag goed voorbereid hadden en in gezamenlijk overleg wilden voorkomen dat hun president, Donald Trump, na zijn verkiezingsnederlaag moest aftreden.

Lees ook hoe president Biden zijn voorganger donderdag een voortdurende bedreiging voor de democratie noemde

Onder de meer dan zevenhonderd mensen die wegens de Capitoolbestorming zijn aangeklaagd, zijn er tientallen die volgens het openbaar ministerie leden van milities waren. Sommigen hebben dat bevestigd. Een enkeling heeft ook schuld bekend en berouw getoond. Dat roept de vraag op of de betrokken organisaties misschien een knauw hebben gekregen na 6 januari.

Bruisen als nooit tevoren

Nee, zegt Heidi Beirich in een email aan NRC. Hij doet al jaren onderzoek naar extremistische milities en is medeoprichter is van het Global Project Against Hate and Extremism. „Veel experts hadden verwacht dat de arrestaties zouden leiden tot het uiteenvallen van die organisaties, of ten minste tot een verzwakking. Maar het tegendeel is gebeurd. Online bruisen ze als nooit tevoren.”

Historicus Kathleen Belew, auteur van Bring the War Home (2018), schreef donderdag in The Washington Post dat voor de milities „6 januari was bedoeld als een moment voor rekrutering en radicalisering, een poging om mensen bekend te maken met militant rechts en hen daarbij te betrekken”.

In de Trump-jaren zijn de milities als kool gegroeid, zegt Beirich, maar ze zegt erbij dat het moeilijk is hun omvang te schatten: de voornamelijk witte, voornamelijk mannelijke leden en sympathisanten van de paramilitaire organisaties zijn vooral online actief. „Van de Oath Keepers is een ledenlijst uitgelekt, waaruit bleek dat ze vorig jaar zo’n 35.000 leden zouden hebben gehad.”

Volgens Beirich doen politie en justitie hun best om de groepen hard aan te pakken. „Ze houden hen agressief in de gaten.” Maar de gewapende militia vormt een categorie die in de Amerikaanse grondwet wordt gekoesterd – ze is „noodzakelijk voor de veiligheid van een vrije staat”, zo staat in het tweede amendement – en kan daardoor niet worden verboden.

Dat de leden van de milities de afgelopen maanden steeds vaker zijn opgedoken bij lokale demonstraties op scholen en in gemeentehuizen, is geen toeval volgens Beirich. In Downers Grove, Illinois, protesteerden ze tegen ‘pornografische’ boeken in de schoolbibliotheek, in Nashua, New Hampshire, tegen lessen met extra aandacht voor structurele ongelijkheid in de samenleving.

Op sommige bijeenkomsten bleven ze volgens de lokale sheriff „kalm en beleefd”, elders werden ze weggeleid uit de school. Maar overal stelden ze op te willen komen „voor vrijheid”, „voor de grondwet”, „voor patriotten”.

„Het lijkt erop dat ze hun tactiek hebben veranderd”, schrijft Beirich. „Weg van Washington en het nationale podium, meer betrokken bij lokale politiek. Ik denk niet dat ze dat doen om buiten het zicht van de politie te blijven. Ik denk dat ze op dat niveau gemakkelijker bondgenoten vinden en invloed kunnen uitoefenen.”

Beirich waarschuwt net als Belew voor de impact van de milities. „Ze zijn gevaarlijk omdat ze geweld niet schuwen. Maar gevaarlijker vind ik dat de Republikeinse Partij, die het kiesstelsel ondermijnt, samenwerkt met deze groepen. Als de verkiezingen van 2024 opnieuw worden betwist, dan zie ik de milities een bedenkelijke rol spelen in de maatschappelijke onrust die dan onvermijdelijk is.”