Marjan Slob (57) is filosoof en essayist, maar je kunt haar ook zien als een vertaler. Niet van taal naar taal, zoals andere vertalers, maar van ervaring naar taal. „Ik zie het als mijn roeping om het juiste woord te zoeken”, vertelt ze in haar huis in de Utrechtse binnenstad, waar ze woont met haar man Rik en haar hondje Fien. Ze zoekt onder meer in essays voor de Volkskrant en in boeken als De lege hemel (2020) en Socratesbeker-winnaar Hersenbeest (2016). Vaak gaat het in die zoektocht om nuanceverschillen. Bedachtzaam is volgens haar iets anders dan beschouwend, empathie iets anders dan voorstellingsvermogen, bijvoorbeeld.
Aan Slob kun je zien dat ze vaak op een mediteerkussen zit. Rechtop als een balletdanser zit ze, een grote sjaal om zich heen geslagen. Ze heeft een wat mysterieuze glimlach – een Mona Lisa-lach, zoals haar hartsvriendin Tanny het noemt. De schaal met chocola en stroopwafels die prominent op tafel staat, raakt ze niet aan. Mogelijk heeft dat te maken met haar verlangen een goed leven te leiden: daarvoor is een bepaalde mate van zelfdiscipline noodzakelijk. Maar daarover later meer, eerst gaat het over taal.
Woorden helpen ons niet alleen de werkelijkheid te begrijpen, ze scheppen die werkelijkheid ook deels, zegt Slob. „Ik kan me goed voorstellen dat er culturen zijn waarin bijvoorbeeld het woord achterdocht geen plaats heeft. En dat er gevoelens in jou en in mij leven waarvoor we nog geen woord hebben. Of geen precieze woorden. Dat interesseert me. De contingentie, de historische toevalligheid van emoties en zelfbeelden en overtuigingen. Daar ben ik van doordrongen, ook dankzij filosofie.”
Het klinkt alsof je alles overdenkt, ook de alledaagse dingen. In ‘Hersenbeest’ vraag je je af wat er in je gebeurt op het moment dat je plotseling de douchekraan dichtdraait, zonder daar bewust over te hebben nagedacht.
Ze moet hard lachen. „Ja, ik ben een denkend wezen, en filosofie past me. Ik denk dat ik altijd een grote innerlijke ruimte heb gehad. Die onderzoek ik graag. Dus zo’n triviaal voorbeeld als: wanneer besluit je nou eigenlijk om de douche dicht te doen, dat wordt een onderzoek naar hoe besluiten werkt, hoe dat samenhangt met je lichaam. En zoiets wordt steeds mysterieuzer als je preciezer kijkt, hè? Er is niks simpeler dan zeggen: toen besloot ik de douchekraan dicht te draaien, of: toen besloot ik het uit te maken. Maar dat is niet helemaal exact, en ik vind precieze beschrijvingen wel heel belangrijk. Dus dan is mijn neiging om via mijn eigen ervaring te onderzoeken: wat gebeurt er nou eigenlijk?”
Hoe belangrijk is denken voor je? Maak je je zorgen over wie je zou zijn als je dat zou verliezen?
„Die laatste vraag vind ik makkelijk, want ik kan me helemaal niet voorstellen wat ik dan zou zijn, dat zie ik dan wel weer.” Ze lacht. „Denken is een moeilijk begrip. Of moeilijk begrip? Het is natuurlijk helemaal geen moeilijk begrip. Maar bij denken heb ik een associatie van abstracties of zo, van algemeenheden, en ik zal natuurlijk niet zeggen dat ik die als filosoof uit de weg ga, maar ik vind juist details, concrete, doorleefde details, heel belangrijk. Ik kan niet zo goed tegen mensen die zomaar grote, generieke woorden gebruiken, en niet zo goed hebben bedacht waar die echt over gaan.”
Wat voor woorden dan?
„Bijvoorbeeld solidariteit. ‘We moeten solidair zijn!’ Dan denk ik: wat bedoel je precies? Met wat, met wie? In welke situatie? Waartoe? Of eerlijkheid of rechtvaardigheid. Al die zogenaamde filosofenwoorden. Het is natuurlijk handig om die te geven, om te zeggen: dit is het veld dat ik wil betreden, maar ze gaan pas echt leven als je voorbeelden kunt geven. Want zonder te kijken, en zonder te voelen en te luisteren naar hoe dat in concrete mensenlevens aan de hand is, is het alleen maar een hoop geklets, wat mij betreft.”
Ik leef één keer, dat moet niet gedachteloos voorbijgaan
Het weerklinkt in alles wat ze schrijft: het concrete, het contingente mag nooit uit beeld verdwijnen. Wie naar abstracties kijkt, of het nu woorden zijn of data, moet niet vergeten na te denken over het werkelijke leven dat erachter schuilgaat. Daarvoor is voorstellingsvermogen nodig, en aandacht.
Ik wil het even hebben over aandacht. Dat thema komt op verschillende plekken in je werk terug.
Ze gaat op het puntje van haar stoel zitten, leunt naar voren. „Ja, ja. Ik vind het heel leuk dat je daarnaar vraagt, want toen je me vroeg voor een serie over wat het leven de moeite waard maakt, dacht ik: ja, aandacht. En of dat nou een maníér is om je leven de moeite waard te maken of dat aandacht ís wat je leven de moeite waard maakt, daar ben ik nog niet uit. Misschien wel allebei. Gewoon aandacht en openheid voor het concrete wat zich afspeelt, in jezelf en buiten jezelf. Dat is heel moeilijk, maar ook heel mooi. Als dat lukt, is het leven zo waardevol.”
Is dat iets waar we nu minder goed in zijn? We zijn natuurlijk voortdurend afgeleid, en aandacht is iets wat je moet trainen.
„Ja, ik denk het wel. Ik denk dat het ontzettend zorgelijk is dat er allerlei technieken worden ontwikkeld om onze aandacht te pakken en af te vangen. Dat was in de reclame al zo, dat er iets spannends en heftigs gebeurt waardoor waar je mee bezig was, wegvalt. Maar het gebeurt ook door sociale media. Dat is een cliché bijna, of het ís een cliché, maar ik merk het zelf ook. Ik weet dat aandacht belangrijk is, ik weet dat ik het moet koesteren, en toch check ik zelf ook mijn telefoon veel vaker dan ik zou willen.”
Het klinkt in je werk ook alsof je zonder aandacht niet echt vrij kunt zijn. Je beschrijft vrijheid als een toestand waarin je geen dingen doet die ingaan tegen wat je eigenlijk zou willen. En om daarvoor te zorgen, moet je je hoofd erbij houden.
„Ja, dat is denk ik zo. Aandacht is een manier om door jou gewenste reacties in te slijpen, te verankeren in jezelf, zodat je doet wat je echt belangrijk vindt. Dat het automatismen worden.”
Hoe heb je dat zelf gedaan?
„Een voorbeeld dat ik wel eens gebruik is moed. Ik vind moed een mooie deugd, maar ben niet van mezelf een moedig ie mand. Ik denk wel dat ik in de loop der jaren wat moediger ben geworden. Dat heeft volgens mij te maken met het feit dat ik daar aandacht aan heb geschonken. Als zich een nieuwe situatie voordoet, zie ik die makkelijker in het licht van moed. Ik zie wat er voor een moedig persoon te doen zou zijn. Dan is het nog maar de vraag óf ik het doe, maar anders had ik het misschien helemaal niet ontwaard. Het gaat langzaam, en het heeft te maken met accenten die je aanlegt, waar je… ik wou zeggen waar je voor kiest, maar dat is helemaal niet het idioom dat ik bedoel. Waar je je aan wijdt of zo, eerder. En als je die aandacht níét hebt, omdat die steeds gekaapt wordt door mensen die daar belang bij hebben, dan word je echt beroofd… dit zijn sterke woorden, maar ik denk dat het goed is om het zo sterk te zeggen… dan word je beroofd van wat je het meest gelukkig kan maken. Niet dat het leven meteen een pretje wordt, maar dat je het in zekere zin op je eigen condities kunt leven. En ja, dat is wel een soort van vrijheid. Het is ook een oefening om… nou, laat ik er maar eens grote woorden tegenaan gooien. Als je een beter mens wil worden, dan is aandacht oefenen heel belangrijk.”
Het klinkt alsof dat iets is waar jij veel mee bezig bent.
„Ja.”
Hoe komt dat?
„Ik denk… oef. Ik weet het niet zo goed. Het is zo. Ik leef er niet zomaar op los, ik ben niet een losjes type. Ik ben serieus. Ik wil graag een goed leven leiden. Een mooi leven. Een leven in de breedte, in de diepte, of allebei tegelijk. Ik leef maar één keer, dat besef zit heel diep. Ja, dan moet het niet gedachteloos voorbijgaan, zonder opmerkingsgave voorbijgaan.” Hard lachend: „Ik wil gewoon meemaken wat er hier te doen valt!”
Eenzaamheid hoort bij een gedurfd en rijk leven
Het lijkt alsof er nog meer dan dat is. Wat je nu zegt klinkt als ‘ik wil alles eruit halen’, maar het heeft ook een meer verantwoordelijke component. Dat je voor anderen een goed mens wil zijn.
„Ja. Ja. Ik wil gewoon een goed onderdeel zijn van het geheel. Op mijn manier. Ik snap wel dat ik niet alles kan zijn, en heel veel beperkingen heb, en dat wat ik kan misschien ook niet het meest dringend noodzakelijke in de wereld is, maar dit is wat ik kan. En dat wil ik dan zo goed mogelijk doen.”
Vind je ook dat alles wat je doet zin moet hebben?
„Nee, ik heb ook veel bouquetromannetjes gelezen, en ik speel vaak patience op de computer. Die verstrooiing heb ik kennelijk nodig. Ook daar is balans wel weer belangrijk, soms denk ik: ik verzuip erin, het trekt energie weg van wat ik eigenlijk zou willen. Ik kan er niet meer mee stoppen.”
En dan ben je onvrij.
„Dan ben je onvrij, ja. Net als met te veel eten of zo.”
Lukt het dan om dat te stoppen?
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/01/data80164969-9b2ce2.jpg|//images.nrc.nl/WDy3ebM_KcWzSdMlfcgBMJt7XRc=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2022/01/data80164969-9b2ce2.jpg)
Foto Roger Cremers
„Beter dan vroeger. Maar ik ben er niet zo’n virtuoos in. Ik kan het wel allemaal zo zeggen, maar het is moeilijk om te praktiseren.”
Slob staat op om thee te zetten. Gerommel in de kastjes: ze is net terug van een paar maanden gastschrijverschap in Parijs, en in de tussentijd is de thee van plek veranderd. Haar man komt binnen, hij grijpt een stroopwafel van de schaal en verdwijnt weer.
Is de vraag wat het leven de moeite waard maakt eigenlijk een vraag die jou bezighoudt?
„Ik denk het wel. Mijn meest gelukkige momenten zijn toch wanneer ik… het is bijna mystiek, maar wanneer ik kan denken: wat een wónder, dat dit allemaal bestaat! En dat mensen de neiging hebben om daar uitdrukking aan te geven. Dat ze een mooi kunstwerk maken, of een zentuin of een liedje of een heerlijke maaltijd die alle smaakpapillen aanspreekt en compleet inventief is. Het maakt me niet uit wat, maar dat iemand heeft gedacht: zó, zo is het goed. Dat vind ik gewoon aandoenlijk en prachtig. Ik zie dat als een manier om ons leven te willen vieren.”
In ‘De lege hemel’, je boek over eenzaamheid, schrijf je dat het eenzaam kan maken als je dit soort ervaringen niet met mensen kunt delen.
„Ja. Ik denk dat als je iets moois wil maken, dat eigenlijk een manier is om contact te leggen. Je wil iemand betrekken in hoe jij dingen ervaart en ziet. En het idee dat de aarde misschien wel de enige planeet is waarop een levensvorm zoals wij probeert uit te drukken wat het is om te bestaan, dat die daar soms zo prachtig in slaagt, en dat dat verloren gaat als wij zijn uitgestorven, dat vind ik zo droevig. Zo’n eenzaam gevoel.”
Je eenzaamheidsboek verscheen midden in de coronacrisis. Heb jij je door corona eenzamer gevoeld?
„Eigenlijk niet. Gek hè? Ik heb natuurlijk wel gemis gevoeld, maar dat is iets anders dan eenzaamheid.” Dan, over haar boek: „Soms denk ik: het is eigenlijk meer een studie van het zelf als mogelijkheidsvoorwaarde voor eenzaamheid, dan dat het over eenzaamheid in het algemeen gaat. Het type eenzaamheid dat ik beschrijf, is een gevoeligheid voor het besef: ik ben even niet in contact. Met anderen, of met mezelf. Het is geen leuk gevoel, maar je staat haast ongevoelig in het leven als je dat nooit ervaart. Je benut de volle potentie van het leven niet als je nooit eenzaamheid hebt gevoeld. Ik denk dat het hoort bij een gedurfd en rijk leven.”