Als de zorg voor de verpleegkundigen te veel wordt

Werkdruk De zorg voor Covid-patiënten is erg belastend voor verpleegkundigen, stelt een promovendus. Ook buiten de IC kan de zorg te zwaar worden.

Jamilla del Prado (29) stopte als verpleegkundige.
Jamilla del Prado (29) stopte als verpleegkundige. Merlijn Doomernik

Nederland heeft 400.000 verpleegkundigen en verzorgenden: mensen die werken in ziekenhuizen, verpleeghuizen of in de thuiszorg. En van die groep zit 10 procent, zo’n 40.000, ziek thuis. Bianca Buurman, voorzitter van beroepsvereniging voor verpleegkundigen en verzorgenden V&VN, somt de sombere cijfers in hoog tempo op. Op sommige intensive cares is 20 procent van de verpleegkundigen uitgevallen. Ze zijn ziek, overwerkt of gestopt.

Vorige week reageerde de beroepsvereniging met „enorme teleurstelling” op het coalitieakkoord. De vier coalitiepartijen willen dat werken in de zorg aantrekkelijker wordt, zegt Buurman, maar ze trekken er geen extra geld voor uit. „We lopen 6 procent achter op de salarissen in de publieke sector.”

Dat terwijl de vraag naar extra zorg toeneemt. En met de uitval wordt de druk op de overblijvers alleen maar hoger.

Hoeveel tijd kost de familie?

Hoe hoog de werkdruk voor verpleegkundigen precies is en hoe zij die druk zelf ervaren, onderzocht Marga Hoogendoorn, expert op het gebied van verpleegwetenschappen. In februari promoveert zij aan de Universiteit van Amsterdam op een onderzoek naar de „zorgzwaarte” op de intensive care.

Hoogendoorn, voorheen zelf IC-verpleegkundige en nu manager bij de vakgroep anesthesiologie en intensive care van het Isala ziekenhuis in Zwolle, deed al vóór de crisis onderzoek naar de werkdruk met intensivist Jan Jaap Spijkstra (Amsterdam UMC). Toen al was er sprake van „een verontrustend tekort” aan IC-verpleegkundigen. De afgelopen twee jaar tekenden de problemen zich nog scherper af.

Op de intensive care, waar de ziekste patiënten terechtkomen, is de zorg ingrijpend en vaak technisch. Hier worden patiënten in leven gehouden en nemen artsen en verpleegkundigen beslissingen over het voortzetten of het beëindigen van een behandeling.

Op de IC‘s zijn de ‘lichtere’ patiënten verdwenen. Covid-patiënten vragen allemaal veel zorg

Om de werkdruk te bepalen, maken ziekenhuizen gebruik van modellen die inschatten hoeveel tijd een handeling kost. Voor de studie van Hoogendoorn werd in acht ziekenhuizen opnieuw geklokt: hoeveel tijd kost het om een patiënt te verzorgen die aan de beademing ligt? Hoeveel minuten besteedt een verpleegkundige aan de familie, en hoelang duurt het wassen van een patiënt?

Hoogendoorn zag dat de tijd die voor taken nodig is, is veranderd. Ze zag een plafond in de werklast die verpleegkundigen aankunnen. Te lang pieken vergroot de kans op een burn-out.

Daarnaast, ontdekte Hoogendoorn, vinden verpleegkundigen een taak zwaarder als een patiënt ernstiger ziek is. Hoogendoorn: „Als je een kwartier met een ernstig zieke patiënt bezig bent, kan dat veel meer impact hebben, dan een kwartier zorgen voor een patiënt die wel weer beter wordt. Terwijl je precies dezelfde handelingen verricht.” En ook wie de patiënt is, kan uitmaken, zegt Hoogendoorn. „De zorg voor een jonge patiënt met een ernstige bloedvergiftiging of een zwaar trauma kan voor een verpleegkundige bijvoorbeeld als emotioneel zwaarder worden ervaren dan de zorg voor een oudere patiënt zonder uitzicht op herstel. Een patiënt van wie de familie zegt, het is goed zo.”

Lees ook: Dreiging ‘zorginfarct’ houdt aan: opleidingen leveren te weinig nieuw personeel

En dat is precies wat deze coronacrisis typeert. Heel veel ernstig zieke patiënten, van wie een deel relatief jong is, en die plotseling hard achteruit kunnen gaan. „De zorgzwaarte” van een Covid-patiënt is volgens Hoogendoorn zo’n 10 tot 15 procent hoger dan van een gemiddelde IC-patiënt. „Extra belastend zijn de beschermende maatregelen. Verpleegkundigen lopen volledig verpakt rond. Dat is lichamelijk zwaar. Maar het zit ook de zorg in de weg. Je kunt je voorstellen dat als jij een patiënt of zijn familie begeleidt in de laatste fase, dat het dan helpt om een gezichtsuitdrukking te laten zien.”

Mix van patiënten

Een „doorsnee intensive care” heeft een mix van patiënten, zegt Hoogendoorn. Patiënten die veel zorg nodig hebben en mensen die na een operatie snel naar een andere afdeling gaan. Wat nu knelt: de „lichtere” patiënten zijn verdwenen. Op een Covid-IC vragen álle patiënten veel zorg.

Jan Jaap Spijkstra ziet hierin een argument om niet alleen naar het aantal bedden per verpleegkundige te kijken – nu de norm voor de IC. Hij pleit ervoor te kijken naar de zorg die een patiënt nodig heeft. „Het aantal patiënten waar een verpleegkundige zorg voor draagt, hangt af van de tijd die er voor een patiënt nodig is.”

Jamilla del Prado (29)

‘Ik voelde paniek, overmacht en verdriet’

De 29-jarige Jamilla del Prado kwam al op haar vijftiende in de zorg terecht, via vakantiewerk. Eerst als verzorgende van ouderen, na interne opleidingen als verpleegkundige in verpleeghuizen en het ziekenhuis. In april van dit jaar nam ze ontslag: „Corona heeft me genekt.”

In het verpleeghuis waar Jamilla werkte, vertrokken collega’s omdat ze de werkdruk te hoog vonden. De gaten werden vooral opgevuld door tijdelijke krachten. „Zij kenden vaak niet de ‘ins en outs’ over de bewoners, waardoor de kwaliteit van de zorg achteruit ging. Neem bijvoorbeeld lichamelijke kwaaltjes waar je rekening mee hield bij het aankleden, zodat je de patiënt geen pijn deed.” De bewoners en hun familieleden spraken háár, als vaste kracht, dan aan op de verslechterde zorg.

Foto Olivier Middendorp

In 2020 zag Jamilla tijdens de eerste coronapiek negen van de dertien bewoners op haar afdeling binnen een maand sterven. Voor haar gevoel waren zij en haar collega’s het enige contact en aanspreekpunt voor de ouderen. „Bepaalde protocollen waren onmenselijk. Familie mocht niet op de afdeling komen. Soms werd een uitzondering gemaakt. Ik heb mensen letterlijk zien stikken door het virus. We hadden de middelen niet in huis om het sterven draaglijk voor ze te maken. De morfine kon er niet tegenop.”

Het waren traumatische ervaringen, zegt ze, die ze met weinig mensen kon delen. „Omdat je jezelf isoleert van de buitenwereld – want je wil je familie en vrienden ook niet besmetten – leef je in een soort bubbel waardoor het normaal lijkt wat er om je heen allemaal gebeurt. Totdat je eruit stapt.”

Jamilla dacht dat ze dit wel op eigen kracht kon afsluiten en verwerken, maar werd na een uitstapje met een oudere ineens overvallen door paniek. Ze begon te hyperventileren. „Ik voelde paniek, verdriet, onmacht en kreeg flashbacks.” Jamilla kon vijf maanden niet werken. De psychiater stelde PTSS bij haar vast.

De oud-verpleegkundige wilde niet meer terug naar het verpleeghuis, ze wilde met mensen werken die beter zouden worden. Dat werd een ziekenhuis in Den Haag. Maar ze kwam er gauw achter dat corona haar laatste beetje energie had opgeslokt. De werkdruk in het ziekenhuis, roosterperikelen en onregelmatige werktijden gingen haar tegenstaan.

Ze werd vaak ingepland voor maar één dag in het weekend, of ze kreeg op vrijdag een late dienst en op maandag een vroege dienst, waardoor er bijna niets van het weekend overbleef. Op vrije dagen moest ze vaak bijkomen van drukke diensten. En ruimte om vakantiedagen op te nemen als het haar uitkwam, was er niet. „Het kwam roostertechnisch nooit uit omdat er te weinig personeel was.”

Ook zegde ze privé-afspraken vaak af omdat ze moe was. „Ik denk niet dat iedereen beseft wat zorgpersoneel inlevert.”

Uiteindelijk ging ook de lage vergoeding meespelen. „Reiskosten werden minimaal vergoed, ik kon nooit op een rustig moment een kwartiertje eerder weg om de trein te halen. Er werd overal moeilijk over gedaan.” Waar doe ik het dan nog voor, dacht ze. Jamilla hield het niet langer vol en nam in het voorjaar van 2021 ontslag.

Van haar laatste jaren in de zorg moest Jamilla bijkomen. „Ik was op. Zowel geestelijk als lichamelijk. Mijn collega’s begrepen mijn ontslag, mijn teammanager reageerde onverschillig.”

Jamilla heeft geen spijt van haar keuze om te stoppen. Omdat ze de zorg toch wil blijven ondersteunen werkt ze nu voor zorgbemiddelingsbureau Prorences. „Ik heb meer rust en meer voldoening van mijn werk.”

Ria Blankers (64)

‘Ik mis zelfs het prikken van een infuus’

Eigenlijk wilde ze pas over drie jaar stoppen met werken, maar door corona voelde ze zich gedwongen eerder met pensioen te gaan. „Door mijn hartafwijking behoor ik tot de risicogroepen.”

Ria Blankers werkte 44 jaar als verpleegkundige. Eerst voor het Catharina Ziekenhuis in Eindhoven en de laatste 29 jaar in het Elisabeth-Tweesteden Ziekenhuis in Tilburg op de spoedeisende hulp (SEH).

In 2018 werd Ria geopereerd aan haar hart vanwege een klepafwijking. Ze herstelde goed, maar ze merkte dat ze het tempo op de SEH niet meer kon bijbenen. „Alles komt daar op snelheid aan: snel schakelen, snel kunnen lopen, snel beslissingen nemen. Ik werd trager dan mijn jongere collega’s.” Ria is daarom werk gaan doen waar ze fysiek niet snel moe van werd. Zoals het in kaart brengen van wat een patiënt nodig heeft aan zorg.

Foto Olivier Middendorp

Dit ging goed totdat het drukker werd door corona. „Er veranderde enorm veel.” Op een avonddienst in maart 2020, het moment dat de drukte in ziekenhuizen explodeerde door nieuwe corona-patiënten, vroeg Ria om een mondkapje. Die waren toen nog schaars. Een collega zei tegen mij dat die alleen bedoeld waren voor mensen die tot de risicogroepen behoorden. Voor hartpatiënten en mensen met obesitas. „Maar dat ben ik, dacht ik toen. Ik ben hartpatiënt. En ik loop risico.”

De gedachte dat Ria tot de risicogroep behoorde, kwam erg hard bij haar binnen. „Het voelde alsof iemand me met een hamer op mijn hoofd sloeg. Ik werd angstig en zenuwachtig.”

Ze heeft zich na die avond ziek gemeld.

Drie maanden lang heeft ze medicatie gehad voor haar angsten en zij heeft hulp bij een psycholoog gezocht. Samen met een coach heeft ze besloten te stoppen. „Ik was te kwetsbaar.”

Haar abrupte afscheid was voor Ria confronterend en verdrietig. „Zo had ik me mijn pensioen niet voorgesteld. Het voelde als een soort van falen. Ik had het gevoel dat, op het moment dat het op de spoedeisende hulp heel erg hard nodig was, ik mijn collega’s in de steek liet. Dat druiste in tegen alles wat ik altijd heb gedaan. Ik was er altijd. Ze hoefden me maar te bellen.”

„Ik mis mijn werk wel. Zelfs de simpele taken, zoals een infuus prikken. Maar het meest mis ik mijn vak; ik kan mijn kennis niet meer toepassen.”

Aan teruggaan denkt Ria niet. „Mijn gezondheid laat dit niet toe. Ik heb lang onregelmatige diensten gedraaid. Nu ik dit niet meer doe, gaat het een stuk beter, lichamelijk. Ik heb minder hoofdpijn.”

Ria is nu mantelzorger van een oom en tante. Daarnaast past ze op haar vier kleinkinderen.