In de nieuwjaarsnacht die 2020 inluidde, staken twee tieners een grondtol in de zitting van een bank. Het tolletje spoot zes seconden lang kleurige vonken en leek te doven. Maar na een halve minuut werden vlammetjes zichtbaar en niet veel later stond de hele bank, gedumpt in het halletje van een flat in Arnhem, in de fik. De jongens waren al verdwenen toen de vlammen omhoogkropen langs de muren, waardoor de stroom uitviel en uiteindelijk een vader en een zoon, opgesloten in de lift, omkwamen door de rook.
/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2020/01/data53574521-e12c75.jpg)
Soms heb je een incident dat een sluimerend sentiment in de samenleving uitvergroot. Een ‘tipping point’, noemt Peter Kanne dat. Hij meet als onderzoeker bij I&O Research al jaren het draagvlak voor vuurwerk onder de bevolking en na de roerige jaarwisseling 2019/2020, met relatief veel vuurwerkslachtoffers en geweldsincidenten tegen hulpverleners én de veelbesproken flatbrand, zag hij een duidelijke knik. Was vóór die jaarwisseling nog 48 procent van de respondenten het eens met een algeheel vuurwerkverbod, in januari was dat gestegen tot 65 procent. En dat aandeel bleef nagenoeg gelijk toen hij later dat jaar dezelfde meting herhaalde, en ook in 2021.
De flatbrand kan weleens het „omslagpunt” zijn geweest, denkt Kanne. Want na die nieuwjaarsnacht was plots ook in de Haagse politiek voldoende draagvlak voor een gedeeltelijk vuurwerkverbod en daarna, om de zorg in coronatijd te ontlasten, voor een algeheel verbod – op sterretjes en tolletjes na. „Zo’n politieke dynamiek zie je vaker”, zegt Kanne. „Je hebt een incident, kopstukken roepen ‘dit kan zo niet langer’, dat besef dringt door tot de bevolking en dan gaan ook de middengroepen in de politiek schuiven.”
Zo ontstaan nieuwe normen. Voor Zwarte Piet, het klimaat, zedendelinquenten. En dus ook voor vuurwerk?
Het verbod is tijdelijk, benadrukte het kabinet vorige maand. Want het beseft „ten volle” dat de maatregel „tot teleurstelling leidt bij liefhebbers van vuurwerk”. Het verbod is net als vorig jaar nodig „om de ziekenhuizen te ontlasten” en omdat gezien corona de situatie rond de jaarwisseling „onzeker is”.
En tegelijkertijd zullen de bewindslieden de vorige Oud en Nieuw niet vergeten zijn. Toen bleek met een algeheel verbod het aantal vuurwerkslachtoffers met 70 procent te zijn gedaald in vergelijking met voorgaande jaren. Ook het aantal geweldsincidenten daalde met een kwart, de gemeten fijnstof met twee derde. Er werd nog altijd vuurwerk afgestoken, illegaal dus, waaronder zwaar vuurwerk uit China en Italië. Maar de tolerantie voor het geknal nam af, gemeten aan de toename met 43 procent van het aantal meldingen van ‘vuurwerkoverlast’.
De jaarwisseling kan een momentum zijn om zich tegen de overheid te keren
Het is de vraag of de komende jaarwisseling net zo ‘rustig’ zal verlopen. Opnieuw is er een lockdown en een verbod en zijn er geen vuurwerkshows, geen aftelmomenten en geen vreugdevuren. „De situatie is vrijwel gelijk met vorig jaar”, zegt een woordvoerder van de korpsleiding van de landelijke politie. En toch, de politie lijkt er minder gerust op.
Er was dit jaar relatief veel geweld tegen de politie en tegen andere hulpverleners, soms met gebruik van zwaar vuurwerk. Door groepjes baldadige jongeren, zegt de woordvoerder, „maar ook door relschoppers en hooligans die het naar de politie gooien”. Ze heeft daarom aangekondigd dit jaar vooral te handhaven op geweld tegen hulpverleners en burgers, en minder op naleving van het vuurwerkverbod.
Gebruik van zwaar vuurwerk als een wapen tegen hulpverleners: dat is relatief nieuw, zegt Hans Boutellier, hoogleraar polarisatie en veerkracht aan de Vrije Universiteit. Hij zag het fenomeen ‘geweld tegen hulpverleners’ opkomen rond 2010 en noemt als oorzaak de toegenomen afstand tussen overheid en burger. „Het proces van verzakelijking en bureaucratisering bij de overheid leidde ertoe dat een deel van samenleving de instanties niet meer zien als ‘van onszelf’. Hulpverleners wordt gevraagd ‘de boel’ op orde te houden, maar een deel van het volk zegt: dat is ‘mijn boel’ niet. Die zien hen als vertegenwoordigers van de overheid, de elite.”
Voor bepaalde groepen kan de jaarwisseling daarom een momentum zijn om zich tegen diezelfde overheid te keren. Dat kan door geweld tegen hulpverleners, maar ook, minder ernstig, door het verbod te negeren. Zwaar vuurwerk afsteken als provocatie, als ‘stil’ verzet tegen de overheid, om je onvrede te tonen.
En daarmee, zegt Boutellier, loopt de hele vuurwerkdiscussie langs de scheidslijnen in de samenleving die op tal van terreinen, van Zwarte Piet tot vaccinatieplicht, steeds scherper zichtbaar worden. De ene groep houdt zich aan de regels, de andere trekt zich er niks van aan. „Vuurwerk als vehikel in een polariserend klimaat.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data78948158-60ef5d.jpg)
Dat ziet ook Peter Kanne terug in zijn draagvlakonderzoek. Kiezers van sommige partijen volharden in het idee dat vuurwerk moet mogen: met name de achterban van Forum voor Democratie, maar ook bijna de helft van de PVV-, ChristenUnie-, SGP- en JA21-kiezers. De middengroepen, CDA en VVD, schuiven steeds meer richting links, dat al langer voor een verbod is. „Alleen, die middengroepen zijn wel steeds kleiner geworden in de afgelopen vijftien jaar: van 60 naar 30 procent.” En dus worden de flanken groter – wat je polarisatie kunt noemen. „Juist op dit soort onderwerpen selecteert het kiezersvolk zich uit.”
De vraag is hoe het er de volgende jaren voor staat. Zal het vuurwerk ooit weer net zo hard de lucht in gaan als vóór corona?
„Een norm kan snel veranderen”, zegt Boutellier. „Denk aan hout stoken, een fietshelm voor wielrenners. En ook als de nieuwe moraal aanvankelijk tijdelijk is, kan die snel blijvend worden door succeservaringen. Dan verankert het sentiment dieper in de samenleving en wordt een ‘stap terug’ als onlogisch gezien.” Daarna, zegt hij, is het de vraag hoe het verdergaat met de groep die stug doorgaat. „Zal die overstag gaan, of juist verharden?” Bovendien, en dat is anders dan met Zwarte Piet, spelen bij het vuurwerk economische belangen. Die kunnen, afhankelijk van de lobby, de normalisatie remmen.
Peter Kanne ziet in zijn onderzoeken dat mensen vlak na een incident vaak sterk stelling nemen, vóór of tegen. „Mensen reageren op wat er gebeurt. En dan komen ze later weer wat dichter bij elkaar, dan stabiliseert het sentiment.” Zo zag hij in zijn laatste meting dat het draagvlak voor een verbod op vuurpijlen juist weer wat afneemt. „Een klein dingetje, maar toch. Daarin proef ik: ‘Nou ja, een beetje vuurwerk mag wel. Als het maar niet uit de hand loopt’.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data53823687-4ccfd1.jpg)