Het nieuwe mega-museum in Berlijn laat zien hoe moeizaam het koloniale verleden in Duitsland nog is

Humboldt Forum Eind 2021 heropenden in het Humboldt Forum in Berlijn het Etnologische Museum en het Museum voor Aziatische Kunst. De permanente opstelling levert veel discussie op.

De nieuwe permanente opstelling van het Etnologische Museum, gevestigd in het Humboldt Forum in Berlijn.
De nieuwe permanente opstelling van het Etnologische Museum, gevestigd in het Humboldt Forum in Berlijn. Foto Alexander Schippel

‘Veel vitrines zouden eigenlijk leeg moeten zijn. Omdat er aan veel voorwerpen bloed kleeft.” Het Duitse weekblad Der Spiegel heeft het over roofkunst in het Humboldt Forum, het nieuwe mega-museum in Berlijn. Het Etnologische Museum en het Museum voor Aziatische Kunst zijn eind 2021 verhuisd naar de nieuwe westelijke vleugel. Rond de twintigduizend Aziatische, Afrikaanse, Oceanische en Amerikaanse objecten zijn na meer dan vier jaar weer toegankelijk voor het publiek. In de nieuwe permanente tentoonstelling is te zien hoe moeizaam de omgang van Duitsland met het koloniale verleden is. Het weekblad stelde bij de opening in september dat „geen museum zo omstreden is als dit laatste grote project uit het Merkel-tijdperk”.

Lees ook de reportage: Het Humboldt Forum in Berlijn: verzoening of provocatie?

De kritiek in de media heeft vooral betrekking op de omgang met roofkunst. De Süddeutsche Zeitung concludeert dat met name in de tentoonstelling van het Etnologische Museum het oude Duitse beleid van verdoezeling wordt voortgezet. „Zij doen er alles aan om het woord ‘roof’ te vermijden.” Bijzonder schandalig, aldus de krant, is de Kameroenzaal waar Hans Glauning, gezaghebber van de ‘Schutztruppe Deutsch Ost-Afrika’ die in Kameroen objecten roofde en de oorspronkelijke bevolking verdreef en vermoordde, wordt gevierd als een „enthousiaste amateur-etnoloog”.

Lees ook over het gebouw: Het nieuwe Slot van Berlijn is geschiedvervalsing

Daarnaast is er de weerstand tegen het moderne gebouw waarin de nieuwe vleugel op 22 september met een imponerende ceremonie werd geopend. Verschillende kunsthistorici en activisten vinden het nog altijd onbestaanbaar dat het Humboldt Forum, dat de verzamelplaats wil zijn van de Duitse ‘buiten-Europese verzamelingen’, zichzelf profileert als een ontmoetingsplek van veelstemmigheid en diversiteit terwijl het straataanzicht van het gebouw gemodelleerd is naar het achttiende-eeuwse stadsslot van de vroegere Pruisische vorsten. In de naam van dit bewind werden er gruweldaden gepleegd tijdens het Duitse kolonialisme. De nieuwe, permanente opstelling in het museum probeert critici tegemoet te komen door in te gaan op de gevolgen.

Krachtbeeld ‘mangaaka’ (Yombe, Cingo, negentiende eeuw) Foto: Alexander Schippel/ Staatliche Museen zu Berlin / Stiftung Humboldt Forum

Witte blik

De tentoonstelling begint met een statement dat in grote witte letters op een zwarte stalen stellage staat: ‘Ik heb een wit referentiekader en een witte blik op de wereld’. Het citaat is van Robin DiAngelo, schrijver van het boek Witte gevoeligheid: waarom het voor witte mensen zo moeilijk is om het over racisme te hebben. De Amerikaanse socioloog is een van de denkers achter de critical race theory, een theorie die institutioneel racisme aan de kaak stelt. Daarmee is meteen een duidelijke toon gezet.

In de introductieruimte, het wisselende deel van de expositie, worden verschillende perspectieven op het Duitse koloniale verleden getoond met onder meer foto’s, brieven en songteksten van onderwijzers, missionarissen, militair personeel, kunstenaars, zakenlieden en hun families. Duitsland was een koloniale overheerser in Namibië, Kameroen, Tanzania, Rwanda, Burundi en Togo. Op tweezijdig bedrukte borden – aan één kant beeld, aan de andere kant tekst – worden met persoonlijke geschiedenissen en portretten verschillende verhoudingen tot het kolonialisme getoond, uit het verre verleden maar bijvoorbeeld ook vanuit de communistische DDR, waar eind jaren tachtig en begin jaren negentig Namibiërs werden opgevangen.

Lees ook over de exposities: Expositie in Humboldt Forum is ook kritisch over de Humboldt-broers

De daaropvolgende permanente opstelling is grilliger. Een groot deel van de zalen is gevuld met stellages vol objecten uit voormalige koloniën, zoals standbeelden, maskers, wapens, relikwieën, waterkannen en gereedschap.

De hoeveelheid objecten is overweldigend, opgesteld in plukjes per land of gebied, soms zonder enige achtergrond gepresenteerd. De borden met meer informatie zijn vooral los zwevende tekstwolkjes met hedendaagse inzichten. Alsof een woke kleinkind af en toe haar vinger mag opsteken om een opmerking te maken tijdens een rondleiding door de boordevolle trofeeënzolder van haar betovergrootvader met Pruisische snor en tropenhelm.

De objecten zijn goed geconserveerd en worden prachtig gepresenteerd, maar gezien de tekst bij de entree zou je verwachten dat een groot deel van de tentoonstelling zou gaan over het teruggeven van de objecten aan de oorspronkelijke culturen. Hoe en wanneer objecten wel of niet terug kunnen naar het gebied van herkomst en of ze daar publiekelijk tentoongesteld zullen worden, komt te weinig aan bod.

Op een plakkaat is te lezen dat in 2019 een onderzoek is gestart naar de herkomst van een aantal objecten, in samenwerking met onderzoekers in Namibië. Na navraag bij het museum blijkt dat de onderzoekers inmiddels een selectie gemaakt hebben van 23 objecten die in het land van herkomst worden onderzocht. Het museum acht het „zeer waarschijnlijk” dat de objecten nadien in Namibië zullen blijven.

Schrikbewind

De herkomst van de kunst uit Tanzania leidt ook tot vragen, gezien het Maji-Maji-Verzet en het zeer gewelddadige optreden van het Duitse koloniale schrikbewind (1905-1907). Naar schatting vielen er 200.000 slachtoffers. In 1907 werd er 1872 kilo aan oorlogsbuit vanuit Dar es Salaam naar het museum in Berlijn gestuurd. Daar is weinig van terug te zien in de expositie. Op de website geeft het museum aan dat 32 objecten met zekerheid uit Tanzania kunnen worden herleid, en er een project is gestart waarin er onderzoek wordt gedaan naar de herkomst.

Zeilboot van zestien meter van het eiland Luf, Papoea-Nieuw-Guinea. Foto Alexander Schippel

Een pronkstuk dat wel geëxposeerd wordt, is een zeilboot van zestien meter uit het Pacifisch gebied. Naar verluidt werd de boot verkocht aan een Duitser in 1903, maar in het boek Das Prachtboot (2021) zet de historicus Götz Aly vraagtekens bij de machtsverhouding rondom de overdracht, na gewelddadigheden en plunderingen in 1882-1883 door Duitse troepen op het eiland Luf. Het museum heeft er toch voor gekozen de omstreden boot tentoon te stellen en zegt verder onderzoek te doen en in dialoog te gaan over de herkomst.

Met de verschillende samenwerkingsprojecten, het opleiden van conservatoren ter plaatse en het teruggeven van de Benin-bronzen aan Nigeria wordt wel duidelijk dat het museum stappen zet. Maar volgens de Süddeutsche Zeitung beroept het museum, dat met het gehele Forumproject meer dan 680 miljoen euro verslond, zich nog te vaak op ‘verzachtende omstandigheden’. De krant noemt de vier posten voor herkomstonderzoek ontoereikend, zeker als je het vergelijkt met het Musée du Quai Branly in Parijs, dat zeventig onderzoeksplekken heeft.

De Nigeriaanse auteur Chimamanda Ngozi Adichie gaf aan de ambitie van het museum, om het universele verhaal van de mensheid te vertellen vanuit verschillende perspectieven, te respecteren. Tijdens de openingsceremonie van de nieuwe vleugel was ze een van de weinige gezichten van kleur in een wit publiek. Maar ook zij constateerde een incomplete uitvoering. „We moeten het hebben over het machtsprobleem”, zei ze. „Wie vertelt het verhaal? Wie is de verteller, en over wie wordt er verteld? Wie heeft het recht om de ander tentoon te stellen? Wie heeft besloten dat Afrikaanse kunst het label ‘Etnologisch’ krijgt?”

Er klonk meteen een daverend applaus door het hypermoderne atrium, maar een direct antwoord blijft nog altijd uit.

Beluister ook de podcast: Wat doet roofkunst in Berlijn in een herbouwd Pruisisch paleis?