Het omstreden ontslag van een chronisch zieke mbo-student

De Zitting Marjolein deed een versnelde opleiding tot pedagogisch medewerker in de kinderopvang. Ze werd in haar proeftijd ontslagen. Werd ze gediscrimineerd omwille van haar ziekte?
De Zitting

Marjolein Fortuin is het type jonge vrouw dat je niet vaak ziet bij het College voor de Rechten van de Mens: een mbo-student met blond haar en blauwe ogen. Ze had een leerwerkplek in de kinderopvang en werd nog in haar proeftijd ontslagen. Kinderopvangorganisatie Blos zou haar hebben gediscrimineerd op grond van een chronische ziekte. En nu wil de pedagogisch medewerker in opleiding van het mensenrechtencollege weten: „Wat is mijn plek in de maatschappij?”

Marjolein leeft met een arbeidsbeperking, vertelt ze. Het kost de student moeite haar energie goed te verdelen, waardoor de omgeving haar niet voor vol aanziet: „Ik ben niet ziek genoeg én ik ben niet goed genoeg.” De handicap speelt op wanneer ze bij de naschoolse opvang begint aan een versnelde leer-werkopleiding – op woensdag naar school en op maandag, dinsdag en donderdag telkens een halve dag aan de slag. In „een snelkookpan” van anderhalf jaar wil ze haar diploma halen.

Het werk op de naschoolse opvang loopt lekker. „Kinderen vinden het fijn dat Marjolein er is!”, schrijft de werkbegeleider in de evaluatie. „Ouders zijn erg enthousiast. Ze stelt zich open op, vraagt medewerkers zelf om feedback en is een van de weinigen die de huishoudelijke taken uit zichzelf oppakt.” Maar acht uur les op school hakt erin, merkt Marjolein. Ze stapt naar de mentor en vraagt of ze om de week een schooldag thuis mag studeren. De mentor belooft het te bespreken met de kinderopvangorganisatie.

‘Klap in mijn gezicht’

Maar Blos ziet zo’n aanpassing in het leerwerkritme niet zitten, begrijpt de voorzitter. Waarom niet?

„Absoluut onacceptabel”, blaast de advocaat. Daarnaast is het ook strijdig met de stageovereenkomst. „Daarmee kun je onmogelijk binnen anderhalf jaar je diploma halen voor een opleiding die normaal drie jaar duurt.” En dat niet Marjolein maar de mentor dit verzoek deed, was een ernstige inschattingsfout. „Dat heeft de basis van vertrouwen, openheid en eerlijkheid weggeslagen.”

Jammer dat niemand van school aanwezig is, zegt de voorzitter. „Begrijp ik goed dat dit verzoek voor Blos aanleiding was voor een vertrouwensbreuk? Normaal gesproken begint dan een dialoog.”

Dat gesprek kwam vijf dagen later, haast de personeelsmanager zich te zeggen. En toen toonde Blos zich inschikkelijk. Na overleg met de werkbegeleider kon Marjolein op vrijdag in plaats van donderdag werken en hoefde ze geen teamvergaderingen meer bij te wonen. Een gunst, prijst Blos zichzelf. „Wij hebben als werkgever aanpassingen gedaan terwijl de werknemer onvoldoende openheid had gegeven.”

Is de vertrouwensbreuk daar besproken, wil de voorzitter weten.

Marjolein schudt het hoofd. „Ik hoor dit nu voor het eerst.” Ze voerde het gesprek over een ander weekritme met haar werkbegeleider en stagebegeleider en daar zat – onaangekondigd – ook een mevrouw van personeelszaken bij.

Het „waren gevoelens die leefden”, onderbreekt de advocaat. „Ze zijn niet gewisseld maar het ontslag was een optelsom.” Met een uitgestreken gezicht tegen de voorzitter: „Dat u deze zaak in stukjes knipt om het conflict te ontleden, werkt niet, wil ik maar zeggen.”

Ik ben niet ziek genoeg én ik ben niet goed genoeg

Marjolein klager

De voorzitter blijft onverstoorbaar. „Hebt u vooraf besproken wat u ging doen als dit ritme niet haalbaar zou zijn?” Nee, dat is door geen van beide partijen aan de orde gesteld.

„Welke omstandigheden telden voor Blos op tot ontslag?”, wil de voorzitter weten. Zwart op wit staat alleen: ‘Functioneren viel tegen en de samenwerking verliep stroef.’

„De gebrekkige communicatie”, verzekert de advocaat: „Twee weken later hoorden we weer van de mentor dat er drie opleidingsdagen waren gemist.”

„Ik had griep”, zegt Marjolein – en één keer stond ze vast op de snelweg in het boerenprotest. En die afwezigheid heb ik altijd zelf doorgegeven, benadrukt ze. School kon en mocht dat niet, staat in een brief, omdat privacywet AVG dat verhindert. Op de dag dat Marjolein was hersteld en weer aan de slag wilde, kreeg ze ontslag.

„Wat maakt dat u denkt dat dit ontslag komt door discriminatie?”

De vertrouwensbreuk was nooit ontstaan als er geen verzoek was gedaan om het werkritme aan te passen, weet de juridisch adviseur. „Dat is discriminatie.”

Ik heb nooit de kans gekregen om 100 procent te functioneren, zegt Marjolein zelf. „Dat blijft zeer doen. Mijn perfectionisme werd lamgelegd, mijn zelfbeeld is lager dan ooit.” Een ademteug: „Als ik deze strijd verlies, hoe kan ik dan nog meedoen in de maatschappij?”

Antwoord op die vraag blijft het college schuldig. Het ontslag was terecht omdat „opleidingsdagen” zijn gemist die „essentieel” zijn voor de versnelde opleiding, staat in de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang. Dat de student-werknemer daar niet aan kon voldoen, maakt haar niet geschikt voor de functie.

Marjolein blijft solliciteren, vertelt ze, maar „dit oordeel is een klap in mijn gezicht.” Door het economisch belang van arbeidsgehandicapten te ontkennen, sluiten werkgevers mensen buiten die niet thuishoren op een sociale werkplaats, maar die ook niet volledig kunnen meedraaien. „We zorgen te weinig voor elkaar.”