Niet alle kerkklokken zijn van brons, er zijn er ook die gewoon van ijzer of staal zijn. Ook in Nederland. Bijna niemand weet het want niemand praat erover. Toch is het zo.
Het was een toevallige ontdekking. Losjes youtuben op een vastgelopen kerstavond bracht een groep ernstige Britten op het scherm die vol overgave aan lange touwen trokken om ergens hoog in een toren kerkklokken in beweging te brengen. Uit de toren klonk een erbarmelijk geluid.
Britse stalen kerkklokken waren het, die daar geluid werden, de video had het erbij gezet. Er zijn ook Duitse stalen klokken, maar die klinken anders. Afgelopen week bleek dat er zelfs in Nederland stalen kloken zijn: Britse en Duitse. Liefde ontvangen die alleen van de liefhebber.
Een bronzen klok uit 1200
Veruit de meeste kerkklokken zijn van brons, dat is waar. Brons is al sinds de Middeleeuwen in gebruik en nog steeds is er geen betaalbaar materiaal dat klokken een mooiere klank geeft. Brons is een alliage van koper en tin in de verhouding 4:1 met wat minieme toevoegingen van andere elementen. Het is zo corrosiebestendig dat het eeuwen meegaat. In het Friese Oudega hangt nog een bronzen klok uit 1200 die wekelijks geluid wordt.
Maar koper en tin zijn duur. Toen in de eerste helft van de negentiende eeuw steeds meer gietijzer en smeedijzer als constructiemateriaal werd vervangen door staal ontstond als vanzelf het idee om ook kerkklokken in staal uit te voeren. Wie precies de eerste was valt niet zomaar te achterhalen, maar rond 1850 werden in Engeland en Duitsland gietstalen klokken gegoten door bedrijven die later Naylor, Vickers & Co en de Bochumer Verein für Gussstahl-Glocken (BVG) zouden gaan heten. Het was een technisch hoogstandje, voor het gieten van gietstaal moet een temperatuur van zo’n 1.600 graden worden bereikt terwijl voor brons 1.100 graden volstaat. Jammer genoeg bleef de klank van gietstalen klokken achter bij die van brons.
Niet onbegrijpelijk: in materiaaleigenschappen als elasticiteit, dichtheid en hardheid verschilt gietstaal formidabel van brons. Het materiaal reageert anders op de klap van de klepel, heeft een doffe klank en een kortere uitklinktijd. Om dezelfde slagtoon te bereiken moet een gietstalen klok groter worden uitgevoerd dan een bronzen klok. Van de weeromstuit is hij dan zwaarder en slingert hij langzamer. (Voor zover het luidklokken betreft, carillonklokken slingeren niet.)
De klepel werd aangepast
Uiteindelijk werd ingezien dat je gietstalen klokken niet hetzelfde ‘profiel’ (vorm en dikteverloop) moet geven als bronzen klokken maar dat ze een eigen profiel nodig hebben. De klepel werd aangepast en ook kreeg men de tuning, het stemmen, onder de knie. Daarbij wordt materiaal aan de binnenzijde van de klok weggesneden. Wat bleef was de corrosie, het ellendige roesten. De klokken gaan nauwelijks langer dan een eeuw mee. Het verval is niet te stuiten.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data80159138-a0502b.jpg|https://images.nrc.nl/Wkt_w55bL2Ob1uCHhAbf8EPep4U=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data80159138-a0502b.jpg|https://images.nrc.nl/ry_bVkwkmLfR3Xm6rKv_MXb631k=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data80159138-a0502b.jpg)
De meeste Engelsen hadden weinig op met hun stalen klokken. Vernieuwingsdrang en een hausse in kerkbouw vroegen erom, maar rond 1880 hielden Vickers, Sons & Co het wel voor gezien. In Duitsland werden de klokken beter ontvangen, waarschijnlijk omdat ze ook beter klonken. Er zijn YouTube-video’s waarop heel mooie Gussstahlglocken te horen zijn. Maar misschien zijn die klokken ook helemaal zo oud niet: de Bochumer Verein is, onder wisselende naam, tot 1970 doorgegaan met het gieten van stalen kerkklokken. Vele golden als Ersatz voor de bronzen klokken die tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog waren omgesmolten. Want de Duitsers haalden niet alleen de Belgische en Nederlandse kerken leeg, ze offerden ook hun eigen bronzen klokken op voor de wapenproductie. Het is een traditie die teruggaat tot ver voor Napoleon.
Inmiddels heeft Duitsland veel gietstalen klokken weer vervangen door klokken van brons. Hetzelfde gebeurde met klokken van gietijzer, van Eisenhartguss, want die waren er ook. Schilling & Lattermann (S&L) in Apolda was de bekendste gieter. In de omgeving van Berlijn zijn ze nog wel te vinden. „Ze zijn niet om aan te horen”, zegt Niels van der Giessen.
Op de valreep
Van der Giessen in Nunspeet inventariseert met andere liefhebbers in een zelf ontwikkeld project de conditie en vooral het geluid van Nederlandse kerkklokken. Op de valreep. „De ene na de andere kerk gaat dicht en stopt het luiden, er is haast bij.” De bevindingen documenteert hij nauwgezet op zijn YouTube-kanaal. Daar zijn prachtige video’s te vinden.
De inventarisatie leverde al bijna twintig gietstalen klokken op. De meeste zijn van de Bochumer Verein, de oudste hangen in Alkmaar (1861), Bodegraven (1865) en Lamswaarde en Andijk (1873). Oudorp bij Alkmaar heeft nog een gietstalen klok van Naylor, Vickers & Co (1866). Ook hangen in Nederland vier enorme gietijzeren klokken van S&L in de kerk aan de Haagse Elandstraat (1928). Meer gietijzer is er in Harkema (1910), Amsterdam (1926) en De Zilk (1926). De meeste klokken zijn er beroerd aan toe: „Je kunt er soms doorheen kijken.”
Mooi detail: het Nederlandse staalbedrijf Demka in Zuilen heeft in 1946 en 1947 op speciaal verzoek en met ad hoc verzamelde kennis ook vier stalen klokken gegoten. Ze zijn er nog steeds: in Maarssen, Asten, Oud-Zuilen en Zuilen. Die van het oorlogsmonument in Zuilen wordt nog jaarlijks op 4 mei tot klinken gebracht.