Schilderskade 66 in Reve’s ‘De avonden’

Literaire plekken Guus Luijters schrijft op gezette tijden over de literaire plekken van Amsterdam.

Gerard (Kornelis van het) Reve zei graag dat hij een verschrikkelijke hekel aan Amsterdam had. Maar van alle mooie romans waarin de stad een rol speelt, zijn de mooiste van zijn hand: De ondergang van de familie Boslowits, Werther Nieland, Op Weg naar het Einde, Bezorgde Ouders, en, het mooist van allemaal, het in 1947 onder het pseudoniem Simon van het Reve verschenen De avonden.

Dit is de eerste zin: ‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de twee en twintigste December 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte.’ ‘Onze stad’, staat er, en daarmee zijn we meteen onder ons en thuis, dus laat die echte Middenwegwind maar waaien. De stad is in De avonden voortdurend aanwezig. Frits loopt langs de Amstel en gaat bij vrienden op bezoek van wie het makkelijk na te gaan is waar ze wonen, hij doet inkopen bij warenhuis het Wespennest, gaat naar de Kring, naar de reünie van zijn oude school in deftig Zuid, naar de bioscoop en overal worden we op even schitterende als dramatische verhalen getrakteerd.

Lees ook: Gerard Reve uit Betondorp

Maar het echte drama van het boek is de oorlog die voortdurend aanwezig is, maar er alles aan doet om zijn aanwezigheid te verhullen. Pas diep in hoofdstuk II is hij voor het eerst expliciet aanwezig. Op de reünie van het Berendsgymnasium (waarvoor het Vossius model heeft gestaan) raakt Frits in gesprek met Kasper Sterringa aan wie hij vraagt of hij nog wel eens iets van Sal Jachthandelaar heeft gehoord: ‘Hij is naar Zwitserland gekomen en vandaar naar Engeland. Zijn familie is dood. Daar is hij piloot geworden.’ ‘Hoe bestaat het’, zei Frits. Het drama van de Shoah in enkele woorden samengebald. Zonder het te benoemen, net als in De ondergang van de familie Boslowits dat aan De avonden vooraf ging.

Wie De avonden een of meerdere keren heeft gelezen, leest of hij het wil of niet naar het magistrale slothoofdstuk toe, waarin alles samenkomt in de bessen-appelwijn die Frits’ moeder gekocht heeft om hun oudejaarsavond op te luisteren: ‘Bessen-appel’, las hij zacht. ‘Bessen-appel’, zei hij bij zichzelf, ‘bessen-appel. Help ons, eeuwige, onze God. Zie onze nood. Uit de diepten roepen wij tot u. Verschrikkelijk.’ Maar in het nieuwe jaar wacht de verlossing die komt middels het speelgoedkonijn: ‘Alles is voorbij’, fluisterde hij, ‘het is overgegaan. Het jaar is er niet meer. Konijn, ik ben levend . Ik adem en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.’

Je hebt mensen die de tien hoofdstukken van De avonden ieder jaar in tien dagen herlezen, en ieder jaar, op de avond van de tiende dag, verzuchten zij: ‘Het is niet onopgemerkt gebleven.’

Lees ook: ‘Reve’s ‘The evenings’ is een hoeksteen van de Europese literatuur’

Guus Luijters schreef hier op gezette tijden over de literaire plekken van Amsterdam. Dit was de laatste aflevering van deze rubriek.

Reageren

Reageren op dit artikel kan alleen met een abonnement. Heeft u al een abonnement, log dan hieronder in.