Het orgel van Zuidhorn

Foto Siese Veenstra

Reportage

Van het kerkorgel alleen kan niemand leven

Orgelcultuur Groningen en Duits Oost-Friesland staan bekend als Europa’s orgelparadijs, met in ieder gehucht een fraai exemplaar. Maar de belangstelling voor het kerkorgel neemt af.

Zondagochtend, een week voor Kerst. In Appingedam, Groningen, is het grijs en nat. Donkerder worden de dagen niet. Maar in de Nicolaïkerk zingen ze van het licht. Lied 433: „Kom tot ons, de wereld wacht. Heiland, kom in onze nacht. Licht dat in de nacht begint.”

Van bovenin de kerk jubelt het orgel over de door corona en ontkerkelijking geslonken gemeente. Er zijn ongeveer twintig bezoekers, iets meer misschien, maar de muziek vult de leegte om hen heen met gemak. Er klinkt iets eeuwenouds door in een kerkorgel, iets van eerder doorstane plagen en ontberingen. Dat geeft troost.

Een kerkorgel is het gaafste instrument dat er is, zegt Vincent Hensen, de organist van dienst, als hij de mensen na het slotwoord van de dominee met kalm, tot rust gekomen spel uitgeleide heeft gedaan. „Ik kan mij uiten op het orgel. Het is een verlengstuk van mezelf. Wat ik mij voorstel dat er zou moeten klinken, kan ik laten klinken door het orgel.”

Hensen is met zijn 35 jaar een a-typische kerkorganist. De meeste zijn veel ouder. Met zijn baard, bril, driedelig blauw pak en uithangend koord van een zakhorloge lijkt hij weggelopen uit een historische film. Maar Hensen is helemaal van nu. Hij studeerde aan de conservatoria van Groningen en Utrecht, hij dirigeert, zingt, is stadsbeiaardier in Leeuwarden, Winschoten en Veendam.

De orgelruimte is het warmste gedeelte van de kerk – warmte stijgt op. De organist is onzichtbaar voor het publiek maar alomtegenwoordig, zoals de Heilige Geest. Hensen zit er tussen de orgelkasten met pijpen, tracturen en windaandrijving. Voor hem een dubbel klavier en de trekknoppen van tientallen registers – prestanten, fluiten, bazuinen. Behalve het mooiste is een kerkorgel ook het grootste instrument.

Het exemplaar in Appingedam is gebouwd door Albert Hinsz, Gronings werknemer van de orgelonderneming van Arp Schnitger (1648-1719) uit Hamburg, ‘de Stradivarius onder de orgelbouwers’. Betaald door even vrome als ijdele herenboeren bouwden Schnitger, gezellen en nazaten hun pronkstukken tot in de kleinste gehuchten van Duits Oost-Friesland en Groningen, wat die streken tot vandaag hun faam als Europa’s orgelparadijs bezorgt.

Wat die orgels zo bijzonder maakt: „De klankkwaliteit is gewoon ontzettend goed”, aldus Hensen. Die kwaliteit zit in de pijpen, het mechaniek tussen toets en pijp. „Aan het eind van de toon hoor je hoe mooi die ’m wegneemt. Je kunt luchtiger spelen.” Hij speelt een paar regels van ‘Er is een roos ontloken’. Inderdaad: de toon is áf.

Vincent Hensen gaat de Nicolaïkerk in Appingedam binnen
Foto Siese Venstra
Nederland, Appingedam, 03-01-2022.

Vincent Hensen op het orgel van de Nicolaïkerk.

foto: Siese Veenstra(

Nederland, Appingedam, 03-01-2022.

Het orgel van de Nicolaïkerk.

foto: Siese Veenstrai

Vincent Hensen bespeelt het orgel van de Nicolaïkerk in Appingedam.
Foto’s Siese Veenstra

Gebrek aan aanwas

Er zijn weinig mensen die de finesses nog herkennen. De belangstelling voor het kerkorgel neemt af. Het organistenbestand vergrijst, en bij gebrek aan aanwas schuift het instrument steeds een beetje verder op naar de geschiedenis. Door zijn omvang en volume is een kerkorgel letterlijk geen salonfähig instrument. Buiten strengkerkelijke kring is er amper een kind dat orgel wil spelen, stimuleringsprogramma’s als ‘StayTuned’ en ‘Orgelkids’ ten spijt.

Tot in de jaren tachtig van de vorige eeuw stond in veel woonkamers een elektronisch orgel, herinnert Pieter Deddens (68) zich. Het moest wijken voor het keyboard, tot ook dat naar zolder verdween. Deddens was 43 jaar piano- en orgeldocent in Veendam, waar het aantal orgelleerlingen terugliep van 45 in 1990 tot twee in 2010. Pianoles hoort bij een culturele opvoeding, terwijl orgelles klinkt naar saai, zondag, een doorgeefrol pepermunt.

Het is een vák, kerkorganist. Deddens rolde erin op zijn twaalfde, als domineeszoon. Via een inspirerende docent in Leiden en het Amsterdams Conservatorium werd hij vaste vervanger en interim-organist in de Martinikerk in Groningen, op een van de mooiste orgels ter wereld. Tegenwoordig speelt Deddens nog af en toe in de dorpskerk in Zuidlaren, waar volgens de overlevering Berend Botje nog ter kerke ging, voor zijn vertrek naar Amerika.

Op maandagmiddag loopt de organist met de handen in de broekzakken en zijn jas aan over de stenen kerkvloer. Het is koud in de kerk – die van Zuidlaren is van 1240. Kerken worden doorgaans maar een keer in de week gebruikt, als ze al niet zijn opgeheven of herbestemd. De prachtigste orgels worden niet meer of alleen nog incidenteel bespeeld, zoals dat van Krewerd, uit 1531, waar Deddens van de zomer langskwam en vroeg of hij even mocht.

„Als ik op zo’n orgel speel, zie ik mij daar zitten, vijfhonderd jaar geleden, met zo’n pluim op mijn hoed”, zegt Deddens. „Er zit iets in, de klank van die tijd, die met moderne orgelbouw niet meer is terug te halen.”

Praten over het orgel is praten over het verleden. Op het conservatorium in Groningen zien nog ongeveer tien studenten toekomst in het instrument. Maar niemand kan leven van het kerkorgel alleen. Het dagelijks brood verdien je als pianodocent, koordirigent, pianostemmer. Kerkorganist ben je maar voor een paar uur per week. Streven naar fair practice moet de voorrijkosten van de organist in de prijs verwerken.

Hans Beek achter de toetsen van het orgel in Zuidhorn
Foto Siese Veenstra
De dorpskerk van Zuidhorn
Foto Siese Veenstra
Hans Beek bespeelt in de dorpskerk van Zuidhorn.
Foto’s Siese Veenstra

Tanende belangstelling

Hans Beek, organist in Zuidhorn en secretaris van de Koninklijke Vereniging van Organisten en Kerkmusici, heeft de stand van zaken in de orgelwereld uitgeprint op een A4’tje. „Eén:”, leest hij voor, „er is onderscheid tussen concertorganisten en kerkorganisten. Bij de kerkorganisten heb je professionals en amateurs.” Het is dinsdagmiddag. Op de print staat onder ‘historische ontwikkeling’, bij ‘vanaf de jaren negentig’: „Tanende belangstelling van de jeugd.”

De Hervormde Kerk in Zuidhorn stamt uit de elfde of twaalfde eeuw. Ook hier trekken de plavuizen koud op. Het orgel is gebouwd door Heinrich Freytag en Frans Schnitger jr., de kleinzoon van de grote Arp. Een fraai instrument, met pijpen van tin en toetsen van ivoor en ebbenhout. Desondanks, zegt Beek, zelf 68: „Er is er hier in Zuidhorn onder de kerkelijke jeugd niet één die ook maar een millimeter belangstelling heeft voor het kerkorgel.”

Door de ontkerkelijking zijn er aan de ene kant te veel organisten. Dat surplus is grijs, en er is nauwelijks opvolging. Belangwekkende, monumentale orgels worden niet meer bespeeld. De Schnitgerorgels in de kerkjes van Godlinze, Eenum en Mensingeweer zwijgen, nadat gemeentes werden opgeheven of samengevoegd.

Het kerkje van Huizinge, waar in 2012 de zwaarste Groningse aardbeving plaatshad, 3,6 op de schaal van Richter, staat niet alleen nog overeind, er gaat zelfs een bloeiende gemeente van rond honderd zielen ter kerke. Organist Kees Steketee (67) is de spil van het kerkelijke leven, de man van de muziek. Op woensdag geeft hij een groep vrouwen van de cantorij aanwijzingen voor de op te nemen dienst van vrijdag, door corona zonder publiek. Daar de tafel met het bloemstuk, daar het spreekgestoelte. Zo staat het goed. Nee, toch anders. Hij ging naar de conservatoria van Rotterdam en Groningen, bij de grote Wim van Beek, hoofdorganist van de Martinikerk. Hij was leraar en adjunct-directeur van de muziekschool in Delfzijl. Mooie jaren meegemaakt, en ellende, toen de muziekschool moest sluiten. Maar je gaat door. „Je voelt je als organist een soort cultureel erfgoed.”

Hij gaat een trap op naar het orgel. Een Van Dam, 1825. Hij zet hem aan, er stroomt lucht in de balgen. Een thermometer op het orgel geeft 7 graden aan. Dan is er muziek. De lange, koude vingers van Steketee gaan over het klavier, losjes improviserend rondom de melodie: „Komt allen tezamen, jubelend van vreugde!”

„Als organist moet je genieten van het hier en nu”, zegt hij buiten bij de auto, zijn pet weer op. „Je doet je best om het orgelspel door te geven aan volgende generaties. Maar als het die generaties niet interesseert, houdt het op.”

Lees ook de reportage Luisteren naar Messiaen en kleuren zien op het kerkorgel