Soms lig ik in bed en moet ik spontaan denken aan Ivo Niehe die in Pauw & Witteman in 2011 aan het woord kwam na zijn theatershow in Parijs. Die was een „belachelijk groot succes”, aldus Ivo Niehe, tout Paris was er. Niehe had het wel erg graag over zijn prestatie, maar die was dan ten minste nog van hemzelf. Ook het succes van een ander kun je aangrijpen om het over jezelf te hebben, blijkt als je het account How Can I Make This About Me? op Twitter opzoekt, zo beschreef NRC onlangs. Toen Max Verstappen wereldkampioen Formule 1 werd, buitelden bekende en onbekende Nederlanders over elkaar heen om te delen wat Max en zijn overwinning voor hen betekenden.
Jezelf vastleggen is doodnormaal en tegelijkertijd voorwerp van aanhoudende kritiek geworden sinds de introductie van de selfie. Kunstenaar Shahak Shipura projecteerde onder de naam Yolocaust selfies van lachende bezoekers van het Holocaustmonument in Berlijn op schokkende beelden uit concentratiekampen, om aan te geven hoe absurd de selfies waren. Volgens de Volkskrant waarschuwde het RIVM vijf jaar geleden al voor een toename in hoofdluis onder middelbare scholieren wegens de (gezamenlijke) selfie. En columnist Sander Schimmelpenninck schreef dit najaar zelfs over een ‘narcismepandemie’ op sociale media, die hij verbond aan de koppigheid van coronavaccinweigeraars.
Maar eerlijk is eerlijk: de vraag wanneer je te veel over jezelf deelt, is lastig te beantwoorden. Aldus de columnist wiens grijns hierboven levensgroot staat afgedrukt (ja, de ironie hiervan is me niet ontgaan).
In een gesprek is het onvermijdelijk om op een gegeven moment over jezelf te praten. Iets over jezelf uit de doeken doen wekt daarbij juist vertrouwen op. Dat is een voorbeeld van de ‘reciprociteitsheuristiek’ uit de sociale psychologie. Heuristieken zijn mechanismen die goeddeels verklaren waarom mensen handelen zoals ze handelen. De heuristiek van reciprociteit, of wederkerigheid, stelt dat mensen graag positieve daden van elkaar belonen met verdere positiviteit. Zo zag onderzoeker Dennis Regan tijdens een sociaal experiment in 1971 dat deelnemers 60 procent meer lootjes kochten van zijn assistent Joe, wanneer die hen een blikje cola gaf – zelfs als ze hem aanvankelijk niet eens mochten.
Ook speelt mee dat mensen graag behapbaar willen maken wat er in de complexe wereld om hen heen gebeurt. Als journalist vind ik het onder meer mijn taak om door verhalen te vertellen het abstracte concreet en specifiek te maken. Denk aan een fenomeen als de kinderopvangtoeslagaffaire, die vaag en ver weg klinkt als je het bij juridische en ambtelijke termen houdt (het woord alleen al!). Maar wie de vijf moeders in de documentaire Alleen tegen de Staat hoort vertellen en ziet worstelen met hun verdriet, begrijpt plots hoe heftig het schandaal is.
Bovendien vinden we het ook gewoon lekker om over onszelf te praten: het leidt tot een dopamine-shot in het brein, zo lieten Harvard-onderzoekers in 2012 zien. Voeg daar de drang die velen voelen om zichzelf te profileren in de hectiek van sociale media nog aan toe.
Dan blijft de vraag waar de grens ligt tussen enerzijds op gezonde wijze jezelf relateren aan mensen en gebeurtenissen om je heen, en anderzijds ordinair de aandacht naar je toe trekken. Ik denk dat dat niet zó lastig hoeft te zijn. Je kunt je bij alles wat je over jezelf vertelt namelijk afvragen: wat heeft de ander hieraan?
Voor wie dat toch een ingewikkelde vraag vindt, hanteert de Amerikaanse bedrijfspsycholoog Mark Goulston de ‘stoplichtregel’. In de eerste twintig seconden dat je over jezelf praat heb je groen licht; in de volgende twintig seconden, op oranje, mag je aanstalten maken om af te ronden; en voorbij de veertig seconden staan de seinen op rood en luistert men al niet meer.
Zo bezien viel Barbara Barend, die zichzelf 19 seconden lang filmde terwijl Verstappen als eerste finishte, nog prima binnen het groene licht.