Een biertje, een witte wijn en een portie patat. „Dat is dan 92 shekel alstublieft. Exclusief fooi.” 26 euro dus. Op een terras in Tel Aviv kijkt niemand op van dit soort prijzen. Dit jaar viel de Israëlische kuststad de twijfelachtige eer te beurt tot duurste stad van de wereld te worden uitgeroepen door de Economist Intelligence Unit (EIU). Tel Aviv schoot omhoog vanaf plek 5 en haalde onder meer Parijs en Singapore in.
Israëlische economen vinden dat geen reden tot treurnis. Dat Tel Aviv nu op 1 staat, komt in de eerste plaats door de kracht van de Israëlische munt tegenover de Amerikaanse. De EIU vergelijkt de prijzen in 173 steden op basis van dollars. „Als één dollar geen drie, maar vier shekel had gekost, hadden we nu niemand over Israël gehoord”, zegt Benjamin Bental, hoogleraar economie in Haifa.
De Israëlische economie heeft zich wonderwel door de coronacrisis heengeslagen – hoewel de regering een nieuwe lockdown wegens de Omikronvariant niet uitsluit. Buitenlands kapitaal blijft binnenstromen dankzij de florerende hightech-industrie. En de inflatie is relatief laag: 2,2 procent.
Pensioen is niet genoeg meer
Inwoners van Tel Aviv wisten al langer dat hun stad extreem duur was. Bij een grote supermarkt laden mensen eieren, frisdrank en groenten in de kofferbak. „Het is dat ik een pensioen heb én nog in een crèche werk”, zegt Ziona Noiser (68). „Mensen die alleen van hun pensioen moeten leven, redden het hier echt niet.” Levensmiddelen zijn in Israël zo’n 60 procent duurder dan in andere OESO-landen. Noiser weet daarnaast zeker dat haar kinderen en kleinkinderen geen huis zullen kunnen kopen in Tel Aviv.
„De onbetaalbaarheid van koophuizen is de grootste zorg van mijn generatie”, zegt economisch analist en tv-presentator Matan Hodorov (36). Die factor is niet eens meegenomen in de EIU-vergelijking, maar drukt wel zwaar op de koopkracht. Huizenprijzen in Israël zijn de afgelopen tien jaar bijna verdubbeld. Een huis huren is geen goed alternatief, want de huren stijgen mee. Bovendien zijn huurders afhankelijk van de grillen van hun huisbaas. Terwijl de bevolking harder groeit dan in elk ander rijk land, blijft de bouw van huizen achter. In Tel Aviv stegen zelfs tijdens de Covid-crisis de huurprijzen vorig jaar met gemiddeld 3,3 procent.
Hodorov kon na lang sparen een appartementje kopen – in het minder populaire zuiden van Tel Aviv, want een huis in het centrum had hij „absoluut niet” kunnen betalen. Er zijn volgens de analist meer mensen die zijn voorbeeld volgen, „maar nog meer mensen die zich überhaupt geen huis meer kunnen veroorloven”. Hij zegt diverse jonge mensen te kennen die hun heil in Europa hebben gezocht omdat het leven in Israël te duur werd.
Burgemeester Ron Huldai verwacht dat de prijsstijgingen voorlopig niet ten einde zijn. „Tel Aviv gaat exploderen”, zei hij in een interview met dagblad Ha’aretz vlak na bekendmaking van de ranglijst. „Tel Aviv zal steeds duurder worden, net zoals het hele land steeds duurder wordt.”
Ook vervoer is kostbaar. Wereldwijd namen vervoerskosten volgens de EIU gemiddeld met 21 procent toe. Benzine was in Tel Aviv iets minder duur dan in Amsterdam. Mensen zijn in Israël grotendeels afhankelijk van bussen of eigen vervoer, want het spoornet dekt niet het hele land. Dat vergroot de afstand die mensen ervaren tussen Tel Aviv en de rest: wie verder van het economische centrum gaat wonen, staat uren in de file.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/08/data75296659-3cb326.jpg)
Topzwaar door hightech
De Israëlische economie heeft een aantal fundamentele problemen waardoor levensmiddelen relatief duur zijn. Ten eerste is de economie topzwaar. Slechts 10 procent van de bevolking werkt in de hightech, maar zij betalen samen een kwart van ’s lands inkomstenbelasting. De bedrijfstak is goed voor zo’n 15 procent van het bruto nationaal product en 43 procent van de export. Daardoor lijdt het land volgens econoom Dan Ben-David aan wat de ‘Dutch disease’ wordt genoemd: een te grote afhankelijkheid van één sector. In Nederland was dat aardgas in de jaren 60, in Israël is het hightech. De miljarden dollars die Israëlische techbedrijven genereren, maken de shekel sterker. Voor andere industrieën wordt de export juist duurder.
Het tweede probleem is dat Israël, grotendeels omringd door vijandig gezinde landen, een kleine markt is. „Daardoor is het voor industrieën nauwelijks de moeite om te investeren in nieuwe productiemethodes en blijft de productiviteit laag”, zegt Bental. De hightech uitgezonderd zijn productiviteit en lonen in Israël laag, in vergelijking met andere OESO-landen. De recente normaliseringsakkoorden tussen Israël en enkele Golfstaten brengen hier weinig verandering in, omdat dat ook kleine markten zijn.
De beperkte markt werkt volgens de econoom vorming van monopolies in de hand. Er zijn kartels voor levensmiddelen als zuivel en eieren. „Nu er vogelgriep heerst in het noorden, is er onmiddellijk een tekort aan eieren”, zegt Bental. „Daaraan kun je goed zien hoe gemonopoliseerd die markt is.” Maar ook op terreinen die niet officieel beschermd zijn, is de concurrentie gering. Zo hebben importeurs van auto’s en apparaten vaak het exclusieve importrecht bedongen, waardoor ze de prijzen hoog kunnen houden.
Het derde probleem zijn hoge importheffingen, waardoor levensmiddelen uit het buitenland geen goedkoper alternatief zijn. Het Israëlische kabinet heeft aangekondigd meer concurrentie te willen toestaan in verse producten, onder meer door verlaging van importtarieven en minder bescherming van de eigen landbouw. Die hervormingen zijn mede ingegeven door aanhoudende protesten tegen de hoge kosten van levensonderhoud, maar stuiten op hevig verzet van boeren en leveranciers.
Tegenstelling arm-rijk groeit
Met de coronacrisis zijn de tegenstellingen tussen arm en rijk, oud en jong, Tel Aviv en periferie nog scherper geworden, bijvoorbeeld doordat onderwijsachterstanden zijn vergroot. Ook binnen de stad zijn de kloven zichtbaar. ‘Hagag Group’ staat in gouden letters op zwarte borden langs een hoofdweg in noord-Tel Aviv. Een paar meter verder manen rood-witte linten en verbodsborden met driedubbele uitroeptekens bezoekers rechtsomkeert te maken. Tussen de overblijfselen van wat lage gebouwtjes lopen mannen in witte pakken. Op de achtergrond rijzen wolkenkrabbers op, sommige nog met hijskranen ernaast. Binnenkort staan hier net zulke luxe flats. De laatste bewoners zijn vorige maand uit hun huisjes gezet.
Ondanks de hoge prijzen denkt Hodorov er niet over uit Tel Aviv te vertrekken. Integendeel, hij verhuurt zijn koopappartement in een buitenwijk om zelf een huis te huren in het centrum. „Iedereen wil hier wonen”, zegt hij. „Hier zijn de beste restaurants, de clubs, het mooie weer en de goede sfeer. Tel Aviv is gewoon de coolste plek om te wonen, daarom is het zo duur.”