Op Oudejaarsavond eindigde de toespraak van de Franse president met een visuele verrassing. Na het gebruikelijke kwartiertje terug- en vooruitblik – de pandemie, de economie, de beste wensen – ging de camera naar buiten. Eerst zag de kijker het Élysée-paleis, toen de Eiffeltoren, beide gebouwen stralend in blauw licht, met de gele sterren van de EU-vlag erop. Per middernacht, 1 januari, ging Frankrijk een half jaar het EU-raadsvoorzitterschap bekleden, en we mochten het weten.
Het leidde prompt tot een politiek relletje. Want behalve de Eiffeltoren en enkele andere monumenten werd ook de Arc de Triomphe in de mise-en-scène betrokken. Onder dit monument op de Champs-Élysées wappert normaal de Franse vlag bij een eeuwige vlam voor de onbekende soldaat. Nu was hier ineens die van de EU gehesen en de tricolore nergens meer te zien.
Marine Le Pen vond het op 1 januari „een provocatie” en wilde naar de rechter stappen. Éric Zemmour, haar extreem-rechtse rivaal, sprak van „een schande”. Ook de centrum-rechtse presidentskandidate Valérie Pécresse liet weten dat de EU voorzitten oké was, maar „de Franse identiteit uitwissen” zeker niet. Ze vroeg Macron de Franse vlag naast de Europese te hangen.
Repliek van Macrons aanhangers: liet gematigd rechts zich voor de kar van de nationalisten spannen? En zou de onbekende soldaat niet gelukkig zijn met de Europese vrede op het continent? De emoties liepen hoog op. In de nacht van 1 op 2 januari werd de Europese vlag gestreken in ruil voor de Franse. De volgende dag vierde Le Pen een „patriottische overwinning”.
Deze symboolpolitieke schermutseling herinnert Macron eraan dat de Franse liefde voor Europa grenzen kent. Frankrijk in Europa, daar is veel steun voor, maar niet voor een Europa zonder Frankrijk. Dus voortaan beter beide vlaggen naast elkaar.
Tegelijk bleek zo vanaf dag één dat dit Franse EU-voorzitterschap niet los valt te zien van de komende presidentsverkiezingen, in april. Voor Macron, formeel nog geen kandidaat, is het Europese podium een buitenkans; zijn tegenstanders zullen hem er willen laten struikelen.
In zijn nieuwjaarswens beloofde de president de Fransen zijn „volledige inzet” om „vooruitgang voor u” te bereiken – op het gebied van veiligheid, klimaat, economie, gelijkheid van mannen en vrouwen en cultuur. Onvermeld bleef dat hij zelf nul Europese voorzittershamers zal hanteren. Sinds het verdrag van Lissabon (2009) rouleert het voorzitterschap enkel nog voor de Raad van ministers; de Europese Raad van regeringsleiders, het gremium van Macron, heeft een eigen voorzitter (sinds 2019 Charles Michel). Terwijl zijn voorganger Nicolas Sarkozy tijdens het Franse voorzitterschap van 2008 nog de hele Unie op sleeptouw kon nemen – in de woelige dagen van de bankencrisis – moet Macron dus alles indirect regelen.
Vrijheid, gelijkheid, broederschap, klonk het in 1789. Ook ditmaal bezweek men in Parijs voor de verleiding van de retorische drieslag: „Relance, puissance, appartenance” is het officiële voorzitterschapsmotto, oftewel (economisch) herstel, (mondiale) macht, (culturele) verbondenheid.
‘Herstel’ verwijst naar de coronaherstelfondsen, plus naar het komende debat over de begrotingsregels. Als schot voor de boeg schreef Macron samen met Italiaans premier Mario Draghi vlak voor Kerst een opiniestuk voor hun hervorming in de Financial Times. Bij ‘macht’ gaat het om betere grensbewaking en een gedeeld besef van strategische belangen – iets waarover EU-ministers van Defensie en Buitenlandse Zaken zich in maart zullen buigen.
Het thema ‘verbondenheid’ (en identiteit) is ongrijpbaarder. Macron ziet Europa als cultuur en beschavingsruimte en zoekt verbinding met kunstenaars, schrijvers en intellectuelen. Vandaar ook die vlaggen. Kleine ironie: de staatssecretaris voor Europese zaken, Clément Beaune, bestelde bij experts en intellectuelen een rapport. Een markante aanbeveling was dat Franse politici in Europa „meer Robert Schuman, minder Victor Hugo” moesten zijn, oftewel meer uit op praktische resultaten en minder op eloquentie.
Let wel: dat advies is op nationale maat geschreven. In pragmatisch Nederland geldt eerder het omgekeerde: een voortdurende minachting van cultuur en symboliek. Zeker, sinds 2017 is er dan een nationale vlag in de Tweede Kamer, maar – in tegenstelling tot in parlementen in Berlijn, Rome en Parijs – komt de Europese er nog niet in. En over de Arc de Triomphe gesproken: zouden in Amsterdam of Den Haag de Europese sterren überhaupt naast het rood-wit-blauw bij monumenten kunnen wapperen zonder vlaggenrel?