Met grote passen beent Remy Heim door het manshoge mais. De velden strekken zich weids uit hier in het Elzas-dal, waar het ‘gele goud’ volgens de boeren het best gedijt van heel Frankrijk, wat heet, heel Europa. Trots laat Heim op een paar vroegrijpe korrels kauwen. Dan houdt hij stil om iets uit de grond te trekken: paddenstoelen, en een paar verdwaalde bloemen. Zo rijk is de grond hier, wil hij maar zeggen. „Begrijpt u nu waarom ik in de lach schiet als ik ze in Brussel over vergroening hoor praten?”
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80128642-2c0dfe.png|//images.nrc.nl/-1cimXNPamjbS-Ee1a5Hn4f71Sc=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80128642-2c0dfe.png|//images.nrc.nl/AgztMJvPtKJg0n2fPIbf7Z69i4w=/5760x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80128642-2c0dfe.png)
NRC sprak met zes Europese boeren uit vijf landen.
Probeer Heim niets uit te leggen over klimaatverandering. In het kantoortje van zijn boerderij vertelt hij hoe hij en zijn broer al sinds ‘Kyoto’ (de in 1997 gesloten internationale klimaatafspraken) hun manier van werken hebben aangepast, hun gebruik van bestrijdingsmiddelen terugdrongen. „Wij zagen de consequenties al veel eerder dan de rest van de wereld. Natuurlijk deden we dat: wij hebben de grootste belangen, wij werken met levend kapitaal!” Maar wat ‘Brussel’ als groen beschouwt, dát is wat hem betreft onzin, maakte hij eerder in het gesprek al duidelijk: „Ik ben totaal anti-biologisch. Het is bedrog.”
Circa duizend kilometer verderop, onder de rook van de Poolse stad Poznan, zegt Philip Pavlik het zo: „Natuurlijk zorgen boeren goed voor hun grond. We willen het beste, het gezondste voedsel produceren. En dat is het meest ‘ecologische’. Dat proberen we altijd al te doen.”
De twee boeren delen nog iets: hun afkeer van de Europese vergroeningsplannen voor de landbouw.
Wat moet Europa met haar boeren? Decennialang waren ze de groep die Brussel misschien wel het nauwst aan de borst koesterde. In omgekeerde richting was de liefde ingewikkelder: geen subsidieplan dat niet onder vuur werd genomen door boze tractoren. Maar boeren waren tegelijk een belangrijke, gematigd pro-Europese pijler onder de EU. Geen sector ook zo ‘Europees’ als de landbouw: nog altijd vloeit er het meeste Europese geld naartoe en tot in detail stellen lidstaten gezamenlijk regels vast over dierenwelzijn of wat je ‘melk’ mag noemen. Voedselzekerheid, het doel van ‘nooit meer honger’: landbouw behoort sinds de jaren vijftig tot de kern van waar de Europese samenwerking voor stond.
Maar wat nu, nu Europa zich heeft heruitgevonden als klimaatkoploper en haar groene ambities steeds concreter worden? Is er op weg naar een klimaatneutrale EU nog wel plek voor de boeren? Eenvoudig was het verdelen van miljarden aan landbouwsubsidies al nooit, maar nu Brussel de ‘Green Deal’ als nieuwe missie heeft is het nog veel ingewikkelder geworden.
„Supergroen”, noemt Pavlik zijn boerderij – vergelijk het eens met de fabrieken verderop! Maar groen is de boer in de publieke opinie allang niet meer. Keer op keer blijkt uit studies dat landbouw in Europa de grootste bron is voor biodiversiteitsverlies. In de EU verarmt de grond, verdwijnen insecten, zijn op talloze plekken problemen met stikstof en ook qua emissie-uitstoot slaagt de sector er nauwelijks in haar impact te verkleinen.
Dit jaar werden Europese lidstaten het eens over een hervorming die niet minder dan een revolutie is voor het al decennia bestaande ‘Gemeenschappelijk Landbouwbeleid’. In plaats van het stimuleren van een zo hoog mogelijke voedselproductie, wil Europa een belangrijk deel van het geld gaan gebruiken om boeren te belonen voor het beschermen van natuur en milieu. Zoom je uit, dan gaat het over meer: over de toekomst van de Europese voedselproductie, de bestaanszekerheid van miljoenen Europeanen, over waartoe de EU eigenlijk op aarde is.
En voor Europese boeren is die hervorming ingrijpend. Waar ze decennialang werden gestimuleerd vooral zoveel mogelijk voedsel te produceren, krijgen ze nu een totaal andere taak en boodschap mee. En dat wringt, hoor je, als je met boeren in Europa praat. NRC reisde naar vijf EU-landen voor een gesprek over de toekomst van de Europese landbouw. Het is een verhaal van onbegrip, rancune en zorgen, maar ook van veel goede wil en passie voor natuur en dier.
Verschrompelde uien
Je ontmoet niet vaak iemand die met zoveel passie kan praten over het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid als Remy Heim. Bij aanvang van het gesprek stáát hij erop de verslaggever de feiten nog eens uit te leggen. „U zegt dat er een derde van het EU-budget heen gaat. Maar we hebben het hier over ons voedsel en landschap!” Samen met zijn broer verbouwt Heim (49) op zo’n veertig hectare mais en graan. Een klein bedrijf, zegt hij. Maar hij leidt wel trots rond in zijn schuur, vol apparaten met de nieuwste techniek om aan precisie-landbouw te doen.
Desgevraagd trekt hij multomappen uit de kast om de precieze subsidiebedragen na te kijken – de laatste periode zestien-, zeventienduizend per jaar. Het maakt hem verdrietig dat boeren in het publieke debat als subsidieslurpers worden weggezet. Willen de mensen soms 4 euro voor een stokbrood betalen? „Er is geen land ter wereld waar voedsel niet wordt gesubsidieerd. Geen een! Ik denk vaak: mensen realiseren zich te weinig hoe gelukkig we ons mogen prijzen dat we in Europa voldoende, goed voedsel hebben.”
„Het is maar net hoe je het woord subsidie wilt uitleggen”, zegt Cees Schouten (42), melkveehouder met zo’n 120 koeien. Hij en zijn vrouw Gertruud Portegies (37) zitten aan de keukentafel in Midwoud, Noord-Holland. Dichte bewolking maakt dat er deze maandagochtend zelfs op het vlakke land nauwelijks zicht is. „Je moet het eigenlijk zien als een verkapte premie naar de burger toe om het voedsel goedkoop te houden.”
Portegies: „Ik snap ook wel dat mensen zeggen: als je het zonder die subsidie niet redt, dan heeft jouw beroep misschien wel geen bestaansrecht meer. Maar ja, het gaat wel om voedselproductie. Dat is toch het eerste waarvan we in leven blijven. En niet de datacentra of de nieuwste mobiele telefoon.”
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data72763020-817353.jpg)
Elke boer kan haarfijn uitleggen waarom landbouwsubsidies noodzakelijk zijn. Om prijzen te drukken. Voedselvoorziening te garanderen. Boeren zekerheid te geven en investeringen mogelijk te maken. Maar helemaal ongecompliceerd verloopt het gesprek erover nooit. Het s-woord is altijd verbonden met ongemak. Met je verantwoorden, tegenover een wereld die steeds openlijker vragen stelt bij het nut van de tientallen miljarden die jaarlijks naar de landbouw gaan. Of met een EU die aan het geld steeds meer eisen stelt, de serie ‘hoepeltjes’ steeds meer uitbreidt.
Aan het wit geschilderde huis van Philip Pavlik (37) wappert een Poolse tweekleur. De rood-witte vlag prijkt ook op zijn borstkas, op de sweater die de lokale boerenbond heeft laten maken voor hun protestacties tegen de Poolse landbouwpolitiek. De afgelopen weken hebben ze talloze wegen geblokkeerd, waaronder één volle dag de belangrijkste snelweg. Naast zijn schuur toont Pavlik zijn machinepark. En zie, lacht hij: géén stickers met een Europese vlag. „Als ik er subsidie voor zou aannemen zou ik dat wel moeten doen!”
Nou ja: hectarensubsidies, die ontvangt hij wel, voor zijn veertig hectare. „Natuurlijk, iedereen krijgt die, waarom zou ik ze weigeren?” Maar verder heeft hij een hartgrondige hekel aan de Europese landbouwpolitiek. Dat hij van de gemeenschappelijke markt zou profiteren, Pavlik gelooft er niets van. De subsidiestroom drijft alleen maar de prijzen van landbouwmachines op. En stimuleerde schaalvergroting, zoals in het Westen. Daar ligt volgens hem de macht. Hij pakt zijn telefoon om een foto te laten zien van het groentenschap in de lokale Lidl. De bak verschrompelde uien kwam volgens Pavlik uit West-Europa, ja, misschien wel uit Nederland. „Die van ons zijn veel beter, maar die liggen daar niet! Wij zijn de vuilnisbelt van Europa.”
Subsidies, heet het wel in Brussel, zijn de smeerolie van de eengemaakte Europese landbouwmarkt. Waar de kleine Roemeense akkerbouwer in theorie moet kunnen concurreren met zijn grootschalige collega in Nederland. Maar geen boer die niet schamper doet over die illusie. West-Europese boeren klagen over de veelvoud aan nationale regeltjes die voor hen gelden, en de laksheid in het oosten. Oost-Europa voelt zich benadeeld door het machtiger Westen. Niemand is gelukkig met de subsidies. Maar niemand wil er ook vanaf.
De fout zit erin dat we veel dingen uit de industrie hebben overgenomen in de landbouw
Eckhard Holloh
„U stelt de verkeerde vraag”, zegt Eckhard Holloh. In vloeiend Nederlands praat de Duitser in het Ruhrgebied over zijn gemengd bedrijf: geiten en groenten. „Ik kan altijd overleven, met of zonder subsidies. De juiste vraag is: hóé willen we overleven?”
Holloh (41) verdiepte zich in het Nederlands om de markt ook daar te kunnen bedienen. De verschillen zijn hem duidelijk, vertelt hij lachend. „Nederlanders zijn utilitaristisch, ze denken altijd in nut. Duitsers neigen meer naar Kant: absoluut geldende normen en regels over het goede.” Zes generaties boert zijn familie al op de grond hier, nabij de grens. Maar toen hij het bedrijf vijftien jaar geleden overnam gooide hij het roer om en koos ervoor biologisch te gaan telen. Het „logische model”, zegt hij nu.
Dat model ontstond ooit in Duitsland. De afgelopen jaren nam zowel het aandeel biologische boeren als de vraag van consumenten naar biologische producten in Duitsland snel toe. Als het aan Brussel ligt, gaat die groei overal versnellen: het aandeel biologische landbouw moet in 2030 in de EU 25 procent zijn, tegenover minder dan 10 procent nu. Holloh denkt dat dat kan. Maar dan moet het subsidiesysteem wel nog veel grondiger veranderen, én de consument moet bereid zijn meer te betalen.
„De fout zit erin dat we veel dingen uit de industrie hebben overgenomen in de landbouw”, zegt Holloh. „Maar de impact van beslissingen over veertig, vijftig jaar is veel groter in de landbouw dan in veel industriebedrijven. Subsidies zouden de markt zo moeten sturen dat we op de lange termijn de natuur stabiel houden. Dat je een bedrijfsstrategie hebt die je over veertig jaar ook nog zo kan doen.”
Koeien op waterbedden
Sam Magnus las een artikel over de groeiende import en populariteit van de zoete aardappel in België. Het jaar erop begon hij ermee te experimenteren, gewoon op een klein stukje land. Een supermarkt bleek bereid zich erachter te scharen. En het liep. Nu is de zoete aardappel een vast onderdeel van de groenten die hij op zijn 150 hectare verbouwt.
Magnus vertelt erover tijdens een rondleiding door zijn koelcellen in het Vlaamse Merchtem, op een steenworp afstand van Brussel. Vernieuwen, inspelen op de markt, innovatief blijven: hij komt er in het gesprek in zijn kantoortje meermaals op terug. Subsidies, zegt Magnus, maken de boer lui. Wat hem betreft zouden alleen boeren die een aanzienlijk deel van hun inkomen zelf verdienen ervoor in aanmerking mogen komen. En dat er extra groene eisen komen voor die subsidies: Magnus (31) juicht het alleen maar toe.
Over die eisen werden lidstaten het afgelopen jaar eens. Kort samengevat zou je de hervorming kunnen omschrijven als: van ‘groot, groter, grootst’, naar ‘geld voor groen’. Vanaf 2025 wordt 25 procent van de directe landbouwsubsidies gekoppeld aan zogeheten ‘ecoregelingen’: specifieke natuur- en klimaatmaatregelen. Het moet een sterke financiële prikkel voor vergroening opleveren.
Magnus voelt daar wel wat voor. „Ik ben ervan overtuigd dat dit de enige manier is om het geld dat we krijgen nog te verantwoorden in de toekomst”, zegt hij. „Ze willen meer groen en natuur in Europa. Nou: betaal óns er dan maar voor. Wij kunnen een groot deel van het geld daarvoor naar ons toe gaan trekken. En ons tegelijk verantwoorden tegenover de burger: ik krijg inderdaad die duizenden euro’s, maar ik doe er dit en dit voor.”
Zelf is hij al voorzichtig begonnen met een ‘pre-ecoregeling’: mengteelt van granen met peulvruchten. Hij dacht er al langer over na, om de kwaliteit van zijn bodem beter in stand te houden. Maar het ‘economisch plaatje’ rondkrijgen leek lastig. Extra EU-geld gaf hem het laatste zetje. „Je voelt aankomen dat regels alleen maar strenger gaan worden. Ik wil voordat ik met mijn rug tegen de muur sta een alternatief hebben.”
Het kan misschien wel model staan voor hoe Brussel de toekomst van de landbouwsubsidies voor zich ziet. Boeren, benadrukken EU-ambtenaren, zijn ook niet gek. Extra geld in ruil voor groene maatregelen: dat laten ze echt niet aan zich voorbij gaan. Bijvoorbeeld als ze pesticidegebruik terugdringen, vee meer ruimte geven, gewassen vaker rouleren of land teruggeven aan de natuur. Door de financiële prikkels langzaam te vergroten, kan de olietanker die het subsidiesysteem is voorzichtig bijgestuurd worden.
/s3/static.nrc.nl/images/2016/06/29/stripped/2906opiboer_8k.jpg)
Onomstreden is die strategie niet. Over wat als ‘groene maatregel’ mag gaan gelden is nog altijd veel onduidelijkheid – waardoor ngo’s waarschuwen voor ‘greenwashing’: niet écht groen zijn maar doen alsof. Lidstaten moeten nu eerst nog nationale plannen opstellen, waarvan het ambitieniveau flink uiteen lijkt te lopen en het nog maar afwachten is hoe streng Brussel ze beoordeelt. Maar ook veel boerenorganisaties zijn ontevreden. Uiteindelijk betekenen nieuwe eisen vooral: wéér meer hoepels voor iets wat ze anders gewoon kregen.
„Je mag het twee keer verdienen”, zegt Schouten. „Ze houden gewoon een deel in, en daarvoor mag je nu iets extra’s doen, en dan krijg je het weer.” Hij ergert zich groen en geel aan maatregelen die door „ambtenaren aan de tekentafel” bedacht worden en waarvan het effect volgens hem onbewezen is.
Niet dat ze niet voortdurend bezig zijn met vernieuwen. In de stal liggen sinds een aantal jaar waterbedden („heb ik zelf niet eens!”) om het welzijn van de koeien te vergroten. En sinds kort experimenteren ze met een natuurlijke techniek van plaagdierbestrijding, afgekeken uit de biologische landbouw. Maar de ruimte om financieel te experimenteren, benadrukken ze, is beperkt. Portegies: „Stel je krijgt die 50 euro weer terug als dat ene vogeltje op je bedrijf terugkomt. Nou: misschien komt die hier wel helemaal niet, omdat we daarvoor te dicht op de snelweg zitten.” Geen verdien-, maar een „verliesmodel” noemt Schouten zo’n nieuwe verdeling.
Onwil, hoor je overal, is het probleem niet. Ze staan heus wel open voor nieuwe, andere, groenere technieken. Maar de scepsis is tegelijk groot, over de zoveelste verordening vanuit Brussel. En pel je het af, dan komt het steeds neer op een gevoel van autonomie, van eer, van erkenning van de eigen kennis en kunde. Alleen al de suggestie dat buitenstaanders iets komen vertellen over hoe ze met natuur zouden moeten omgaan stuit op verzet. En uiteindelijk, is de vrees, komt alles neer op ‘minder’. Minder grond, minder landbouw, minder voedsel, minder geld.
Legbatterijkippen
Jean Schwartz praat graag over geschiedenis. Vanaf de veranda wijst hij naar zijn 140 hectare mais en graan, in het Franse Enisheim nabij Mulhouse. Hier boert zijn familie al eeuwen, nadat ze er in de zeventiende eeuw door de Habsburgers, vanuit Oostenrijk, heen werden gedirigeerd. Maar gaat het over Europese landbouwpolitiek, dan begint hij over een andere tijd. „In Frankrijk kennen we dit als jacobinisme”, zegt Schwartz (41), verwijzend naar de harde hand waarmee in de nasleep van de Franse revolutie centraal vanuit Parijs werd geregeerd. „Nu gebeurt dat vanuit Brussel. Ziet u: het land hier is bij uitstek geschikt voor mais. En dan moet ik nu opeens verplicht gewas gaan rouleren? Ik laat mij niet door Brusselse ambtenaren vertellen wat het beste is voor de grond die wij al eeuwen bewerken.”
Dat Brussel klimaatverandering tegen wil gaan, Schwartz kan het alleen maar toejuichen. „Maar wel realistisch. Niet die maatregelen van de ayatollahs van de ecologie die totaal tegenstrijdig zijn.” Neem de sluiting van de nabijgelegen kerncentrale Fessenheim – terwijl kernenergie juist hard nodig is om uitstoot terug te dringen. Maar vooral: de roep om landbouw te laten krimpen. „Als agro-econoom én als boer betoog ik het tegendeel. Hoe meer mooie en grote planten je hebt, hoe meer koolstof je opneemt.” Op zijn irrigatiemachine zit een trotse sticker: ‘deze mais produceert uw zuurstof.’ Hij raakt opgewonden als hij de strategie van de Groene Europarlementariër Benoît Biteau beschrijft, tevens boer, die op zijn eigen land uit milieuoverwegingen stopte met irrigeren en telen. „Het is daar nu 250 hectare aan woestenij, die nul koolstof opneemt. Dat zijn de extremisten, de Taliban van de groene beweging!”
Boeren komen er steeds op terug: uiteindelijk zullen ze gedwongen moeten krimpen, of stoppen. Geld voor groen, dat komt er in de praktijk op neer dat hun rol totaal verandert, ze op (delen van) land moeten stoppen met boeren en zo hun taak als voedselleveranciers verliezen. Remy Heim: „Grond die je links laat liggen, die sterft af. Als je Usain Bolt een jaar met vakantie stuurt en dan op de Olympische Spelen zet, presteert hij ook niet. Hij heeft training, verzorging nodig.” Het emotioneert hem. „We raken alles kwijt. Zo simpel is het: we moeten overal maar wandelgebied creëren voor de mensen uit de grote stad en zelf met pensioen gaan.”
Voor mij voelt het alsof je gewoon natuuropzichter wordt. Met voedselvoorziening heeft dat niet veel meer te maken
Gertruud Portegies
En misschien wel het belangrijkst: snapt Europa wel hoe kwetsbaar ze is? Hoe vanzelfsprekend we voldoende, gezond, goedkoop voedsel zijn gaan vinden, in de 75 jaar sinds de honger van de Tweede Wereldoorlog? Veel boeren zijn er vast van overtuigd dat de gekozen strategie snel tot tekorten kan leiden. En daarmee tot onrust. Meerdere boeren wijzen op de lange geschiedenis van opstanden, steeds begonnen bij stijgende prijzen of voedseltekorten. Heim: „Dacht u dat de Arabieren in 2011 opeens zin hadden in een revolutie? Nee: ze wilden eten!”
„Voor mij voelt het”, zegt Portegies aarzelend, „alsof je op een gegeven moment gewoon natuuropzichter wordt. Met voedselvoorziening heeft dat niet veel meer te maken.” En dat wringt. Ook omdat het zo afwijkt van wat de afgelopen decennia het beleid was. „Steeds werd ons voorgespiegeld: je kan alleen maar verder boeren als je zoveel mogelijk koeien hebt, zoveel mogelijk melk produceert. Dierwelzijn en duurzaamheid zijn voor ons al steeds belangrijker geworden. Maar nu kan je eigenlijk alleen maar boer blijven als je zo min mogelijk koeien hebt.”
Schouten, naast haar: „Uiteindelijk komt het erop neer: we hebben met z’n allen nog een heel volk te voeden, terwijl de landbouwgrond steeds minder wordt.” Hij verwijst naar het Verenigd Koninkrijk, dat de afgelopen tijd al kampte met lege schappen. „Gaat het zo door, dan weet ik zeker dat er tekorten gaan komen. Het kan niet anders.” Wil Europa, vraagt hij zich af, zich zó afhankelijk maken van anderen? „Je ziet het nu al met gas. Poetin kan achterover leunen en wij kruipen.”
Sam Magnus zucht af en toe diep als hij de groene plannen van de Europese Commissie bespreekt. „Het grootste probleem dat ik heb met de Green Deal”, zegt hij, „is dat er geen visie is. Het klinkt allemaal fantastisch: binnen tien jaar zonder phyto [pesticides]. Ik wil dat gerust doen. Maar dat gaat dan wel betaald moeten worden door de burger. En ze gaan ook duidelijke voorwaarden moeten stellen aan import.” Ook het vrijhandelscredo van de EU en de stimulansen voor zoveel mogelijk im- en export moeten dan op de schop. Hij begint over de nieuwe regels voor legbatterijkippen die in Europa in 2014 werden ingevoerd. Met als gevolg dat de industrie zich naar Oekraïne heeft verplaatst en de EU de eieren nu dáárvandaan haalt.
En dus ziet ook hij risico’s in het groene geld. Vooral bij wat hij als ‘sofaboeren’ omschrijft: fors subsidie ontvangen voor grote stukken land, maar nauwelijks iets bijdragen. „Die kunnen straks nog gemakkelijker geld trekken, voor nog minder doen. Bloemstrookje erbij, klaar.”
Droge zomers
Philip Pavlik wil een groene subsidie best overwegen als het niet te veel gedoe is. „Maar ons betalen voor het niet doen van iets dat we daarvoor wel deden, dat slaat nergens op. Dat is toch geldverspilling? Op de langere termijn maakt het boeren alleen maar meer verslaafd aan subsidie.”
Hij zegt te weten wat er op hem afkomt. Hij hoort het van collega’s in Frankrijk en Duitsland: groene maatregelen zorgen louter voor verschraling. „In de jaren negentig was ik op bezoek in Nederland en onder de indruk van de prachtige machines en gebouwen die de boeren daar hadden”, zegt Pavlik. Maar vorig jaar was hij in Frankrijk, en schrok hij van de „tragedie”. „Het was armoe troef, ik kon de boer niet van een arbeider onderscheiden!”
Op de vakbondsbijeenkomst die hij een dag eerder leidde, heeft hij de vraag op tafel gelegd: hoe zien jullie de toekomst. Het was stil geworden. „Toen zei iemand: Philip, we weten niet hoe die eruit ziet. Onze kinderen zien hoe hard we moeten werken en ze willen dat zelf niet. Wat moeten we hen vertellen?”
Is er voor boeren een toekomst in Europa? Het blijft wel vaker even stil bij die vraag. Zorgen zijn er niet alleen over geld en opgedrongen maatregelen. Geen boer die niet ook uitgebreid vertelt over het veranderend klimaat. De droge zomers van 2018 en 2019 waren ‘traumatisch’, en de trend is duidelijk. Heim vertelt inmiddels meer dan de dubbele irrigatie van zijn ouders nodig te hebben. „Het is een veel groter punt dan hoe je subsidies verdeelt”, zegt Holloh. „Je moet als boer zoveel meer geld achter de hand houden om het in te rekenen.”
De bioboer wéét dat collega’s zich verzetten tegen verandering. Maar hij krijgt ook studenten van de landbouwschool op bezoek die openstaan voor andere technieken. „Het heeft tijd nodig. En de tijd op het land gaat langzamer dan in Brussel.” Holloh is ervan overtuigd dat het kan: de landbouw hervormen. Ook over honderd jaar wordt er op zijn land nog verbouwd, of het nou door zijn eigen kinderen is of niet. „Boeren zijn niet ‘Systemrelevant’ maar ‘Lebensrelevant’: ze zullen altijd nodig zijn, ook als het systeem verandert.” Hij ziet de gebreken, maar maakt bezwaar tegen de schuld die zijn beroepsgroep in de schoenen krijgt geschoven. „Is het de buschauffeur die de lucht vervuilt? Je moet het systeem niet met de buschauffeur bediscussiëren, maar met de hele samenleving. En dat betekent ook dat de boeren zich niet als een aparte club moeten presenteren. We hebben er allemaal belang bij.”
De groeiende kloof, het onbegrip vanuit de rest van de wereld voor wat boeren doen: het baart veel boeren zorgen. Erachter schuilt ook steeds onbegrip, over een samenleving die onrealistische verwachtingen heeft. Én goedkoop voedsel in overvloed, én een steeds groener en landbouwluwer Europa. Pavlik kan niet garanderen dat er binnen hun nieuwe Poolse boerenbond geen leden radicaliseren. Alan Matthews, emeritus hoogleraar Europees landbouwbeleid in Dublin, waarschuwde daarvoor eerder dit jaar in NRC. „De politieke risico’s zijn groot. Je kunt boeren niet alleen vervreemden van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid, maar ook van de democratie en ze in de armen drijven van extremistische politici.”
Schwartz vertelt over bevriende boeren in Bretagne. In de weekenden wordt hun omgeving overspoeld door Parijzenaren die klagen over de kraaiende haan, de stinkende mest, luide maaimachines. „Ze zeggen: we houden zo van ‘lokaal voedsel’, van de kleine boeren. Maar niet als het op de stoep staat. En als ze moeten kiezen, gaan ze toch voor de goedkopere aardappel in de supermarkt.” Met een vies gezicht vertelt hij over ‘de groenen’ uit de grote stad die zich komen vergapen aan de schoonheid van het platteland.
Schwartz weet in elk geval wat hij níét wil. Hij wijst naar het dorp Enisheim verderop, waar ze een ecomuseum hebben ingericht met oude landbouwapparaten. „Ik wil geen museumgids worden. Ik ben ondernemer. Ik produceer. Ik wil mezelf aan kunnen kijken en weten dat ik iets bijdraag.”
Philip Pavlik (37)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182823-315722.jpg|//images.nrc.nl/_cA3_xFy54rKp0z1GZRWBX0GAXQ=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182823-315722.jpg|//images.nrc.nl/Pxk-H8uN6Nszexz3viicKcsA8fc=/5760x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182823-315722.jpg)
Werk: Akkerbouwer
Waar: Nowe Miasto nad Warta, Polen
„Natuurlijk zorgen boeren goed voor hun grond. We willen het beste, het gezondste voedsel produceren.”
Remy Heim (49)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182817-d01184.jpg|//images.nrc.nl/yLZ1tyhGqnTFsG6ay40jwM6LaBE=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182817-d01184.jpg|//images.nrc.nl/HorwtcqiEVMOtP4XR6X1ESJ-Q78=/5760x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182817-d01184.jpg)
Werk: Akkerbouwer
Waar: Hilsenheim, Frankrijk
„We moeten overal maar wandelgebied creëren voor de mensen uit de grote stad en zelf met pensioen gaan.”
Jean Schwartz (41)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182826-18c8a1.jpg|//images.nrc.nl/5lLSrgKCXHyZQn-JjwdDvU2rB34=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182826-18c8a1.jpg|//images.nrc.nl/M6MrmOdNqGSGwv8dY1zKmY9WdK8=/5760x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182826-18c8a1.jpg)
Werk: Akkerbouwer
Waar: Enisheim, Frankrijk
„Ik laat mij niet door Brusselse ambtenaren vertellen wat het beste is voor de grond die wij al eeuwen bewerken.”
Sam Magnus (31)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182829-362c9a.jpg|//images.nrc.nl/bl59SrmzSJo9-mYTaowsyEoKfJg=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182829-362c9a.jpg|//images.nrc.nl/Fe_5BdmFW5L5zcc3oEFOVyuxSJA=/5760x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182829-362c9a.jpg)
Werk: Akkerbouwer
Waar: Merchtem, België
„Ze willen meer groen en natuur in Europa. Nou: betaal óns er dan maar voor.”
Cees Schouten (42) en Gertruud Portegies (37)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182835-8d97ac.jpg|//images.nrc.nl/_UZca4i_PluJ4pEswpK-2asdPqg=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182835-8d97ac.jpg|//images.nrc.nl/W44EjUoQq6LYTHwqUvcA4dcgpbs=/5760x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182835-8d97ac.jpg)
Werk: Melkveehouders
Waar: Midwoud, Nederland
„Gaat het zo door, dan weet ik zeker dat er voedseltekorten gaan komen. Het kan niet anders.”
Eckhard Holloh (41)
:strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182832-741cb5.jpg|//images.nrc.nl/-f_g4e3v2bJMX7QiT6pSY8Dfq5c=/1920x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182832-741cb5.jpg|//images.nrc.nl/3dLczm6WfbNtCn46qlgUBQ-Rq60=/5760x/smart/filters:no_upscale():strip_icc()/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2021/12/data80182832-741cb5.jpg)
Werk: Geitenhouder en akkerbouwer
Waar: Schermbeck, Duitsland
„Het heeft tijd nodig. En de tijd op het land gaat langzamer dan in Brussel.”