Ik wil alles weten over de grote ijskappen van onze planeet. Omdat ze zo mooi zijn, maar ook omdat het belangrijk is om hun gedrag tot in detail te begrijpen. Smelt 3 procent van al het ijs op Groenland en Antarctica, dan stijgt de zeespiegel al met twee meter. Wáár ze smelten, en hoeveel, dat kunnen we tegenwoordig steeds beter met satellieten meten. Maar om te begrijpen hoe het ijs smelt, en waardoor, zijn metingen ter plaatse nodig. Samen met tientallen universiteiten wereldwijd onderhouden mijn collega’s daarom een netwerk van volautomatische weerstations op gletsjers in de meest afgelegen berggebieden, en op Groenland en Antarctica.
Ik heb het voorrecht gehad een paar keer zulke weerstations te plaatsen en te onderhouden. Ter plaatse heb ik extra onderzoek gedaan om het smeltproces beter te begrijpen. Wekenlang kampeerde ik midden in een ontzagwekkende wereld van sneeuw en ijs. Ondertussen zocht ik naar antwoorden. Als de temperatuur stijgt, wat gebeurt er dan met het weerkaatsend vermogen van de sneeuw? Hoe verandert de toevoer van warmte door turbulentie?
Als ik na een paar weken weer naar huis ging, bleef het weerstation staan. Nog jarenlang. Dat zo’n weerstation ondanks maandenlange duisternis, sneeuwstormen en tientallen graden vorst gewoon blijft werken is een klein mirakel. Of beter gezegd: het resultaat van jarenlange innovatie. Vallen en opstaan. Perfectioneren.
De meest recente vernieuwing is de stroomvoorziening. Want dat bleef toch altijd een zorgenkindje. Om een weerstation de winter door te helpen begroeven we in de sneeuw een metalen cilinder met een stuk of zestig grote lithiumbatterijen erin. Maar het werd een steeds groter probleem om die batterijen ter plekke te krijgen. Door strenge regelgeving wilden luchtvaartmaatschappijen ze niet meer vervoeren. Ook erg duurzaam was het niet, al die batterijen. Maar de alternatieven werkten niet: windmolentjes ijzelden vast. Zonnepanelen lagen binnen de kortste keren onder een dikke laag stuifsneeuw.
Batterijtjes uit de supermarkt
En zo werd het plan geboren om alle elektronica te miniaturiseren. Alles van twaalf naar drie volt. Nieuwe thermometers uit de computerindustrie, luchtdruksensoren van mobiele telefoons. De nieuwste generatie weerstations draait met gemak een jaar lang op drie oplaadbare batterijtjes uit de supermarkt, en een paar ieniemienie zonnepaneeltjes. Dit is onze zelfgemaakte energietransitie: energie besparen en wat er overbleef verduurzamen.
En dat brengt mij op die grote energietransitie. Die is wereldwijd in volle gang, het is de grootste omwenteling van de wereldwijde samenleving sinds de Industriële Revolutie bijna twee eeuwen geleden. Alleen heb je het niet altijd door. De geschiedenis is moeilijk te zien als je er middenin staat.
De essentie van de mondiale energietransitie is net zo eenvoudig als bij het weerstation: beperk de energievraag, verduurzaam zo veel mogelijk, en vul als laatste redmiddel aan met fossiele brandstoffen. Het is de trias energetica. Alleen wordt die eerste stap nog weleens vergeten. Energiebesparing is de basis van de energietransitie. Wat je niet verbruikt, hoef je ook niet te verduurzamen.
Precies daar gaat het nogal eens mis, in de logica van de oude wereld. Neem het Amerikaanse United Airlines. Zij gaan opnieuw supersonisch vliegen, las ik in deze krant. Vliegtuigen die tweeduizend kilometer per uur gaan en zestig tot tachtig personen kunnen vervoeren. Reken daar het energieverbruik per passagier maar eens voor uit. Maar, stelt United ons gerust: deze vliegtuigen gaan op 100 procent biokerosine vliegen. Is dit kwaadwillend of dom? Wie gaat ze vertellen dat de luchtvaart mínder energie moet gaan gebruiken, en niet méér?
Of de bitcoin, een onzalig energieslurpend systeem, dat nu nog maar een hele kleine fractie van de wereldeconomie uitmaakt, maar al wel ruim 3 procent van het wereldwijde stroomgebruik voor zijn rekening neemt. Ook hier hoor je dat ‘de bitcoin op termijn op duurzame energie moet gaan overstappen’. Je vreest voor het moment dat de hele Nederlandse economie overstapt op bitcoin. Om dat duurzaam te doen heb je in iedere woonwijk een windmolenpark nodig.
Motorblok aan de kook
Weinig mensen realiseren zich dat energiebesparing een belangrijke troef is van de elektrisch aangedreven auto. Een elektromotor is ontzettend efficiënt. Daarom draait je wasmachine ook niet op diesel. Bij een elektromotor ontstaat nauwelijks warmte, en wordt bijna alle energie omgezet in beweging. Vergelijk dat eens met een ouderwetse verbrandingsmotor. Als je voor honderd euro tankt (en dat is met de huidige brandstofprijzen niet eens zo heel moeilijk), betaal je 75 euro om je motorblok aan de kook te brengen, en je koelvloeistof en uitlaatgassen op te warmen. Slechts 25 van die euro’s brengen je ook daadwerkelijk van A naar B. Al met al krankzinnig dat het nog bestaat. Zo lang zal het voor de verbrandingsmotor dan ook niet meer duren.
Wat onze weerstations al wel hebben, en een elektrische auto nog niet, zijn heel goedkope batterijen. En misschien wat zonnepanelen op het dak. Maar dat is een kwestie van innovatie. Over dertig jaar, als mijn kleinkinderen vol ongeloof van mij horen dat we vroeger plekken in de stad hadden waar je elke week een viezige vloeistof in je auto moest gieten, lachen we óók hartelijk om de allereerste Tesla’s. Om die malle directeur van United Airlines. En om de bitcoin.